Ons Erfdeel. Jaargang 23
(1980)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdNederlandstalige auteurs in Vlaamse theaters.Een panoramisch repertoire-overzicht van 1978-'79 en 1979-'80. Hoe komt het dat de theaters in Vlaanderen zo weinig werk van Nederlandstalige auteurs programmeren? Is er misschien een tekort aan toneelschrijvers? Of zijn hun stukken, op enkele na, zo slecht dat ze door de gesubsidieerde gezelschappen liefst niet gespeeld worden?
Dit zijn vragen die nog steeds geregeld in toneelkringen gesteld worden. Hoewel uit een recente studie over vormingstheater blijkt, dat in de laatste 10 jaar ‘zeer veel’ oorspronkelijk Nederlandstalige werken geschreven en gespeeld werdenGa naar eind(1). In dit klein bestek willen we even nagaan hoe groot precies het aandeel is van Nederlandstalig toneelwerk in het repertoire van het voorbije en huidige theaterseizoen in Vlaanderen. Het gaat hier beslist niet om waardeoordelen omtrent intrinsieke kwaliteiten van het dramatisch oeuvre (een aantal stukken moeten op dit moment immers nog gecreëerd worden) of om een thematische benadering, maar enkel om vaststellingen en eventuele conclusies. | |
Nieuwe creaties.Voor sommigen is het wellicht verwonderlijk vast te stellen dat in de omschreven periode het aantal creaties door beroepsgezelschappen van nieuw Nederlandstalig toneelwerk toch om en bij de dertig ligt. Het ruime terrein van het vrijetijdstoneel is minder makkelijk te overzien. Maar in 1978-'79 alleen werden door amateursgezelschappen alvast 28 nieuwe stukken van Nederlandstalige auteurs gecreëerdGa naar eind(2). Daar kunnen we nu niet verder op ingaan.
Het mag wel vooraf gesignaleerd worden dat het Nieuw Vlaams Toneel De Waag Antwerpen, dat enkel werk van eigen bodem speelt zeven van de dertig produkties voor zijn rekening neemt. Het typisch kinder- en jeugdtoneel even terzijde gelaten, ziet de lijst der stukken, geclasseerd per auteur, er als volgt uit. Tussen haakjes vermelden we de | |
[pagina 287]
| |
groep die de creatie bracht/brengt. Eddy Asselbergs (De eersfe dag, KNS, creatie 2e versie), Johan Boonen en Mare Bober (De blijde intrede van Christus in Brussel, KVS), Jan Christiaens (Het vreemde wereldje van Jacqueline, Fakkel), Pieter de Prins (Café glacé, NVT), Eddy de Vries (De eenzame moordenaar, EWT), Willem H. Famee (= W. Fabry & H. Meert, Sleutel op de deur, KVS), Leo Geerts (Ulrike, een antieke tragedie - een muziekdrama - en Vrij België, beide NVT), Rudy Geldhof (Katanga Diane, De Kelk en Winnaars en Verliezers, NVT / Vertikaal / De Kelk), Herwig Hensen (Freiherr von Münchhausen, KNS), Jos Houben (Adriaantje, EWT), Paul Koeck (In naam van Oranje, NVT en Poging tot vestiging van een nieuw wereldrecord, EWT), Leo Rozenstraten (Gevraagd: werkster voor halve dagen - mini-musical -, RVT), Pierre Soetewey (Een avond in november, KVS, creatie 2e versie), Alice Toen (Trouwen is houwen, JTW), Luk van Brussel (De oorringen van de knotse Prins, NVT) Walter van den Broeck (Tof nut van 't algemeen, MMT), Piet van Lishout (Vijf vrouwen en een zwam, EWT), Herman Van Veen (Ik zou nog maar een tegenstander hebben, Arena), André Velghe (De Kreeft, WTAK), René Verheezen (De caraïbische zee, NVT). Wat het kinder- en jeugdrepertoire betreft, is het aandeel van anderstalig werk bepaald groot. Nieuwe eigen bijdragen zijn: Frans Ceusters (Clown August zoekt werk, ETA), Jopie Coolen (Vuil-volk, BKT), W.H. Famee (De knalzoeker, JTW) en Liva Willems (Hoera! 't Is raak!, KJT). Tot slot is er nog auteur Romain Deconinck. Ergens tussen het professioneel en liefhebberstoneel neemt zijn ‘teater voor het volk’ (Minardschouwburg) al jaren een aparte plaats in. Met zijn teksten distantieert hij zich van revue en sketchmatige komiekenshows. Zijn jaarstukken zijn: Kom bompa en Mijn ma is ook agent. | |
