| |
| |
| |
Roel D'Haese: ‘The Song of Evil’ (1964, brons, 2,8 m × 2,7 m)
| |
| |
| |
Roel D'Haese, de eerlijkheid van een beeldentaal
Ludo Bekkers
Geboren in 1924 te Antwerpen. Eerste producer Kunstzaken B.R.T.-Brussel. Is als kunstcriticus medewerker aan verschillende tijdschriften in Vlaanderen en Nederland.
Adres:
Lange van Ruusbroecstraat 13, 2000 Antwerpen.
Met het toenemen van de jaren komt men steeds meer tot de overtuiging dat eerlijkheid één van de grootste kwaliteiten is die een mens kunnen sieren. Mutatis mutandis geldt dit voor een kunstenaar en zijn werk. De hedendaagse kunst heeft door allerlei omstandigheden de weg vrij gemaakt voor knepen en foefjes, voor gezichtsbedrog en efemere modeverschijnselen die nog maar zelden de kern van de zaak raken. Oppervlakkige sentimenten en lukraak uitgeworpen ideeën kunnen sommige kunstenaars een tijdlang in de belangstelling brengen, maar ze worden meestal vrij snel weggewist door een volgende golf van weer nieuwere opvattingen. Er wordt in deze tijd in de wereld van de beeldende kunsten nog zelden diep gegraven en nog minder blijk gegeven van fundamentele eerlijkheid en standvastigheid. Authenticiteit in de kunst is een dwingende noodzaak om boven de alledaagsheid uit te stijgen en op te klimmen tot een zekere universaliteit, waardoor de kansen geschapen worden om de eigen tijd te overstijgen.
Bij beeldhouwer Roel D'Haese (Geraardsbergen, 1921) is die authenticiteit opvallend aanwezig. Mens en kunstenaar bedekken elkaar volledig, er is geen hiaat tussen denken en zijn. leder beeld, iedere tekening is de volledige weergave van zijn complexe persoonlijkheid: een mengeling van durf en twijfel, gevoeligheid en sarcasme, intelligentie en fantasie. Wellicht nog van veel meer, maar wie kan volledig peilen in de ziel van een ander. Een retrospectieve blik op het oeuvre van D'Haese maakt duidelijk dat de evolutie in zijn werk het fundamentele nooit heeft gewijzigd. Er is variatie van materiaal - ijzer, steen, hout, goud, brons -, er is een groeiende rijpheid, een toenemende vrijheid van denken en handelen, een gestadige beheersing van het vak maar niets in deze ontwikkeling doet afbreuk aan de bestaande persoonlijkheid. Nooit is er iets te merken van enige concessie aan
| |
| |
de geldende smaak of aan heersende strekkingen. Bij hem heeft het dilemna abstractie-figuratie zich nooit gesteld, is er geen zweem van beïnvloeding merkbaar, werd ieder probleem op een onbetwistbaar eigen manier opgelost.
Het is een heersende opvatting dat Roel D'Haese een moeilijk mens is. Dit is een misverstand dat ontstaan is uit het feit dat hij geen trivialiteit duldt, geen halfslachtigheid verdraagt, wars is van alle gekuip en intriges en, zonder onderscheid van persoon aan iedereen, rechtaan, rechtuit zegt wat hij denkt of... zwijgt. Zo'n houding wijkt in de kunstenaarswereld uiteraard enigszins af van de gangbare gewoonten maar ze wijst op een consequentie die D'Haese haast tot het uiterste doordrijft. Alleen wie iets te zeggen heeft opene zijn mond en het weze dan de waarheid. Die houding tekent hem al vanaf zijn jeugd. Opgevoed in een groot gezin is er weinig tijd voor sentimentaliteit en drukdoenerij. Om stand te houden is het beste middel zich over zichzelf te buigen. Die introverte positie maakt hem ook op school een eenling die zijn dromen de vrije teugel laat en veel hinder ondervindt van een voortdurend knagende hoofdpijn. Hij ontdekt zijn handigheid in het kneden van figuurtjes in kaarsvet en later in het snijden in hout. Hij mag naar de academie in Aalst en behaalt er de eerste prijs op elfjarige leeftijd. Drie jaar later gaat hij in de leer bij een tirannieke smid en kort daarna verrijkt hij zijn vakkennis in houtsnijden bij een plaatselijke beelden- en meubelmaker. Vol bewondering is hij voor het beeld van de H. Petrus onder de preekstoel van de kerk in Geraardsbergen maar vol angst voor de zwart berookte Christus die aan een muur hangt achter het politiecommissariaat. Petrus vergat hij, maar in 1965 heeft hij een beeld gemaakt Le Christ de Grammont, een figuur met vijf benen, die zijn jeugdangst wegdroeg. In
