vrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter? Dit werk is geen roman in de strikte zin van het woord. Eerder een kollage van brieven en archiefstukken uit de 18e eeuw, waarin langzaam, in het tempo dat wij typisch achttiende-eeuws vinden voorzover wij die tijd niet wérkelijk tot object van studie maakten, zich de ongelukkige echtverbintenis ontrolt tussen de Haagse Willem Bentinck en de Duitse Charlotte Sophie van Aldenburg, uitlopend in hun scheiding van tafel en bed. Hella Haasse vond haar stof in het Gelderse Rijksarchief (een grote collectie documenten betreffende de titelpersoon), daarnaast in de British Library (brieven van en aan Willem Bentinck) en het Fürstliches Schaumburg Lippisches Hausarchiv (Charlotte Sophie Bentinck - von Aldenburg zou bij Albrecht Wolfgang zu Schaumburg Lippe minstens twee onwettige zoons gekregen hebben). Ze rangschikte brieven en documenten in cronologische volgorde, vertaalde ze, bekortte ze hier en daar omwille van de leesbaarheid en schreef - zeer summier overigens en zeer terughoudend - aanvullende en verbindende teksten. Ten aanzien van haar werkwijze verklaart ze: ‘Ik heb deze vorm, een montage van authentieke stukken, gekozen, omdat ik niet geloof dat ik in een roman de mensen zo echt en levend had kunnen neerzetten als zij het in hun eigen woorden zichzelf en anderen hebben gedaan’ (463).
Deze techniek, het zich bijna geheel bepalen tot de authentieke stukken, staat zowat recht tegenover die van haar eerdere historische werken, eerste en tweede fase, waarin de verduidelijkende Inbreng van de auteur (voornamelijk bij het zichtbaar maken van de - mogelijkheid tot - herhaling in heden en toekomst) tot haast nul is gereduceerd. De brieven in hun oorspronkelijke vorm, de huwelijks- en andere akten, de vorstelijke beschikkingen, beperken het geval tot dit geval.
Toch is de betrokkenheid van de lezer, deze lezer tenminste, bij dít geval uit de achttiende eeuw zeer groot. Dat komt deels doordat de compositie van de gebruikte stukken hecht en helder is; bovendien werkt Hella Haasse opvallend sterk met het ritme van spanning en ontspanning daar waar het bij voorbeeld tegengestelde zaken als buitenechtelijke kinderen en picknicks in arcadische omgevingen betreft, of dagboeknotities over de wanhoop om een luwende liefde naast erfeniskwesties en boedelscheidingen. Anderzijds zijn de documenten in hun soms ingekorte vorm zo menselijk en zo concreet, dat zij de lezer maar al te herkenbaar voorkomen. Paul de Wispelaere heeft in Het perzisch tapijt eens geschreven over Haasses thematiek: ‘Het gehele oeuvre van Hella Haasse is gebouwd rond het thema mens en wereld, vanuit de pijnlijke spanningen tussen objektieve en subjektieve werkelijkheid, tussen de beleving en de verlokking van de chaos en het morele besef van een na te streven orde, tussen existentiële eenzaamheid en de plicht zich in te schakelen in een buitenpersoonlijk bestel’ (117/8). Als deze spanning tussen polariteiten en de daarmee gepaard gaande eenzaamheid ergens zichtbaar wordt, dan wel in de hier gekozen communicatiemiddelen (jùist in de communicatiemiddelen!): brieven, missives, billets, dagboekaantekeningen, geschreven portretten. Charlotte Bentinck loopt te pletter op conventies van een eeuw en een milieu van keurslijfjes en vorstelijk-besloten hoven. Willem Bentinck daarentegen, aangepast en ingepast, begrijpt dat niet en kán het ook niet begrijpen; hij is dat soort man dat zo verschrikkelijk rechtschapen zijn plicht doet, en vrouw en kinderen zo angstwekkend rechtvaardig liefheeft, intens oprecht, dat hij alles en allen die buiten de perken gaan, radeloos gadeslaat, en
als bedreiging voelt. Zo ook zijn vrouw dan. Maar zo in- en aangepast tevens, dat hij door de radeloosheid en wanhoop om gebeurtenissen die hij niet begrijpt, maar wel moet hanteren, toch absoluut niet zijn carrière of maatschappelijke positie en overtuiging laat beïnvloeden. Hij brengt het ver, dus. En zij, dus, raakt (voorzover mogelijk in dat milieu) aan de grond, met haar buitenechtelijke kinderen, haar scheiding, en het tactloze beheer van haar domeinen. In beiden kan men zich levendig verplaatsen. En datzelfde geldt voor de bijfiguren: Charlottes ‘coureur’, haar ouders, de gravin zu Schaumburg Lippe enz. leder van hen een wereld op zichzelf, vormen ze voor de lezer een mozaiek van ieder op zich gerechtvaardigde en zich rechtvaardigende levenswijzen, leder voor zich begrijpelijk, maar dan wel vanuit eigen optiek, en daarom juist weer ieder op zich reddeloos afgesloten voor anderen.
Herkenbaarheid voor twintigsteeeuwers dus ook weer hier, en toch anders dan in de historische werken van de eerste en tweede fase bij Hella Haasse. Hier herkenbaarheid per geval (zelfs een enkele uitbarsting tegen de ‘mannenmaatschappij’ vermag Charlottes geval niet universeler te maken: zij gaat niet ten onder aan antifeministische stenen op de barricades, maar gewoon aan een slecht beheerste passie voor een egocentrische graaf, en aan slecht-beheerd familiegoed). De andere romans hadden die dimensie van ‘het kan weer gebeuren’. Zo is Een nieuwer testament als het ware een echo vooruit van een religieus-sociale revolutie, die tot institutie verstart. De herkenning van een dominant aspect uit een voorbij tijdperk, weerkaatsend in een beweging of brede beleving van nu, brengt Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter niet. De herkenbaarheid in dit werk beperkt zich tot emoties van individuen, individuen