Canapé van Diderik Wagenaar.
Van Diderik Wagenaar kende ik een werk voor het Hoquetusensemble van Louis Andriessen in sterk experimentele stijl (minimal music-invloeden). Maar ditmaal pakte hij in opdracht van het Rondom Kwartet (George Pieterson, klarinet, Vera Beths, viool, Anner Bijlsma, cello en Reinbert de Leeuw, piano) op wel heel andere wijze uit! Onbeschaamd romantisch!
In februari presenteerde dit markante ensemble een quasi-1900-muziekstuk. Met alle stijlelementen inderdaad van de muziek uit die oververhitte laat-romantische periode. De titel, aldus de componist, ‘verwijst naar een log meubelstuk zoals dat rond de eeuwwisseling de salons sierde’, maar hij beoogde geen persiflage, geen kritiek of iets van dien aard. Een apotheose van de laatromantiek zonder de doorgaans in zo'n geval ingelaste dubbele bodem.
Het eerste deel begint veelbelovend, heroïsch-opgeblazen en onstuimig-dringend, maar na een poos is het allemaal te voorspelbaar. Het laatste deel (Blumentraum) heeft weer iets van die bezetenheid van het begin, maar is veel te uitgesponnen en komt maar niet tot een eind.
Je begint je af te vragen wat die rage in neo-romantiek te betekenen heeft. Peter Schat haalt er Beethoven bij door te wijzen op ‘het’ symfonie-orkest, ‘het’ monument en komt ook nog tot broederschap-tendensen, zodat hij bij wijze van spreken niet meer onder de grote toonheld van weleer uit kan.
Reinbert de Leeuw schreef zijn groots opgezette orkestwerk Abschied onder die veelbetekenende titel: een afscheid van de laat-romantiek dan weer.
Maar al die terugblikken en al dat afscheidnemen krijgt zo langzamerhand iets dwangmatigs. En Wagenaar komt niet meer met een smoes...
Ernst Vermeulen.