behandeling wat het baccalaureaat betreft, een tekort aan geschoolde leerkrachten, lacunes op elk onderwijsniveau maken het de gewesttalen moeilijk. De vigerende bepalingen - of moeten we ze soms gunstmaatregelen noemen? - kunnen dan ook nauwelijks in de praktijk omgezet worden. De ruimte beschikbaar voor radio- en televisieuitzendingen in de regionale talen valt eveneens magertjes uit. Enkel het Baskisch en het Bretoens hebben in beperkte mate de belofte van 1969 - waarbij 3 talen w.o. het Nederlands gediscrimineerd werden - werkelijkheid zien worden.
Aan de obstakels die de toepassing van de reeds bestaande wetten onmogelijk maken, aan de ongelijke behandeling van de talen in kwestie, aan deze linguïstische anarchistische toestand dient een einde gemaakt te worden. Een coherente politiek van de Franse staat ten aanzien van het nationaal patrimonium dat zijn minderheden representeren, dringt zich op.
De artikels bepalen dat het onderwijs van de gewesttalen en -culturen vanaf het lager onderwijs voorzien en op alle onderwijsniveaus geïntegreerd moet worden. Er wordt ook aangedrongen op een waardige inschakeling van elke studie in het bestaande examensysteem. De opleiding van leerkrachten dient te stoelen op een adequate pedagogische basis. Een decreet moet de uitzendingen op radio en televisie in de regionale talen vastleggen. De zendtijd mag niet langer met mondjesmaat toegediend worden en de uitzendingen zelf moeten op gunstige tijdstippen geprogrammeerd worden. Artikel 9 ten slotte legt er nog maar eens de nadruk op dat de staat verantwoordelijk is voor het onderwijs en de ontwikkeling van de regionale talen en culturen. Subsidiair zullen de lokale instanties elk regionalistisch initiatief, elke authentieke manifestatie op dit terrein stimuleren.
Wat zal met dit voorstel gebeuren? Laten we ons geen illusies maken! Het betekent al heel wat dat een dergelijke tekst opgesteld wordt. Hierbij komt dat deze getuigenis van een mentaliteitsverandering in geen geval een halfslachtig, verbloemd gevalletje geworden is. Het vergt heel wat politieke lef om het centralisme van de Franse staat aan te vechten op een terrein waar hij zich nog meer dan elders aan zijn integriteit vastgeklampt heeft.
● Wat is de toekomst van ons industrieel patrimonium? Dit was het onderwerp van een regionaal colloquium dat onder de auspiciën van l'Office culturel régional op 11, 12 en 13 oktober 1979 te Rijsel een aantal historici, conservators, urbanisten en verkozenen samenbracht.
De regio wordt op 3 gebieden - nl. de mijn-, staal- en textielindustrie - geconfronteerd met de vraag wat er moet geworden van het industrieel erfgoed uit voornamelijk de vorige eeuw. Het patrimonium dat twee eeuwen industrie gelegateerd hebben, is niet alleen materieel belangrijk, maar vertegenwoordigt ook een stuk collectief verleden. Daarom moeten de sporen van dat verleden bewaard worden.
Interesse voor het begrip ‘industriële archeologie’ is in Frans- Vlaanderen niet meer nieuw. Er zijn reeds een aantal voorbeelden hoe men historisch waardevolle industriële bouwwerken o.a. door reconversie tegen verval kan beschermen. Het belangrijkste project geldt ongetwijfeld de spinnerij Le Blan te Rijsel. Dit gebouwencomplex wordt omgebouwd tot een leefruimte waarin woonruimten, winkels, een schouwburg, een cultuurcentrum, enz. voorzien zijn. De stedelijke instanties van Robeke en Toerkonje zijn bezig met gelijkaardige projecten. De bewijzen dat er iets gedaan kan worden zijn er. Blijft echter de vraag wat men moet of kan bewaren, op welke wijze men dit dient te doen en voor welke prijs.
● Het Centre Socio-Educatif van Hazebroek ontving op 2 en 3 november 1979 reeds voor de 3e opeenvolgende keer de Vlaamse Volkshogeschool. De eerste dag werd een balans gemaakt van de activiteiten van Menschen Lyk Wyder, was er een forum met de Frans-Vlaamse verenigingen en hield professor Henri Gobart, sociolinguïst aan de universiteit van Vincennes, een conferentie over de verdediging van de regionale culturen. De tweede dag was men aan een bezinning toe over de objectieven en middelen om de Frans-Vlaamse beweging verder te stimuleren. Een synthese van de werkzaamheden komt later van de pers.
● Eind januari werd bekendgemaakt dat het Ministerie van Nederlandse Cultuur te Brussel in het hart van de stad Rijsel een gebouw heeft aangekocht waarin een centrum voor Nederlandse cultuur zal ondergebracht worden.