HernemingenNaast de nieuwe staan nog een 20-tal oudere titels op de affiche van stukken die doorgespeeld worden of niet meer aan hun eerste enscenering toe zijn. Tony Beeghs (-Marcel Debie, Jan zonder vrees, KJT), Tone Brulin (Kon-tiki, NJT), Jan Ceuleers (De man van Daraudoux, T19), Jan Christiaens en Walter Tillemans (De droom van zotte Rik, KNS), Hugo Claus (Thuis, WTAK en KNS), Mireille Cottenjé en Gerd de Ley (Straks is allang voorbij, Vrije Produkties), Peter de Baan (Het Verhoor, Malpertuis), Dimitri Frenkel Frank (Bitter Lemon, MMT en Bedden, Korre), Rudy Geldhof (Het souper, NVT en Kroonteater-Podium), Erwin Penning (Autopsie van een keizer, T19), Alice Toen (Vodden en benen, JTW), Walter van den Broeck (Greenwich, Korre), Joost van den Vondel (Joseph in Egypten, Malpertuis/Arca en Faëton, HIDK), Bert Verbist) Pietro Pauolo uit Antwerpen, KJT), René Verheezen (Hoera Doornroosje, KJT en 7 Manieren om aan de kant te blijven, NVT), Liva Willems (Twee ogen zo blauw, Fakkel). Tenslotte ook nog wat openluchttheater (zomertheater): Gloriant (Bent) en Het spel van de ketellapper (Arca), geschoeid op middeleeuwse leest. Opmerkelijk is dat bij die ca. 50 stukken (creaties en hernemingen) Nederland in erg geringe mate vertegenwoordigd is. Zeg maar: te verwaarlozen. Behalve vadertje Vondel (2x) is er slechts Dimitri Frenkel Frank (2x), Peter de Baan (van Sater, Amsterdam), Herman Van Veen (voor Arena) en Jopie Coolen (voor BKT). | |
Dramatiseringen van Nederlands materiaalAl de tot hier toe genoemde produkties betreffen oorspronkelijk als toneel geconcipieerd werk. Een toneelauteur (en/of regisseur) kan zich echter ook toetsen aan bestaand taalmateriaal, en daar een heel nieuwe eenheid van maken, een dramatische ‘reconstructie’. Wat hier in de eerste plaats in aanmerking komt, zijn dramatiseringen van Nederlandstalig literair proza. In 1978-1979 en 1979-1980 staat L.P. Boon aan de top. De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat (Ivonne Lex, TIL) en Priester Daens (Frans Redant en Walter Moeremans, NTG) worden voor het eerst als toneel opgevoerd. Menuet (Pieter de Prins en Walter Moeremans) en De bende van Jan De Lichte (Pieter de Prins) worden hernomen, respectievelijk door Kroonteater-Podium en Pact. Het reservaat van W. Ruyslinck (Boudewijn Vander Plaetse, Vertikaal) werd vorig jaar doorgespeeld en beleeft dit seizoen een nieuwe bewerking door Paul Celis en Jos van Gorp (Meir/ETA). Net als Het reservaat van Vertikaal overschrijdt Jan Rap en z'n maat van de Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls, naar haar eigen roman, nu al de grens van de 100 voorstellingen (MMT). Bent brengt een redevoering van Frederik an Eeden op toneel: Waarvoor werkt gij? E. Claes' Het leven en de dood van Victalis van Gille (Jos Houben) wordt door het RVT opnieuw gespeeld. Verder programmeert het EWT een bewerking door Gerd de Ley van Een man te veel van Albert van Hoeck, en het NVT een toneelversie van Karel ende Elegast (Rafaël Vandermeerschen). Met De vier Aymijnskinderen voert het Speeltheater de jeugd naar de middeleeuwen terug. Hierbij vermelden we nog Leo Rozenstratens transpositie tot muzikale klucht (een herneming, RVT) van De Hooveerdigheyt, al geldt het hier in feite een oorspronkelijk toneelstuk van de 17e-eeuwse Antwerpenaar Willem Ogier. | |
