De prinsen van Stuyvenberg.
In de inleiding van zijn boek De prinsen van Stuyvenberg. Historische beslissing of vergissing stelt Marc Platel vast dat de publieke opinie onverschillig is t.o.v. wat door de partijleiders van de Christelijke Volkspartij (C.V.P. en P.S.C.), de Belgische Socialistische Partij (B.S.P.), het Front des Francophones (F.D.F.) en de Volksunie (V.U.) uitgedacht werd om de definitieve verzoening tussen Walen, Brusselaars en Vlamingen te verwezenlijken door hen eigen en aangepaste strukturen te bezorgen.
Marc Platel, politiek redakteur bij de B.R.T., heeft de besprekingen over de staatshervorming vanaf het begin gevolgd.
Het begon toen bij de onderhandelingen over de vorming van een nieuwe regering, in mei 1977, de socialisten aandrongen om het F.D.F. als sterkste politieke partij in Brussel bij de besprekingen te betrekken. De Volksunie werd ook van het begin af aan bij de onderhandelingen betrokken.
De grondwetsherziening van 1970 voorzag vier taalgebieden, drie kultuurgemeenschappen en drie gewesten. De grenzen van de taalgemeenschappen waren vastgelegd en konden alleen worden gewijzigd door een wet aangenomen met een speciale meerderheid. Ze konden dus niet veranderd worden zonder instemming van een belangrijke groep Vlaamse parlementsleden. In de onderhandelingen is men begonnen aan de drie gewesten Wallonië, Brussel en Vlaanderen dezelfde bevoegdheid toe te kennen, behalve dat in Brussel-hoofdstad de persoonsgebonden materies respektievelijk aan de Franse en de Nederlandse gemeenschappen werden toevertrouwd.
De gewestraden zijn samengesteld uit evenveel leden als er nu in het betrokken gewest nationale parlementsleden zijn.
In Brussel is het aantal verdubbeld om de kleine partijen een kans te gunnen. Ieder gewestparlement benoemt zeven ministers en de gewestwetten krijgen, zonder koninklijke goedkeuring, kracht van wet.
In Brussel krijgen de Vlamingen in plaats van de vroegere pariteit, die, zo zeggen de verdedigers van het Egmontpakt louter formeel was, twee van de zeven ministers. Als ze niet akkoord kunnen gaan met het gevoerde beleid, kunnen ze ontslag nemen. Daarbij worden in Brussel 38 gegeenschapskommissies opgericht: één Nederlandse en één Franse in elke gemeente, en twaalf in de zes randgemeenten rond Brussel die in hoofde van de wet van 2-8-1963 op het gebruik van de talen faciliteiten verlenen aan de Franstaligen. In iedere kommissie zetelen 11 tot 15 leden die de gemeentelijke kulturele initiatieven moeten stimuleren.
De bevoegdheid van iedere gewestraad omvat: het leefmilieu, de streekekonomie, het waterbeleid en allerhande.
Er worden ook twee gemeenschapsraden of parlementen ingericht: een Nederlandse en een Franse. De gemeenschapsraad is samengesteld uit de leden van het gewestparlement en daarbij de verkozenen van dezelfde taalgroep uit Brussel-hoofdstad. De gemeenschapsraden krijgen dezelfde bevoegdheid als de huidige kultuurraden en kunnen dus dekreten uitvaardigen die ook kracht van wet hebben. Deze dekreten moeten worden uitgevoerd door de regering van de gemeenschappen die elk uit vier leden bestaat. In tegenstelling tot de gewestparlementen mogen de gemeenschapsraden zich alleen bezig houden met wat hun uitdrukkelijk is toevertrouwd.
De huidige Senaat wordt afgeschaft en vervangen door een Senaat samengesteld uit de Vlaamse en Waalse gemeen-