Willy de Sauter.
Kunst heeft met kunde te maken maar eveneens met kiezen. Elke creatie is het resultaat van een proces, waarin de keuze een overwegende rol speelt. Een omschrijving van kunst zou in dit verband kunnen luiden: de kunde van het kiezen. In zeer vele actuele uitingen stellen we vast, hoe de schilder, de beeldhouwer of de graficus een uiterst strenge selektie heeft doorgevoerd. Uit het rijke arsenaal van de beeldende taal wendt hij slechts weinig middelen aan, maar wat hij behoudt, onderwerpt hij aan een intens onderzoek. Met de ontwikkeling van de gekozen problematiek gaat hij soms jarenlang door. Hij spoort er met een bijna wetenschappelijke zin voor accuraatheid en volledigheid de mogelijkheden van op, onderzoekt de varianten, de expressiekracht van de herhalingen, de verrassingen van de variaties en de permutaties.
Zij, die de formele grondbeginselen, de primaire beeldende bases van de visuele taal aldus diepgaand ontleden, worden ‘fundamentelen’ genoemd, naar een opvallende tentoonstelling die in april-mei 1975 onder de titel Fundamentele schilderkunst doorging in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Andere termen die voor die kunstrichting worden gebruikt, stellen meteen een paar kenmerken van de tendens in het licht: Silent Art, Essential Painting, Geplante Malerei, Analytische Malerei. Dat het denkproces in die opvatting eveneens van primordiale betekenis is, zal de lezer inmiddels ook wel duidelijk geworden zijn. Willy de Sauter (1938) heeft in het jaar 1973 gekozen voor de lijn. Het was een onvoorwaardelijke keuze, want sedertdien heeft hij in elk van zijn werken de lijn als enig, en dus als wezenlijk, bestanddeel aangewend. Eerst ontstonden grafische, ritmisch geordende en op herhaling berustende structuren met lijnen. Licht en donker waren afhankelijk van de dichtheid en de verdichting in de parallel lopende strepenvelden.
Daar bleef het niet bij. Kunstenaars als De Sauter blijven steeds verontrust, omdat ze altijd vrezen dat hun werken een teveel aan middelen vertonen. Gedreven door de drang tot nog grotere soberheid ging hij de enig mogelijke weg: van de vele strepen tot de ene lijn. We laten hem even zelf aan het woord: ‘Alle -ismen van de schilderkunst relativerend, ging ik onbewust over tot het ontleden van de visuele en formele elementen. Zo kwam ik tot het essentiële van alle vormgeving, d.i. de lijn op zichzelf. Aanvankelijk gebruikte ik méér lijnen, maar dan probeerde ik bewuster mijn werk ijler te maken. Die verijling was niet alleen middel maar ook doel. Om daartoe te komen heb ik één na één alle bijkomstigheden zeer bewust weggetekend. Om dezelfde reden, namelijk het vinden van de essentie, wend ik ook nooit kleur aan’.
Toen, dit is in 1974-75, ontstonden de werken van niets dan wit met slechts één lijn, nog later niets dan wit met slechts één streep die eigenlijk geen streep of lijn meer is, die, niet langer getekend, geschilderd of getrokken, de aanzet is van een lijn, de suggestie van een streep, de pure, bijna immaterieel verwezenlijkte idee van een streep.
Die nieuwe, niet werkelijke en niet getekende lijnidee berust op de mogelijkheden van de plooi, de aaneenschuiving van meerdelige werken of op het gebruik van de kreuk.
Hier ligt een plooi in het volkomen witte doek. Ze moduleert het doekoppervlak met variaties van licht en schaduw, onthulling en verhulling, klaarte en vaagheid, als zovele uitdagingen aan de aandacht van de kijker. Daar doet een streep het, die in werkelijkheid niet bestaat, die alleen ontstaat door de afwezigheid van de materie tussen twee, heel dicht tegen elkaar gehangen doeken die zelf verijld zijn tot niets dan zuiver witte ruimte. Ginder is de ingreep nog subtieler: op het witte doek slechts de vleug van een streep, de adem van een lijn, opgeroepen door een kreuk of een even aangegeven vouw in het beschilderde oppervlak.
Intussen blijft in ander werk de lijn de uitdrukking van een strenge houding, van een discipline die de uiting is van een opvatting en een mentaliteit. De Sauter tekent om te verkennen, dat is wel heel duidelijk.
Zijn ‘boeken’ verdienen in dat verband onze bijzondere aandacht. Ze hebben geen naam of titel, maar berusten alle op principes van logika, herhaling, ontwikkeling, parallellie en progressie. Een eenmaal aanvaard uitgangspunt leidt tot de vanzelfsprekende ontplooiing en verkenning over 30, 50, 100 of 150 bladen. Zo kunnen we spreken van het 30-bladige boek met de toeneming der lijnen, van het 50-bladige boek met de 50 maal