Bewerkingen van buitenlands materiaalHoe goed dialoogschrijver men in feite bij het vertalen van to- | |
[pagina 288]
| |
neel ook moet zijn, toch vallen vertalingen van buitenlands toneelwerk hier buiten ons opzet. De grens tussen vertaling en ‘bewerking’ is echter niet altijd zeer duidelijk. Het begint bij kleine klemtonen die in het hertaalwerk bewust verlegd worden, en het eindigt in een ‘ontlenen van grondstof’ tot iets heel nieuws. Het vakmanschap van de toneelschrijver openbaart zich hier - net als bij de dramatisering van proza - taalkundig en toneeltechnisch in het herstructureren, transponeren, actualiseren, ironiseren... Bij het aankondigen van produkties wordt met de termen ‘vertaler’ en ‘bewerker’ nogal eens gegoocheld. Een overzicht geven van creatieve ‘bewerkingen’ is dan ook delicaat en zeker onvolledig.
Johan Boonen neemt Medea van Euripides (KVS) en het Oidipoesgegeven (Arca) voor zijn rekening; het laatste in samenwerking met F. Beukelaers. Mijnheer Karel (Qualtinger en Merz) wordt door Rudy Geldhof naar de Vlaamse realiteit geactualiseerd (De Kelk/Malpertuis). Vertalerbewerker van American Buffalo (D. Mamet) is Walter van den Broeck: Nen Belgische Leeuw (Raamtheater). Van dezelfde auteur transponeert hij A life in the Theatre tot Een leven lang theater (Raamtheater). Voor zijn TIE 3 creëert Tone Brulin het Indonesische Kapai-Kapai of Motten. Van Hosanna, van de Frans-Canadese auteur Michel Tremblay maakt Eddy Asselbergs een Antwerpse versie (Fakkel). Walter Ertvelt puurt voor Arena een nieuw muzikaal schouwspel uit De stomme van Portici (E. Scribe). Mia Meijer en Gerardjan Rijnders (NI.) gebruiken o.m. de Duitse ‘Memoires van een zenuwzieke' van D.P. Schreber voor hun toneelstuk Schreber (NTG). Verder baseert Alice Toen zich o.m. op Goethe voor haar Egmont (JTW), en het ETA op Sophocles Anouilh voor een Antigone-project: Ik wil niet begrijpen. Beide laatsten viseren hiermee vooral scholieren. Regisseur Jo Gevers bewerkt De vos van D.H. Lawrence voor toneel (Arca) en reconstrueert Hamlet (Malpertuis). Hetzelfde doet Jan Devos met Escuriaal van Michel de Ghelderode (NTG). Guido Lauwaert reduceert Macbeth (met hulp van F. Beukelaers) en Don Quichot tot twee personages. | |
Collectief tekstwerkMet de laatste voorbeelden wordt duidelijk dat de correlatie tussen schrijver, regisseur en acteur soms zo hecht wordt, dat de functies veel minder scheidbaar worden. Sommige theaterformaties leveren stukken af als produkten van een collectieve onderneming. Tekst en vormgeving groeien dan samen uit een theaterproject. In zulke gevallen zijn de verschillende inspiratorische impulsen (i.v.m. taal, spel, concept) veel minder sterk determineerbaar. Hier is de positie van de schrijver niet meer die van ‘los buitenstaander’, die tekst aanbrengt die door anderen moet ‘uitgevoerd’ worden. Zo is Ophelia, een bespiegeling o.m. gezamenlijk tekstwerk van Arca, dat zich over theater bezint. Ook de werkvoorstellingen van Studio H. Teirlinck (HIDK) gaan soms in die richting: