Nederlandse taal en cultuur in het buitenland
Duitse leraren Nederlands weer in België.
In het kader van de lerarenbijscholing was er - dankzij de voorbeeldige samenwerking tussen het ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur te Brussel en het Landesinstitut für Curriculumentwicklung, Lehrerfortbildung und Weiterbildung in Noordrijnland-Westfalen - een groep van 21 onderwijsmensen onder leiding van dr. Scherer vanaf 26 tot 30 november 1979 in West-Vlaanderen. De Duitse gasten vonden een onderdak in De Panne.
De Duitse leraren leerden niet voor de eerste keer de Vlaamse gastvrijheid kennen. Reeds eerder brachten pedagogen uit Noordrijnland-Westfalen bezoeken aan instellingen van het onderwijs in het Nederlandstalige gebied van België. Maar ook omgekeerd: de Vlamingen kwamen reeds enkele keren naar Duitsland.
Dit keer begon de studieweek voor de Duitse leraren Nederlands met een lezing door de inspecteur-generaal H. Corijn over ‘De structuur van het voortgezet onderwijs in België’. Voor de historische achtergrond schetste hij de belangrijke rol, die de vrijheidsidee in de ontwikkeling van het schoolwezen in België speelde. Bijzonder diepgaand werden de Duitse gasten over het vernieuwd secundair onderwijs ingelicht.
Dan brachten de buitenlandse gasten een bezoek aan een atheneum in Oostende en woonden er twee lessen bij. De bedoeling was de methodes voor de behandeling van literaire en zakelijke teksten in de determinatiegraad van het secundair onderwijs te leren kennen. Vanzelfsprekend kwam na de lessen een intense discussie tot stand over de overeenstemmingen en verschillen tussen Duitse en Belgische onderwijsmethodes. Teksten van Boon en Lampo waren ook zonder twijfel de moeite van een gedachtenwisseling waard.
Maar de school in Oostende was niet de enige instelling, die op het programma stond. Want de volgende dag woonde de groep een les bij in een atheneum te Brugge. Een tekst over de begrippen ‘Nederlands’, ‘Hollands’ en ‘Vlaams’ en hun gebruik ook in het buitenland stimuleerde de Duitse bezoekers zo zeer, dat zij na de les nog een spontaan gesprek met de leerlingen over dit onderwerp hadden.
In de Rijksnormaalschool te Brugge werden de Duitsers uitgenodigd, om bij een lezing over poëzie in het basisonderwijs en in de observatiegraad van het secundair onderwijs aanwezig te zijn. De tweede-jaars-studenten toonden hun gasten, hoe zij leerlingen gedichten zoals Kasselkoeien (Gezelle), Bedreigde stad (Van Ostaijen) en Heerser (Marsman) wilden laten beluisteren.
Er volgde een uiteenzetting over didactische werkmethodes voor mondelinge tekstverwerking in het taalonderwijs door de heren Wilmots en Joosten van het Limburgs Universitair Centrum.
Met grote belangstelling zagen de Duitse leraren Nederlands een gesprek met de heer Deleu tegemoet. De meerderheid kende hem natuurlijk, omdat zij al lange tijd tot de lezers van ‘Ons Erfdeel’ behoren. Maar allen waren dankbaar, dat hij de tijd gevonden had naar De Panne te komen om hen, die in het buitenland pogen tot de verspreiding van de Nederlandse taal bij te dragen, te ontmoeten.
Een indrukwekkende belevenis was het voor allen zonder uitzondering, toen zij Hubert Lampo, de dichter en schrijver van het magisch realisme, mochten leren kennen. Hij verklaarde zijn Duitse luisteraars, hoe hij tot schrijver werd en hoe hij begon zijn roman De komst van Joachim Stiller te schrijven. H. Lampo beantwoordde geduldig de soms ingewikkelde vragen van zijn Duits publiek tot in de late uren - of waren het misschien reeds de kleine uren? In ieder geval was het een heel lang en boeiend gesprek.
Op de terugreis bracht de groep nog een bezoek aan het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven in Antwerpen.
Zeker gebeurt het niet vaak, dat een bijscholings- of studieweek zo een groot succes wordt. Wellicht draagt ook het feit ertoe bij, dat de Vlamingen in tegenstelling tot de mensen in Nederland zeer ‘taalbewust’ zijn. Zij hebben dagelijks met hun Nederlandstalig Vlaanderen en Franstalig Wallonië te maken en kennen ook de problematiek van hun ‘tweetalig’ Brussel. Het mag dus niet verrassen, dat zij ook iedere poging in het buitenland toejuichen om de Nederlandstalige cultuur te verspreiden. De cooperatie tussen de overheden in België en Noordrijnland-Westfalen heeft nu reeds een zekere traditie, die voor de samenwerking met andere landen als voorbeeld mag worden bekeken en die voordelig is voor beide kanten.
Jürgen Sudhölter, Rheda-Wiedenbrück.