Een der ‘grappen’ in ‘Een pak slaag’.
een lange film. Daar komt bij, dat de genoemde momenten weer niet zo indrukwekkend en meeslepend zijn, dat je de rest van het gezapig vertelde verhaaltje er door zou vergeten. Maar de momenten zijn er.
Ze zijn er, ten eerste, als uit de stilte van de beelden de gelaten wanhoop van een bijna demente oude man naar voren treedt, waarbij je voelt, dat er in het onderbewuste van de man een besef aanwezig is van zijn wrakkige ineenstorting. De uitstekend afgedempte triestheid in dit zielige besef wordt meebeleefd door de schoonzoon van de man; met haast woordloze gebaren trekt hij nog iets op van een beschermende behoedzaamheid. Dit moment zegt intrinsiek eigenlijk alles over de mens die deze schoonzoon, Hein Slotter (Kees Brusse), is: voor de rest de povere centrale figuur van de film.
Het tweede moment is een kortstondige droomsequens over een ontmoeting van diezelfde Hein Slotter met een huilend kind - een armoekind in een wrakkig wagentje, net als de man zelf omhuld door een blauwige nacht-wereld, gevuld met schimmige bomen en struiken, die in hun lijdzaamheid toch een beknellende nachtvrees in zich besloten houden. Het huilende kind is in de droom van Slotter een symbool van machteloos verdriet in hem zelf. Het geschrei is een verdrietig, pijnlijk maar tegelijkertijd toch ook bevrijdend geschrei.
De momenten zijn geplaatst aan het slot van de film, dat verder zakelijk kundig wordt afgewikkeld - met (voor de bioscoopbezoeker) voldoende compensatie voor de man Hein Slotter, die opeens zijn persoonlijke en sociale status positief bevestigd ziet.
Het verhaal van de film, zoals al gezegd, is ontleend aan een boek van Koolhaas, die ook met Dokter Pulder zaait papavers Haanstra's leverancier is geweest. Ik ken Koolhaas' roman niet, maar volgens horen zeggen zou de typologie erin nogal afwijken van die in de film. Maar, afgezien nog van het feit dat Koolhaas zelf het scenario uit zijn verhaal heeft getrokken, gaat het om de film, niet om het boek. En het filmverhaal is een zwak verhaal, met een zo zielige pointe, dat het zwaartepunt wel moest worden gezocht in een ‘leutige’, sterk afwisselende aaneenschakeling van losse anecdoten. Scènetjes binnen de omraming van één grote, alles samenvattende anecdote: hoe kunnen we een baas, die in een burgerlijk familiebedrijf tot een dominerende post is opgeklommen, bij zijn jubileum als president directeur van de zaak op zijn bek laten vallen? Jongens, dat wordt lachen geblazen.
De grote anecdote: de president directeur van een groot geworden kinderwagen-fabriek (hoe leuk) staat voor de viering van zijn 25-jarig leiderschap van de fabriek. De man, Hein Slotter, is in het bedrijf opgeklommen als protégé van de vroegere directeur- eigenaar, Slieps (Paul Steenbergen), een voorheen erotisch zeer actief man, nu oud en dement geworden, maar nog wel met vleugen geestelijke helderheid. Zijn zoon Kees (Eric Schneider) schijnt een nietsnut te zijn, die heftig jaloers is op de positie van Hein Slotter, die getrouwd is met een dochter van de oude Slieps, waardoor Hein Slotter ook een zwager is van Kees. Hein heeft - vage figuur als hij schijnt te zijn - weinig zin in de viering van zijn jubileum, maar als het dan zo nodig moet doorgaan wil hij, dat de oude Slieps, mits deze een moment van verstandelijke helderheid beleeft, hem op zijn feest zal toespreken. Je moet het zelf maar weten, zegt Kees, hopende op een fiasco. Hij wordt in zijn verwachtingen geholpen, omdat ergens uit het bedrijf vandaan - bij een employé die later bij een bedrijfsongeval de dood vindt - een verhaal is los gekomen, dat Hein Slotter als schooljongen ‘een pak slaag’ zou hebben gekregen van een medeleerling, de verongelukte employé. Grote gein, waar de hele fabriek van gonst. Kees is zo sluw om zijn half demente vader het verhaal in te fluisteren, waardoor op het moment van Slotters huldiging (ouwe Slieps heeft inderdaad een snel voorbijgaand moment