Ons Erfdeel. Jaargang 22
(1979)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdBeeldende kunstDe stille wereld van Walter Nobbe.De schilderijen, tekeningen en akwarellen van de Haagse schilder Walter Nobbe trekken bij een eerste kennismaking niet direkt de aandacht. Op de tentoonstelling La nouvelle subjectivité in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, zomer 1979Ga naar eindnoot(1), waar kunstenaars uit verschillende landen hun visie gaven op de werkelijkheid hing zijn werk aan de achterzijde van een schot, dat midden in een grote zaal geplaatst was. Pas wanneer de bezoeker de hele tentoonstelling gezien had en terugwandelde naar de uitgang werd hij direkt geconfronteerd met Nobbes werkelijkheid. Het viel mij op dat bij deze tweede gedwongen ontmoeting bezoekers geboeid bleven staan om nog weer eens, maar nu aandachtiger zijn stille figuren te bekijken. Deze presentatie lijkt mij symbolisch. Nobbe treedt niet op de voorgrond. Van het inmiddels opgeheven driemanschap Andrea, Blokhuis, Nobbe, in Den Haag bekend onder de naam A.B.N.Ga naar eindnoot(2), vormde hij de bescheiden derde.
Walter Nobbe vertelt geen spannende, van leven bruisende verhalen zoals Pat Andrea; hij legt niet op indringende wijze de vinger op de zere plekken in onze samenleving zoals Peter Blokhuis. Op betrekkelijk klein formaat toont deze schilder een enkele figuur in een omgeving, keien in een landschap, wat spullen op een tafel. Deze eenvoudige onderwerpen weerspiegelen, zo zegt hij zelf, zijn levensverhaal. Walter Nobbe wordt in 1941 te Malang op Java geboren. Invloeden van de Oosterse wereld waar hij door geboorte en afkomst gedeeltelijk toe behoort, ondergaat hij in zijn jeugd nauwelijks. Zijn ouders geven hem een westerse opvoeding en op zijn achtste jaar komt hij met zijn familie naar Nederland, waar hij nu nog steeds woont. Na zijn schooltijd hier wil hij de kunst in.
Een opleiding tot tekenleraar lijkt garanties te bieden voor een bestaanszekere toekomst. Zo komt Walter op de Koninklijke Akademie voor Beeldende Kunsten te Den Haag, waar hij in 1963 zijn akte M.O. b tekenen behaalt. De eerste jaren van zijn kunstenaarsbestaan verdient hij inderdaad de kost met lesgeven, eerst aan een huishoudschool, later aan de Akademie voor Beeldende Kunsten te Rotterdam. Tien jaar lang leeft hij een betrekkelijk veilig en regelmatig bestaan. Enige reizen en twee opdrachten voor het Nederlands Dans Theater doen hem volledig kiezen voor het vrije beroep van kunstenaar. Het leraarschap wordt aan de kant gezet. Vanaf 1973 verdeelt hij zijn tijd tussen schilderen, tekenen, akwarelleren èn het ontwerpen van kostuums en dekors voor verschillende dansteatersGa naar eindnoot(3).
Leven en werk is nauw verbonden zei ik al. Zijn onderwerpen vindt hij in zijn direkte omgeving. Tot 1970 zien we veelal kinderen, meisjes, vrouwen.
Betrekkelijk kleine schilderijen met kinderen in rijtjes, bij elkaar en tegelijkertijd opgesloten in een eigen wereld, zijn de neerslag van bezoeken aan zijn gehandikapt broertje in een inrichtingGa naar eindnoot(4).
In Houtweg bij avond uit 1967 (afb. 1)Ga naar eindnoot(5) zien we zijn zusje. Een meisje op blote voetjes in een zomerjurkje kijkt ons aan. Ze loopt in een wei, waarvan de lage einder in het midden is afgesloten met een bosje. Links staat een koe. Het landelijk tafereel ademt de vredige rust van een zoele zomeravond. Nobbe bereikt deze harmonie door de verschillende onderdelen helder en overzichtelijk, naar het recept van de oude Renaissance meesters te rangschikkenGa naar eindnoot(6). Het meisje staat in het midden. Haar figuur is de vertikale as van symmetrie waar de rest van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 753]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Walter Nobbe: ‘Houtweg bij avond’, tempera en olieverf / paneel, 118×72 cm, 1967, Gemeentemuseum, Arnhem.
kompositie om draait. Horizontalen en vertikalen houden het kaarsrechte figuurtje in evenwicht. Wei, bosje, koe en einder zorgen in opeenvolgende plans voor een koulisse-achtige ruimte-opbouw.
