Geel en zwart van de driekleur.
‘Doet men iemand het heelal kennen als men hem de sterrenhemel door een eng zoldervenster gedeeltelijk laat bekijken?’
Dat is dan het opzet van een boek dat verschijnt naar aanleiding van de 150e verjaardag van België. Een twaalftal historici snellen Maurits van Haegendoren ter hulp om de geschiedenis van Vlaanderen, in vogelvlucht - en inderhaast - ‘in het juiste perspectief te stellen’ of nog ‘om de scheve voorstellingen die men ons voorhield recht te zetten’. Ik denk niettemin dat de herhaaldelijk verkondigde opvattingen van M. van Haegendoren over de ‘naïeve school-handboeken-geschiedenis-stijl’ (kaft) en de ‘geleide waarheden’ die de leerkrachten er ‘volgens ministerieel goedgekeurde handboeken’ moeten ‘inhameren en ze’ in den treure ‘verkondigen’ (blz. 12), de laatste jaren, en alleszins in het middelbaar onderwijs, achterhaald zijn.
Het boek geeft duidelijk de indruk een ‘gelegenheidsuitgave’ te zijn, in alle betekenissen van dat woord. De struktuur doet al even ongelukkig aan als de titel. Het is mij niet duidelijk of het boek een bloemlezing van historische bijdragen is met bindteksten van M. van Haegendoren of een geschiedenis van Vlaanderen door M. van Haegendoren met bijdragen door andere auteurs. Van de 22 hoofdstukken neemt M. van Haegendoren er 11 en vermoedelijk een gedeelte van hoofdstuk 13 voor zijn rekening. De overige 11 hoofdstukken bestaan uit enkele degelijke en zeer degelijke overzichten van J. van Rompaey over ‘Het ontstaan van een politieke grens tussen het Noorden en het Zuiden van de Nederlanden tijdens de opstand tegen Spanje’, W. Verrelst ‘Oostenrijkse tijd en Brabantse Omwenteling’, H.B. van Aller en H. De Schepper, ‘De scheiding van Noord en Zuid in 1830’, M. Oukhow ‘De opkomst van het Socialisme’, G. Provoost ‘Tussen de twee wereldoorlogen’, W. Meyers ‘Collaboratie, Verzet en Repressie’, J. Cocquereaux ‘Het Septemberdecreet’. Verder nog een soort pleidooi voor een beter begrip van de aktivisten van W. Luyten en de (lezenswaardige) jeugdherinneringen van dezelfde auteur over de Vlaamse Beweging van 1944 tot 1962. Sommige hoofdstukken van dit boek wippen over twee eeuwen in drie bladzijden, andere besteden vijftig bladzijden aan vierentwintig jaar geschiedenis.
Er worden inderdaad enkele scheve voorstellingen rechtgetrokken (over Jozef II en vooral Willem I, die naar mijn gevoel wel erg Zuidnederlandsgezind wordt voorgesteld), maar andere scheve voorstellingen (zoals de ‘minstens 80% Vlamingen aan de IJzer’ in 1914-1918 van blz. 280 en 288) worden nog maar eens verkondigd.
En bovenal mis ik in dit boek de ‘sterrenhemel’ gezien vanuit het open veld en niet vanuit ‘het zoldervenster’ van M. van Haegendoren! Het duurt tot blz. 290 vooraleer ik G. Provoost eindelijk de Vlaamse Beweging in de Belgische politieke kontekst zie plaatsen.
Hoe ongaarne ik het ook schrijf, het moet mij uit de pen: de zwakste bijdragen in dit boek zijn, op één na (Arm Vlaandederen, blz. 193-202) van de hand van M. van Haegendoren zelf. Hij slaagt er maar niet in de inspuiting van beperkt geheugenverlies... waarna zij (de geschiedschrijvers) alles zouden vergeten wat er geschied is na de gebeurtenissen die zij onderzoeken’ (blz. 13) aan zichzelf toe te dienen. Reeds op blz. 26 weet hij ons mee te delen ‘Caius Julius (Caesar) is een van de grootste oorlogsmisdadigers aller tijden’. De auteur vergeet daarbij, wat hij op blz. 21 noteerde, dat wij er moeten over waken ‘het verleden niet te willen verklaren met de bril op de neus waarmede wij de toekomst inkijken’. Op blz. 177-178 begaat hij een gelijkaardige fout bij een vergelijking van de negerbeschaving vóór de Westerse kolonisatie en onze beschaving. Het zijn gedachten die men zeker niet verwacht in een wetenschapelijk verantwoorde uiteenzetting van iemand van het formaat van een Van Haegendoren. Ook kan hij nauwelijkt zijn anti-Belgische gevoelens verbergen (waarvan ik de gegrondheid niet wil betwisten), en laat zich daarbij verleiden tot geschrijf over de liefdes-avonturen van Leopold I (blz. 171) en Leopold II (blz. 175) waarvan hij erkent dat zij nooit hun politieke aktiviteit hebben beïnvloed, en die hier dus niets terzake doen.
Een aantal drukfouten en verschrijvingen (zoals blz. 313 de ‘achttienjarige veldtocht’ van 1940!) wijzen eveneens op de haast waarmee dit werk tot stand kwam..
Dit boek is dan naar mijn gevoel - met uitzondering van de hoger geciteerde bijdragen - de eerste flop in het kader van de herdenking van de 150e verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid. Wat brengt ons de toekomst?
Luc Schepens.
Maurits van Haegendoren, Geel en zwart van de driekleur. Van oude en andere Belgen tot 1980, Leuven, Davidsfonds, 1979, 367 p., III. Prijs: 345 fr.