Somewnaf, something, someone, somewhere, someway, sometimes: 6 (spelleiding François Beukelaers). Vrijwel al de stukken die vormingsgroepen als Het Trojaanse Paard en Tentakel brengen, zijn ook tekstueel gegroeid vanuit de hele equipe, en zijn sterk publiekgericht. Het Trojaanse Paard heeft op het programma: Een dag uit het leven van Martha Koenen; Wisselstuk; Zij bezaten alles in gemeenschap (o.m. Paul Koeck); Rosa vertrekt; Vergeet niet te leren; Vrouwenlandschap; en Ik ben niet gek, ik ben kwaad, een Vlaamse versie van wat Sater in Amsterdam creëerde. Tentakel betrekt vooral ‘jongeren en jong-volwassenen’ bij zijn ondernemingen: Zout op onze gemeenschappelijke staart; Ik sta alleen; Hoe Richardje opgroeide van mindere tot meerdere (een musical); en Wetenschap, meesterschap of van toeter tot komjoeter en De kern van de zaak. Nog consequenter in die zin werkt Eva Bal, die de kinderen zelf het ‘stuk’ helpt ‘schrijven’ en realiseren. Zo ontstaan Tijdelijk geschift (BKT, Speeltheater) en de kindermusical Spring. Een ander stuk participatietheater voor kinderen is Ik wil de grootste zijn door de groep Stekelbees. Het KJT tenslotte werkt collectief aan De aard van het beest. | |
Cabaret-TheaterHiermee belanden we volop in de omgeving van het cabaret. Naast groepen die uitgesproken cabaret of sketchen-revues brengen, treft men ook een aantal realisaties aan van theatergroepen die heen en weer schuiven op cabaret en toneel. Zo schrijft Bert Verhoye voor zijn Zwarte Komedie: Ulrike in Wonderland; Een Belgische avond - une soirée belge; Ivo's Rariteitenkabinet (samen met Ivo Pauwels); en Kruis of munt, bericht uit de katakombe. TIL brengt Cabartil 3, met teksten van o.m. Michel van der Plas. De nog zeer jonge Theaterwerkgroep Salu speelt Klowns? (Sam Bogaerts) en Dabaret Salu brengt Ik ben soms van gisteren (S. Bogaerts en L. Vandervorst). | |
Poëzie-TheaterVoor poëzie-theater ten slotte levert Hugo Claus de basisstof voor Claustrofobie (door Bent doorgespeeld), Claus on the rocks (roek-musical, Arena) en Jan zonder Vrees (met Wannes van de Velde), een vrije produktie die het midden houdt tussen show, liedspektakel en monodrama. Herwig Hensen doet hetzelfde voor Tussen God en worm, een poëziespektakel voor scholen, door de Zwarte Komedie gepland. Geïnspireerd door | |
[pagina 289]
| |
poëzie van Vondel is Malpertuis nog op reis met Suite, sonate en sonnet. Misschien lijkt dit overzicht onverwacht overrompelend. We hebben hier zelfs nog geen melding gemaakt van auteurs van radiospelen en tv-drama's. Ook voor poppentheater, dat in de grote dramaturgische context steeds meer ‘au sérieux’ wordt genomen, wordt heel wat geschreven. We mogen inderdaad niet mopperen. Nuchter bekeken moeten we echter vaststellen dat, verspreid over de ruim 30 gesubsidieerde gezelschappen (erkend op grond van het theaterdecreet), dit aantal toch maar neerkomt op gemiddeld zowat een eigen toneelwerk per groep en per speeljaar. Het is duidelijk dat nog altijd veel kan gedaan worden om enerzijds ‘de vorming van dramaschrijvers’ (!) te bevorderen en anderzijds de doorstroming van eigen werk naar de gezelschappen te stimuleren, teneinde aan onze dramaturgie een eigen gezicht te geven. Aan dit belangrijk feit gaan recente publikaties niet voorbijGa naar eind(3). En voor de Vereniging van Vlaamse Toneelauteurs (VVT) is er zeker nog veel werk aan de winkel.
Fred Six. |
|