een latere creatie zullen moeten wachten werd aan diverse oorzaken geweten (ziekte van soliste Lucienne van Deyck, tijdgebrek ...). Acht nieuwe creaties brengen is geen sinecure. Tijdgebrek zal dan wel ook de reden zijn voor enig gemis aan volledige afwerking. Het Mobiel Kamerensemble bestaat uit een reeks beroepsmusici van hoog niveau maar de groepering berust vooral op prive-initiatief en idealisme. Vandaar dat het aantal repetities noodgedwongen beperkt moest blijven. Het ensemble, dat een niet meer weg te denken rol speelt voor de hedendaagse muziek in Vlaanderen en zeker voor de hedendaagse eigen componisten, leeft nu reeds zo'n drie jaar grotendeels van steun van de BRT. Van ‘de staat’, die wel jaarlijks miljoenen overheeft voor andere gevestigde groepen, krijgt het ensemble alleen morele steun, zodat de groep zich al die tijd genoodzaakt zag talrijke opdrachten in binnen- en buitenland te weigeren. Voor het ogenblik gaat het gerucht dat het ensemble wegens toenemende financiële, fiscale en juridische problemen zal worden ontbonden.
Terug naar Hugo Claus. De acht composities gaande van Karel Goeyvaerts (1923) tot Georges de Decker (1951) boden vanzelfsprekend een uiteenlopende diversiteit. De repetitieve stijl kwam aan bod in Omtrent H.C. voor 8 blaasinstrumenten van Frans Geysen (1936), zij het dan niet helemaal consequent volgehouden. Peter Beyls (1950) stond met Patterns for H.C., uitgevoerd op twee vibrafoons, veel dichter bij de langdurig doorgetrokken repetitieve composities van Steve Reich, het grote voorbeeld terzake. Ook André Laporte (1931) had zijn compositie gebouwd op de ‘noten-letters’ uit de naam Hugo Claus (H-G-C-A-Es zijnde si-sol-do-la-mi mol voor een kort, maar mooi blaaskwintet getiteld Variaties op een akkoord met de gereciteerde tekst De hese nacht uit Oostakkerse gedichten. Lucien Goethals (1931) illustreerde vier gedichten uit Paal en Perk voor mezzo en ensemble in een meer punctuele schrijfwijze met een eerder grillig uitgetekend melodisch verloop. Algemene hilariteit ontstond bij een stukje muziektheater van Georges de Decker die in Omtrent HeeCee een contrabas, tenortrombone, basklarinet, tape en dirigent, verspreid over de podiumruimte, enkele gekke, muzikale (?) streken liet uithalen. Uiterst knap werk leverde Wilfried Westerlinck (1945) met Carillon voor 10 instrumenten en slagwerk, een enthousiasmerende compositie die hopelijk langer zal meegaan dan die eerste creatie. Karel Goeyvaerts zorgde in Claus-ule voor expressieve muzikale commentaar bij het gereciteerde Bericht aan de bevolking en Jan Segers (1929) componeerde een werk dat de hele gamma van hedendaagse speeltechnieken voor de contrabas demonstreert, nl. Dragon Flies voor contrabassolo.
Recitant Loet Hanekroot, mezzo Lucienne Van Deyck, contrabassist Maurice Aerts, de musici van het Vlaams Mobiel Kamerensemble en uiteraard de genoemde componisten maakten deze avond wat betreft muziekcreërend Vlaanderen tot een waardevolle gebeurtenis.
In Studio IV concerteerde op 5 maart het Filharmonisch Orkest van de BRT onder leiding van Fernand Terby. Naast de wereldcreatie van de zesde symfonie van Marcel Poot (gaaf werk dat getuigt van innerlijke bewogenheid en grote muzikaliteit) en de uitvoering van het Tweede pianoconcerto van Prokofjev was ook Dirk Vermeulen er te horen in het vioolconcerto van Chatsjatoerian. De vergelijking met punt I uit deze rubriek dringt zich dan ook op. Hoofdzakelijk lofwoorden deze keer. In tegenstelling tot wat het Nationaal Orkest presteerde, weet Fernand Terby de musici van het Filharmonisch Orkest van de BRT voort te stuwen in de nerveuze ritmiek van Chatsjatoerian zonder dat daarbij de slordigheden zich aaneenrijgen. De verschillende orkestgroepen blijven overal evenwichtig gedoseerd, tempoen volumedynamiek wordt met de gepaste spanning weergegeven. Was het vlugge tempo in de aanvangsmaten wellicht oorzaak van enkele kleine slippertjes, dan bracht Dirk Vermeulen daarna een accurate vertolking met allure. De slotcadens van het eerste deel was een verbluffend staaltje van de vereiste technische bravoure gekoppeld aan een uitpuren van de muzikale waarde ervan.
Hendrik Willaert.