Muziek
De ontdekking van een andere Jef van Hoof.
Het is dan weer eens gebeurd! Jef van Hoof, één van onze prominente componisten uit de vorige generatie, heeft zijn herdenking gekregen, zelfs in meer dan één concert. Dat gebeurde naar aanleiding van de twintigste verjaardag van zijn overlijden op 24 april 1959. Nu kunnen de meeste van zijn composities weer opgeborgen worden in de archiefkaften, en daar veilig blijven rusten tot de volgende herdenking. Want zo vergaat het toch vele van onze componisten uit de oudere generaties. Wij kunnen het alleen betreuren dat zo weinig concert- en muziekverenigingen zich echt bekommeren om het eigen patrimonium in ruimere kring bekend te maken. Zeker voor een figuur als Jef van Hoof is dat wel bijzonder jammer, want wij zijn ervan overtuigd dat zijn muziek meer bezit dan alleen wat historische waarde. Terecht heeft Luc Leytens ooit geschreven, dat ‘Jef van Hoof een van onze meest merkwaardige toondichters is geweest en een van de zeldzamen die bij brede massa's populair kon worden zonder toegevingen te moeten doen aan minder goede smaak’.
Jef van Hoof werd te Antwerpen op 8 mei 1886 geboren. Hij studeerde aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van zijn geboortestad o.l.v. Lodewijk Mortelmans, Paul Gilson e.a. Nadat hij enkele jaren organist aan de St.-Michielskerk te Antwerpen was geweest werd hij leraar aan de Beiaardschool te Mechelen en in 1936 harmonieleraar aan het voornoemde conservatorium. Van 1942 tot 1944 was hij bovendien directeur van die instelling. In 1933 stichtte hij de ‘Vlaams Nationale Zangfeesten’, waarvan hij tot 1936 de leiding had. Zijn rotsvaste Vlaamse overtuiging heeft hem na de Tweede Wereldoorlog moeilijke jaren bezorgd. Die cultuurpolitieke houding is er ook de oorzaak van dat hij in bepaalde milieus nog altijd niet naar waarde wordt geschat, zelfs gemeden wordt.
De naam en de figuur van Jef van Hoof zijn nochtans geen onbekende. Wie hem ooit ontmoet heeft, vergeet nooit zijn ietwat excentrieke verschijning, zijn non-conformistische verschijning, evenmin zijn vlijmscherpe soms ongepolijste uitlatingen. Echt populair is hij geworden met Groeninge, Hij componeerde het stuk reeds in 1909. Het is dadelijk het strijdlied geworden van de Vlaamse gemeenschap, en dat is het nog altijd. Maar wie had ooit gedacht dat de krijgshaftige fanfare-inzet zou gebruikt worden als een BRT-indicatief? Sedert enkele jaren wordt met die ‘Vlaamse Marseillaise’, zoals het lied ooit genoemd werd, het programma van BRT - 3 dagelijks ingezet en afgesloten. Eindelijk een officiële erkenning! En toch... het is precies door dat succesrijke Groeningelied dat Jef van Hoof nog altijd eenzijdig als de componist van het Vlaamse strijdlied wordt gebrandmerkt, en dat de rest van zijn oeuvre verkeerd en uitsluitend in die optiek wordt beschouwd.
Gelukkig hebben de jongste herdenkingsconcerten een ietwat verruimd en gevarieerd beeld opgehangen van het oeuvre van deze Vlaamse componist.
Tijdens een concert op 15 november georganiseerd door het ANZ, kwam vooral de liedcomponist aan de beurt. Het was een uiterst bescheiden bijdrage met nog geen tien liederen of kleinere koorwerken. Wie er nog niet van overtuigd was, leerde op dat concert een oprecht en fijnzinnig kunstenaar kennen. In zijn liederen gaat Jef van Hoof verder in de stijl van zijn geniale leraar Lodewijk Mortelmans. Hij schrijft geraffineerde en vloeiende stemmingslyriek met een broze melodie en een licht moderne begeleiding zoals in Nanoen in huis of Ik heb u lief. Waar nodig drenkt hij de poëzie in een religieuze wijding en een serene sfeer zoals in het kruislied Aan uw stam. In zijn zgn. kinderliederen weet hij op een zeer persoonlijke wijze de kinderlijke eenvoud te treffen. Kleine religieuze werkjes als Tota pulchra es of Marialiedeken krijgen van hem een subtiele verklanking, jeugdig en fris van toon, golvend van melodie en delicaat van samenklanken.
Van een gans andere aard is het Te-Deum, dat werd uitgevoerd tijdens het KVO-concert op 2 november 1979. Die compositie uit 1949 werd geschreven voor een vier- tot zesstemmig gemengd koor met begeleiding van een koperensemble en slagwerk. Hier is een diepgelovig mens aan het woord, die met een religieus enthousiasme en een intense gloed de kerkelijke hymne in muziek heeft omgezet. Afwisseling steekt er genoeg in deze partituur. Triomfantelijke uitbundigheid en imponerende sonoriteit worden, overeenkomstig de tekstinhoud, enkele malen onderbroken door een verinnerlijkte smeekzang of een wijdingvol gebed. Het ensemble van vijf trompetten, vijf bazuinen en een bastuba is gedacht als een sonore aanvulling van het koor. Meestal ondersteunt het de vocale groep met kernachtige en stijgende fanfaremotieven of ostinatofiguren. Toch komt het een zestal keren in een kort intermezzo even op het voorplan. De koorpartij is in een gebalde stijl uitgewerkt. Slechts enkele polyfone passages of korte imitatorische inzetten. De akkoordische gebondenheid overweegt. Ontroerende momenten zijn de passages waar een unisono openbloelt in een harmonisch geladen schrijfwijze én de a-capella-fragmenten, die in dit koorfresco indrukwekkend verrassend overkomen.
Tijdens het Filharmonieconcert van 6 november 1979 werd de Zesde symfonie uitgevoerd. Jef van Hoof schreef naast tal van