1. Roel D'Haese: Detail van ‘L'aviateur’ (1966-1967).
2. Roel D'Haese: ‘L'autoportrait de Rembrandt’ (1970,19 cm).
| |
| |
1. Roel D'Haese: ‘Sunrider’ (1970, 25 cm).
2. Roel D'Haese: Detail van ‘La Madelon’ (1968, brons, 196 cm).
het Hoger Instituut ‘Ter Kameren’, waar hij op zestienjarige leeftijd zijn studies voortzet, beweert hij niets geleerd te hebben. Wat men hem wilde onderwijzen, kende hij al en op zijn vragen kon de leraar geen antwoord geven. Kortom, de eigenzinnigheid zet zich door. Het feit dat in 1940 een zware bom het ouderlijk huis vernielde en dat hij, na twaalf jaar huwelijk, zijn vrouw verloor en als weduwnaar met drie kinderen verder moest, dat hij ondertussen een zware rugoperatie onderging, dat alles zal er zeker toe bijgedragen hebben om hem nog verder om te buigen in de richting van de ontoegankelijkheid. Het werken alleen bevrijdt hem, geeft hem de nodige levenskracht, samen met de gevonden trouwe vriendschap van de schrijfster Chris Yperman.
Uiteindelijk zijn zulke details uit het privéleven van een kunstenaar zonder betekenis voor de appreciatie van zijn werken maar ze hebben in enige mate toch hun invloed gehad bij de evolutie van het gevoelsleven en dus ook van het oeuvre. Die ontwikkeling gaat gepaard met het gebruik van verschillende materialen. Op het einde van de jaren veertig en bij het begin van de jaren vijftig is er het marmer met gepolijste subtiele vormen. Subtiliteit betekent hier niet geraffineerd maar wel het gevoel voor het materiaal, want de vorm is doorgaans kloek en mannelijk. Alhoewel Brancusi hier niet ver uit de buurt is, haalt D'Haese zelf toch de bovenhand. De kordate vorm gaat nog schuil achter de gladheid en koelheid van de materie en wanneer die zal vervangen worden door gesmeed ijzer en koper, enkele jaren later, is er geen hinderpaal meer voor een vrijgekomen, enigszins surreële fantasie. Dieren- en krijgsfiguren groeien dan uit de weerbarstige materie als een obsessionele eruptie. Plots schijnen de opgekropte sentimenten en herinneringen van de voorbije oorlogs- en ongeluksjaren aan de kontrole ontsnapt te
| |
| |
Roel D'Haese: ‘Le footballeur’ (1966, brons, 100 cm × 40 cm).
zijn. Roel D'Haese is duidelijk op weg helemaal zichzelf te worden. Door een soort voorbestemdheid en in een vorm van ongekunsteld primitivisme geeft hij zich volledig over aan de impulsen die hem tot werken dwingen. Het zal in de toekomst zo blijven waardoor, ik leg er opnieuw de nadruk op, de hartslag van de authenticiteit onmiskenbaar waarneembaar is. Na het ijzer komt het brons, eerst in zand gegoten, daarna in verloren wastechniek. Hij doet het allemaal zelf, zodat ook bij de afwerking nog persoonlijke toetsen gegeven kunnen worden. Duidelijk merkbaar is het dat het overschakelen op een ander materiaal mede ingegeven was door een meer barokke ontwikkeling. Wanneer men twee beelden uit hetzelfde jaar 1958 bekijkt, het ene in koperplaat, het andere in brons, dan is het duidelijk dat er meer mogelijkheden worden aangeboord in het laatste materiaal om de
Roel D'Haese: ‘En chapeau fleuri’ (1969, 30 cm).
