Monumenten van bedrijf en techniek.
Industriële archeologie in Nederland.
Doorgaans verstaat men onder monumentenzorg het beschermen en restaureren van historische en architektonisch waardevolle gebouwen. Als men het er bijvoorbeeld over heeft een fabriekslandschap te beschermen, dan kijkt men verbaasd op. Toch heeft het begrip ‘monument’ een ruimere betekenis dan algemeen gedacht wordt: oorspronkelijk een ‘gedenkteken’, is het alles wat - volgens bepaalde kriteria - een belangrijke geschiedkundige waarde heeft. De industriële architektuur heeft sinds de 19de eeuw het landschap ingrijpend veranderd, en heeft eveneens het gezicht van de geschiedenis bepaald. Het is dus verantwoord dat er onder de noemer van ‘industriële archeologie’ ook geijverd wordt voor het bewaren van deze meestal niet direkt estetische architektuur.
De term ‘industriële archeologie’ maakt duidelijk dat het om een echte wetenschapsdiscipline gaat. Aangezien het in veel gevallen alleen nog mogelijk is de overblijfselen van ons industriële verleden op te sporen, kan men werkelijk van ‘archeologie’ spreken. De wetenschap neemt niet in de eerste plaats het behoud van nog bestaande monumenten voor haar rekening, maar voornamelijk de inventarisatie en rekonstruktie van wat verdwenen is, of niet meer in oorspronkelijke staat verkeert.
Die rekonstruktie is onvermijdelijk een kompromis: aan herbouwen kan moeilijk nog worden gedacht, dus moet het gebeuren aan de hand van fotografisch materiaal, afbeeldingen, plannen. Dat is ook de manier waarop het boek Monumenten van bedrijf en techniek, een weergave van de situatie in Nederland, is opgevat. Het is uitvoerig geïllustreerd met foto's en tekeningen, die een zakelijke bewijskracht hebben. Met behulp van deze en andere informatieve gegevens worden dan in de begeleidende teksten de beschreven bouwwerken zorgvuldig ‘gerekonstrueerd’.
Meerdere auteurs stellen in hun bijdragen verscheidene types van industriële monumenten in Nederland voor. Stations, vuurtorens, watertorens, zelfs stoommachines komen aan bod. Een nu gesloten fabriek wordt als representatief voorbeeld doorgelicht; er wordt nagegaan hoe het door vele veranderingswerken gemodificeerde kompleks er oorspronkelijk heeft uitgezien. Beschrijvingen van hele industriële landschappen zijn bijzonder revelerend, en vooral die van de industriestad Enschede toont aan dat er in het verleden ook op doordachte manier urbanistiek werd bedreven.
Het boek geeft voorbeelden van konkrete plannen om monumenten een nieuwe funktie te geven, in plaats van ze te slopen. Fabrieken bijvoorbeeld kunnen omgebouwd worden tot woonruimte. Dat moet met de nodige zorg gebeuren: enerzijds mag het vroegere uitzicht niet geschonden worden, anderzijds moeten er naast de woonfunktie voldoende andere voorzieningen zijn zodat het geheel ingeschakeld kan worden in de direkte omgeving, wat zeker van belang is als het in een binnenstad is gelegen.
Als blijkt dat het industriële verleden zo in de huidige leefwereld geïntegreerd kan worden, zal meteen ook de publieke opinie ervoor geïnteresseerd raken. Om een eskalatie tegen te gaan kan de industriële archeologie proberen alles in goede banen te leiden. Daartoe moet ze in multidisciplinair perspektief een adviserende funktie vervullen: aan ruimtelijke ordening, bouw-politiek, socio-ekonomisch onderzoek, financiën en vooral ook publiciteit zal ze terdege aandacht moeten besteden.
Het boek Monumenten van bedrijf en techniek laat blijken dat het zover nog niet is. De artikelen zijn deskriptief; het blijven illustraties van konkrete gevallen van monumentenzorg of -verwaarlozing. Algemene richtlijnen voor behoud in de toekomst worden er jammer genoeg niet gegeven. Het inleidende artikel van Drs. P. Nijhof beloofde echter een dergelijke probleemstelling. Wat zijn de kriteria voor bescherming? Onder welke vorm kunnen monumenten behouden resp. hersteld worden? Wat is de rol van de overheid, wat zijn de juridische konsekwenties? Deze