een gedehumaniseerde, ‘onmenselijke’ voorstelling. De spelers en speelsters worden niet als mensen gebruikt, maar als voorwerpen, als materiaal van hetzelfde nivo als celluloid en plastic voor film en tape. Zij moeten een bewegingspatroon uitvoeren, dat soms past op geluid en film, soms een spel daarmee speelt. Zij zijn ontdaan van hun menselijke mogelijkheid tot het opwekken van emotie. Zij worden gemanipuleerd, zoals de toeschouwer wordt gemanipuleerd.
In Perfidia overheerst het element geweld, gestileerd geweld wel te verstaan. De voorstelling begint en eindigt met een moord; tussen die twee moorden zien we nog vele andere aanslagen op het leven. Perfidia is een gedemonteerde jaren-dertig-film in het genre ‘The roaring Twenties’ en ‘The big sleep’ (die trouwens uit de jaren veertig is), waarbij niet zozeer aan de beeldvolgorde is getornd als wel aan de koördinatie tussen beeld, geluid en projektie. Perfidia past perfekt in de pijpenla die teater Scarabee heet. In de vierde wand is een gat uitgespaard voor het toneel: een t.v. die te veel krachtvoer heeft gekregen. Perfidia is eigenlijk een ontplofte televisie-voorstelling.
Het Bewegings Teater (Bewth) laat zijn toeschouwers de meest spannende ekspedities ondernemen om haar bewegingen te kunnen volgen. Dat begint met een telefonisch antwoordapparaat voor de bestellingen en eindigt op 17 november op de bovenste verdieping van het Oranje Nassau-Veem, Van Diemenstraat 8, Amsterdam, een enorm pakhuis aan de rand van de haven met grote, lage zalen vol kleine, gietijzeren paaltjes die voor een vakverdeling zorgen. Tussen telefoon en zaal ligt het zorgelijk zoeken naar de kassa die met het selekte groepje bezoekers in het niet zinkt bij het enorme gebouw, de weg naar boven die men geheel alleen moet vinden en het uitspreiden van dekens over knieën, benen of het gehele lichaam ter bestrijding van optrekkende kilte. Een voorstelling van het Bewegings Teater begint op het moment dat men besluit Bewth te gaan bekijken.
Ook bij Bewth gaat het om licht, geluid en beweging, maar op een geheel andere wijze dan bij Scarabee. Scarabee dwingt de toeschouwer met zijn waarnemingen in een bepaalde richting, is heel kunstmatig en ver verwijderd van de ons omringende werkelijkheid. Bij Scarabee wordt de zintuiglijke waarneming gemanipuleerd, Bewth lijkt de zintuiglijke waarneming te willen intensiveren en de toeschouwer bewuster te willen maken van zintuigen. Met name het ruimtelijk bewustzijn wordt sterk geaktiveerd door wijdse belichtingen, ver-klinkende geluiden en eindeloos trage of lang aangehouden handelingen in de enorme ruimte van het pakhuis. Zoals ik al eerder schreef: Bewth gaat daarbij geheel uit van de ruimte, probeert alle mogelijkheden van deze te eksploiteren zonder haar te forceren. Scarabee gaat van techniek (film, geluid, teatertechniek) uit en maakt een technische voorstelling, Bewth gaat van een bestaande omgeving uit en verdiept de werkelijkheid. Bij Scarabee is de toeschouwer passief: hij of zij aanschouwt; bij Bewth wordt de toeschouwer tot het uiterste geaktiveerd: hij of zij beleeft. Dat laatste geeft de presentatie een grote emotionele kracht: het kind dat begon te huilen tijdens de voorstelling die ik bezocht, toen het op het eind een groot, geopend luik in moest, toonde zich op de juiste manier gevoelig voor de dreiging die er van het aanvankelijk niet vermoede, grote gat uitging. Dat soort momenten van dreiging, weemoed, naargeestigheid, verlatenheid en isolement zijn er legio voor wie maar wil voelen. De nieuwe voorstelling van Bewth is uiterst sober. Geen rijdende transportbruggen, geen grote schuifdeuren, geen enorme linten of wijdse doeken eisen de aandacht op; er vallen geen palen uit zichzelf om, er bewegen geen dekens door de ruimte, het gebruik van rekwisieten is tot een uiterst minimum beperkt. Bijna nog sterker dan in de vorige voorstelling in de Haagse manege appeleert Bewth aan de funktie van het gebouw waarin gespeeld wordt: we zien mensen slepen
en sjouwen, en schoonmaken; de standaard aankleding van de spelers is van een onbestemde grijs, groen, bruine werkmanskleur.
Hoewel ook bij Bewth de spelers en speelsters eerder als beeldend element dan als mens gebruikt lijken, is de emotionele kracht opvallend in de groepsscènes als de zittende en lezende figuren, de pilaren schoonmakers en het pittig rondwandelend gezelschap, waarbij iedere keer spelers geïsoleerd raken. In het beelden worden bepaalde menselijke eigenschappen en gebeurtenissen vergroot en geaksentueerd: houdingen (lezen), handelingen (slepen, lopen, vallen), isolement. Het menselijke van de spelers en speelsters wordt niet ontkend of weggemonteerd, maar op één aspekt gericht. De mens is niet zozeer materiaal als wel mogelijkheid, net als de ruimte.
Een belangrijk element van de voorstelling is het licht. Een groot deel van de verkenning van de ruimte gebeurt door middel van de belichting: gerichte spots, verlichte vlakken, verspreide stralen, tegenlicht, tapijten van licht, de gietijzeren palen op verschillende wijzen belicht, het zijn allemaal middelen om de ruimte te tonen en de mogelijkheden van de ruimte aan te geven. En Bewth is er een meester in. Ik wacht eigenlijk nu op de voorstelling van Bewth die alleen nog maar uit belichting bestaat, zonder het belang van de andere elementen van een