Eriek Verpale (o1952) (Foto J.v.d. Berghe).
handvol woorden zo scherp mogelijk een situatie te vatten, richt de schrijver de aandacht van de lezer op de ook hem bedreigende aliënatie. Door vernauwing tot het essentiële in verhaaltechnisch opzicht komt hij tot inhoudelijke verbreding, tot een visionaire kijk op de kern van de zaak.
Eriek Verpales waarneming lijkt dus bepaald te zijn door een verregaand scepticisme, een zekere vorm van determinisme zelfs. Zijn personages zijn vervreemd van de werkelijkheid; duidelijker: de werkelijkheid wordt hen onder de vorm van hun vrijheid ontvreemd. Ze hebben geen individueel gezicht - behalve in een drietal verhalen dragen ze zelfs geen naam - maar zijn de neerslag van een menselijke categorie die passief ondergaat wat hem ‘an sich’ overkomt. Het ‘lot’ is dan ook constant aanwezig in de verhalen als iets onontkoombaars. In de haven van Tagenach vergelijkt de achteruitgang van een haventje met de levensloop van de mens: het lang verwachte eerste schip blijkt meteen een spookschip te zijn. Of, het grote ideaal is niet te verwezenlijken - maar het blijft met de mens meeleven als een domper op het bewustzijn en beeldt de onvermijdelijke confrontatie met de dood vooraf.
Het langste verhaal van de bundel, Benadering van een metgezel, beschrijft eveneens een levensloop. Wie is de ‘gezel’? De keuze van dit gezelschap ligt niet zo voor de hand: hij is als dusdanig niet eens aangenaam, en zelfs zijn geld kan door het personage desnoods gemist worden. Toch is hij niet af te schudden; hij neemt het personage mee op een tocht, waar hem eerst onwaarschijnlijke triomf te beurt valt, maar die eindigt in een totaal verlaten dorp. Daar bereidt de gezel het personage een ontmoeting met een meisje voor. Kon de hoofdfiguur de eerste stadia van de tocht gelaten ondergaan, deze laatste verzoeking is voor hem cruciaal. Ook al vergrijpt hij zich niet aan het meisje, hij wordt toch betrapt door de goegemeente. Het verraad van de vriendschap wordt hem, en niet de gezel die hem erin geloodst heeft, verweten. Dit fundamentele ongeloof in de ander is karakteristiek voor deze verhalenbundel: elke gezel kan de duivel zijn, en ook elk lieftallig meisje kan een afspiegeling van die duivel zijn.
De mens wordt door de vijandige wereld op de proef gesteld en onschuldig veroordeeld. Toch is het overgeleverd zijn aan de goodwill van anderen niet altijd onvermijdelijk. Lijfelijk is er niet aan te ontkomen, maar zoals de tekst Overgeleverd doet uitschijnen, is de mens geestelijk vrij: ‘alleen onze dromen, stelde ik met genoegen vast, gingen hun eigen en absolute weg’ (blz. 11). De droom geeft zin aan de harde, oncontroleerbare werkelijkheid. De droom is hoop op een ideaal toekomstbeeld. Wat is het titelverhaal Een meisje uit Odessa anders dan een wensdroom? De toevallige passante uit deze tekst is niet het gezelschap waaraan men ‘overgeleverd’ is, maar dat men zich droomt en dat daarin substantie lijkt aan te nemen. De droom bepààlt het personage: ‘men kon zeker niet zeggen (wat mijn omgeving ongetwijfeld al opgevallen moest zijn) dat ik niet de grootste zorg aan ons samenzijn besteedde. Voor een meisje uit Odessa had men immers, altijd al, alles overgehad’ (blz. 9).
Uiteraard is de droom niet bij machte de toestand te veranderen. Het lot slaat voortdurend toe onder de vorm van aarzeling en twijfel. Men kijkt meer achterom dan goed is (blz. 25): dat is de kern van de existentie, die één aaneenschakeling van fobieën is. Achtervolgingswaanzin als in Het vermoeden niet alleen te zijn in het donker en Bezoekers tart de personages: nooit is men alleen, nooit is men zichzelf. De fobie is te herleiden tot een probleem van individualiteit, van identiteit en volwassenheid.
Het is opmerkelijk hoe Eriek Verpale zoveel aandacht schenkt aan het verwoorden van het onderbewuste en gevoelsmatige. Zoals gezegd is bijna elk verhaal de concretizering van een gewaarwording: aarzeling, onrust, angst, verwondering, hoop. Het is duidelijk dat deze rationalisatie van het onderbewuste de uitweg is die Verpale suggereert. Het schrijven zelf is een gelegenheid om het bestaansgemis te compenseren: de totale terugtrekking, het lange uitstel en het piekeren als voorbereiding op en tijdens het schrijven wordt schitterend onder woorden gebracht in het verhaal Het schrijven van een brief. Het personage heeft de brief onbewust aan zichzelf geadresseerd: het is een confrontatie met zichzelf. De droom moet niet alleen ondergaan, maar, om te begrijpen, ook genoteerd worden.
Die notatie is een techniek. Eriek Verpale beheerst ze en zodoende is zijn impliciete verhaaltheorie zeer consequent geargumenteerd door de teksten van deze bundel. Techniek betekent hel-