innerlijke spanningen uit te beelden. Het gaat hier niet uitsluitend om tragische spanningen maar vaak ook om tragi-komische en zelfs levenslustige die evenwel formeel nooit louter esthetisch vrijblijvend zijn. D'Haese is duidelijk een geëngageerd kunstenaar die weliswaar niet de straat opkomt - behalve in 1968 bij de bezetting van het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten en de Gentse Sint-Pietersabdij - maar zijn betrokkenheid bij het maatschappelijk gebeuren en zijn onvrede met de status-geladen wereld voortdurend belijdt. L'enfant prodigue uit 1960 en Lumumba uit 1961 zijn daar voorbeelden van. Maar niet altijd is het engagement even duidelijk zichtbaar, vaak zit het onderhuids verborgen. Zonder te veel de nadruk op die betrokkenheid te willen leggen, is het toch noodzakelijk er voortdurend op te wijzen omdat dit werk pas zijn volle waarde krijgt juist door de
| |
| |
Roel D'Haese: ‘Le Christ de Grammont’ (1968, brons, 140 cm).
samenhang van inhoud en vorm. De formele kant is een speels hulpmiddel om levende gevoelens in tastbaarheid om te zetten.
Wanneer de kunstenaar rond de jaren zestig fysisch aangetast wordt door de giftige dampen die vrijkomen bij het bronsgieten moet hij uitzien naar een ander materiaal. Hij keert dan terug naar een vroeger geleerd ambacht: het houtsnijden en -kappen. In de Gentse tentoonstelling Forum 63 is een hele zaal aan deze houtsculpturen gewijd die evenwel in niets zijn vroegere opvattingen verraden. Consequent heeft hij ander materiaal opnieuw dienstig gemaakt aan zijn bedoelingen. Maar in 1964 verrast hij opnieuw met een levensgroot ruitersbeeld The Song of Evil, een mijlpaal in zijn loopbaan. Hij noemde het zelf een ‘maraton van de skulptuur’ en ook ‘een lang gekoesterde
Roel D'Haese: Detail van ‘Le Christ de Grammont’ (1968, brons, 140 cm).
droom’ die hij jarenlang met zich meedroeg.
Dit brengt ons tot de monumentaliteit in het werk van Roel D'Haese. Het is opvallend hoe, vanaf het begin, en op welk formaat ook, die monumentaliteit altijd aanwezig is geweest. Elke sculptuur bepaalt dermate de ruimte waarin ze zich bevindt dat ze in die ruimte al het overige vernietigt. Duidelijk bleek dit ook uit de kleine gouden beelden die gemaakt werden voor een Antwerps kunsthandelaar in 1968. Formeel betrof het hier miniaturen, beeldjes dus die de toeschouwer in feite fysisch kon domineren. Hij kon ze in de hand houden, ze omsluiten met de vingers, ze ondergeschikt maken aan zijn wensen maar psychologisch werd de monumentaliteit gehandhaafd. Abstractie gemaakt van het kostbare materiaal groeien ze boven hun eigen dimensie uit
| |
| |
Roel D'Haese: ‘Statuette Empire’ (1969, 20,5 cm).
en ontstaat een omkering van waarden, zodat de toeschouwer een ondergeschikte positie tegenover het beeldje gaat innemen. Dit betekent dat de beeldhouwer, ongeacht het formaat, zijn invloed op de toeschouwer handhaaft, dat het inhoudelijk aspect zijn kracht bewaart en de boodschap even fors naar de toeschouwer wordt toegespeeld. Het fysische ‘tegenaan kijken’ dat ook in de grote recente beelden een rol speelt, wordt in kleinere formaten omgezet in een mentale confrontatie die fundamenteel is voor het werk van D'Haese.
