Ons Erfdeel. Jaargang 23
(1980)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 278]
| |
hoofding Les Flandres au pavillon de Flore. Deze titel die weliswaar wijst op de félle naklank van ‘les Flandres’ als kunsthistorisch begrip, was eigenlijk niet helemaal juist, vermits het ging om een tentoonstelling van Vlaamse én Hollandse schilderijen (tableaux flamands et hollandais) in een paviljoen - le pavillon de Flore - van het Parijse Louvre-museum.
Deze expositie was interessant, vermits ze een 80-tal doeken toonde, grotendeels uit de reserves van het Louvre: o.m. de Drinkster van Pieter de Hooch, uit de collectie Rotshild en het Titusportret van Rembrandt, uitgeleend aan het Amsterdamse Rijksmuseum sedert 23 jaar.
Eigenlijk was de hogergenoemde tentoonstelling georganiseerd met een bijbedoeling. Ze moest dienen om de aandacht te vestigen op een zeldzame gebeurtenis in de museumwereld, namelijk het verschijnen van een geillustreerde catalogus, uitsluitend gewijd aan de schilderijen van de Hollandse en Vlaamse meesters, in het bezit van het Louvre. De juiste titel van de catalogus luidt: Catalogue sommaire illustré des peintures du Musée du Louvre-Ecoles flamande et hollandaise.
De uitzonderlijke betekenis en de noodzaak van deze publikatie wordt duidelijk wanneer men weet dat het 57 jaar geleden is dat er een catalogus (werk van Louis Demonts in 1922) verscheen over de Vlamingen en Hollanders in het Louvre, dat de verzameling ondertussen met nagenoeg 300 werken werd aangevuld en dat voor de eerste keer àlle schilderijen worden afgebeeld in zakformaat. Dat is geen kleine onderneming geweest, want het Hollands-Vlaams ensemble in het Louvre omvat niet minder dan 1.152 schilderijen, waarvan er een 400-tal geregeld geëxposeerd worden. Het zal voor velen een verrassing zijn dat de Lage Landen in het Louvre zo ruim en zo kwalitatief sterk vertegenwoordigd zijn. Dit wordt in de catalogus door de samenstellers Jacques Foucart en Arnauld Brejon onderstreept (tegenover de 1.152 doeken van Vlaams-Hollandse herkomst kan het Louvre er... slechts 800 van de Italiaanse school stellen) en er wordt aan toegevoegd dat een rehabilitatie zich opdringt, aangezien de Vlaamse en de Hollandse schilders in het Louvre niet meer de plaats innemen die ze verdienen.
Het is begrijpelijk dat de nieuwe catalogus een massa aanwijzingen, aanvullingen en wijzigingen bevat, die hem een méérwaarde toekennen ten opzichte van alle publikaties die voorheen over hetzelfde onderwerp het licht zagen. Van de 1.150 schilderijen werden er meer dan 300 gevonden waarvan de toeschrijving diende gewijzigd, slechts 70 blijven er over waarvan men de herkomst niet weet. Men heeft alle schilderijen opnieuw nagemeten, hun toestand onderzocht, de titels herzien, handtekeningen en data gecontroleerd, wat tot verrassingen en ontdekkingen heeft geleid. Zo bleek o.a. een werk van een onbekende meester een Van Ostade te zijn.
Men is er tevens in geslaagd een hele reeks werken te recupereren die verloren hingen in kastelen, ministeries, officiële gebouwen en zelfs in de reserves van de musea. Die werken waren vaak niet eens gecatalogiseerd, terwijl van andere alle gegevens ontbraken. Op die manier heeft men, tussen de afgedankte stukken, een doek teruggevonden van de Amsterdammer Lambert Sustris, rechtstreeks afkomstig uit de verzameling van Louis XIV. Zo ontdekte men, tussen de anonieme Italianen in slechte staat, het werk ‘Hercule et Omphale’ van de hand van Rubens en eens in het bezit van de hertog van Orléans. Aan de lijst der 1.152 werken in de catalogus beschreven en afgebeeld, werd een zestiendelige index toegevoegd, die een verdere rijkdom aan informatie biedt. Dank zij deze index krijgt men een overzicht van de doeken die met een veranderde toeschrijving werden bedacht. Daarnaast is er een opsomming van de schilderijen die aan andere scholen werden toegeschreven en uiteindelijk van Vlaamse of Hollandse meesters bleken te zijn, terwijl men van de weeromstuit eveneens de werken aanduidt die verkeerdelijk tot ‘les Ecoles du Nord’ werden gerekend.
Dat is niet alles. Achteraan de catalogus worden al de ‘depots’ van het Louvre vermeld, is er een tabel die een vergelijking toelaat met de (foute) gegevens van de vroegere catalogi, vindt men alle details over de herkomst en de vroegere eigenaars der schilderijen, wordt de technische kant belicht en is er een klassering (iconografisch) per onderwerp. Een reuzewerk. Er is nog iets curieus aan de nieuwe Louvre-catalogus. Aan de ene kant is er geen opgave van de werken van Van Dongen en Van Gogh, want die heeft men doodgewoon een etiket ‘école française’ opgeplakt. Aan de andere zijde blijkt men er geen graten in te vinden het werk van Walen als Rops, Marcette en Motte en van Franstalige Brusselaars als Gilsoul, Stevens e.a., - allen behorend tot de sfeer van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, - onder een Vlaams-Hollandse, mogen we zeggen Groot-Nederlandse noemer te plaatsen. Zonder nadere toelichting. Of die wijze van toeschrijving door iedereen zal aanvaard worden, valt te betwijfelen, al is er meer dan één voorgaande. In vroegere eeuwen werd de Dinantees Joachim Patenier (1480-1524) als één van de belangrijkste... Vlaamse Primitieven op het gebied van het landschapsschilderen voorgesteld. En dan spreken we nog niet van | |
[pagina 279]
| |
Rogier de la Pasture, alias Rogier van der Weyden.
Jan D'Haese. |
|