Een niet te verwaarlozen aspect van de kunstenaar zijn de tekeningen. In alle fasen van zijn loopbaan heeft hij getekend, ter afwisseling van het beelden maken. Tussen beide disciplines is geen discrepantie merkbaar, beiden vertolken dezelfde barokke, ambivalente wereld die
Roel D'Haese: ‘Een engel’ (brons, 175x100x100 cm).
D'Haese verwekt op de grens van het dierlijke en het menselijke. De angsten van het dier worden ook die van de mens, de menselijke patronen die van het dier. Dat alles doorvlochten met vegetale vormen waardoor een kosmisch totaalbeeld ontstaat van hallucinerende kracht. Zoals in de beelden is er in de tekeningen ook een bepaald sarcasme aanwezig dat herinnert aan Jeroen Bosch en James Ensor en dat voortkomt uit de reeds besproken maatschappelijke betrokkenheid en een afkeer van leugen, comedie, zwakheid en farizeïsme. Ook als graficus is D'Haese de authenticiteit zelf zonder technische knepen of vakmanstrukjes. Het potlood beweegt zich los op het papier zonder reserve, in lijnen en curven die als ingewikkelde labyrinten uiting geven aan een complexe gevoeligheid Het is merkwaardig hoe de kunstenaar erin slaagt naast zijn ruw métier van beeldhouwer, in
| |
| |
Roel D'Haese: ‘Een vrolijk gebaar’ (potloodtekening).
zijn tekeningen een subtiele schakering van wit-zwarte tinten op een uiterst sensibele manier neer te zetten.
Roel D'Haese wordt gedreven door de zucht naar perfectionisme waardoor hij zich voortdurend critisch beweegt tussen wat voorbij is en nog komen moet. Hij is zelf zijn beste waardemeter. In zijn totale produktie zijn er daarom nauwelijks inzinkingen te bespeuren, ieder nieuw werk is steeds het verder plaatsen van een grenspaal die hem dichter bij de onbereikbare volmaaktheid moet brengen.
Hij is ook niet te vangen onder één of andere stijl, richting of school-hoedje. Maar onbetwistbaar is hij een Vlaams kunstenaar gegroeid uit een eeuwenlange traditie die steeds een mengeling is geweest van mystiek en erotiek, bezinning en uitbundigheid, diepe ernst en volle vreugde. Grote gevoeligheid wordt gerelativeerd
Roel D'Haese (Foto W. Cornette).
door een sluwe monkellach die wijst op begrip voor menselijk falen maar tevens op de eis naar fundamentele eerlijkheid. Zijn vertolkte emoties blijven niet vastgekleefd aan persoonlijke ervaringen. Ze zijn een vertrekpunt, maar hij tilt ze op tot een universele ontroering. Samen met het talent is dat de kern van een groot kunstenaar.
| |
Roel D'Haese:
1921 |
Geboren te Geraardsbergen. |
1932 |
Akademie Aalst, tekenen en modelleren. |
1934 |
Werkt bij een smid en een houtsnijder. |
1938 |
Nationaal Hoger Instituut voor Architektuur en Dekoratieve Kunsten, Ter Kameren, te Brussel. |
1949 |
Eerste persoonlijke tentoonstelling te Brussel. |
1954 |
Prijs van de Jonge Belgische Beeldhouwkunst. |
1958 |
Prijs van de Belgische Kritiek. |
1959 |
Prijs van de Belgische Kritiek. |
1960 |
Prijs Picard. |
1977 |
Prijs Robert Giron. |
Naast zestien persoonlijke tentoonstellingen deelname aan:
1958 |
29e Biënnale van Venetië. |
1959 |
Documenta II, Kassel. |
1963 |
Forum, Gent. |
1965 |
Biënnale van Tokio. |
1977 |
Documenta 6, Kassel (tekeningen). |
|
|