Op de Haagse akademie had Nobbe kennis gemaakt met de klassieke benaderingswijze. Niet alleen wat betreft de kompositie, ook voor de schildertechniek wordt naar de oude meesters gekeken. Nobbe past hier een gemengde techniek toe, voor het eerst waarschijnlijk door Jan van Eyck met sukses gebruikt. Op een onderschildering in een snel drogende verf, in dit geval tempera, wordt in olieverf verder gewerkt. In een langdurig proces wordt laag op laag aangebracht. Doorschijnende en ondoorschijnende kleuren worden over elkaar heen geplaatst, gedeelten worden soms weer weggekrabd. De versluierde kleuren die door deze wijze van werken ontstaan, de zogenaamd optische grijzen gaan gepaard met een heldere plastische vormgevingGa naar eindnoot(7). Maar Nobbe is niet tevreden met de aldus verkregen harmonie. Hij rebelleert tegen de klassieke strengheid. Het rijke boeket op de jurk van het meisje en de donkere grillig gevormde wolk duiden op een meer romantische behoefte aan direkt kleurgebruik en aan dramatische verteltrant.
De verzoening van de tegenstellingen: vorm-kleur, klassieke helderheid - romantische rijkdom blijft Nobbe in zijn werk zoeken. Hij ervaart ze als uiterstenGa naar eindnoot(8). Misschien was het oplossen van de spanning tussen beide hem een tijdlang te zwaar? Zeker is dat hij twee jaar lang tot weinig eigen produkten komt. Wanneer hij in 1972 weer gaat werken lijkt dit een nieuw begin. Voorlopig beperkt hij zich tot de tekening, basis voor elk klassiek werk.
Met potlood en een enkele lichte akwareltoets zet hij één, twee figuren soms in een even aangeduide omgeving op grote vellen wit papier. Blanke bladen met een sterk ruimtelijke werkingGa naar eindnoot(9).
Het tekenen scherpt Nobbes gevoel voor vormopbouw, werking van licht en donker en de uitdrukkingsmogelijkheden van een en ander. Een dergelijke volledige koncentratie op de beperkingen en de mogelijkheden van slechts één techniek is kenmerkend voor hem in de komende jaren. Hij schept zichzelf als het ware een nieuwe leertijd. Stap voor stap bouwt hij zijn vakbekwaamheid op.
Pas vanaf 1976 gaat het koloriet weer een grotere rol in zijn werk spelen. In plaats van de moeizame techniek van onderen bovenschildering kiest hij nu voor het akwarelleren. Hij wil zich zo oefenen in het direkt zien en raak neerzetten van de kleur.
Zijn natuurlijk gevoel voor belichting en kleur krijgt aan het begin van de jaren zeventig een nieuwe stimulans in een ontmoeting met twee ver uiteenlopende kulturen. In 1972 maakt hij een reis naar Indonesië, zijn oude vaderland. Hij wordt er geboeid door de oosterse kleurenpracht en de schoonheid van de dekoratieve kunsten. Nog belangrijker voor hem is een reis naar de Verenigde Staten in 1973. Hij ontdekt daar de strukturerende kwaliteit van het licht in de Berkshires. Dit ruige gebied intrigeert hem zo, dat hij besluit hier regelmatig terug te komen. Maar niet alleen de natuur van de oostkust trekt hem naar de Verenigde Staten, ook het Amerikaanse kulturele leven in al zijn vitaliteit boeit hem. Hij voelt zich thuis in de wereld van dans en teater. De hier weinig bekende 19e- en 20e-eeuwse schilders Eakins, Horner en Hopper, die werken op het breukvlak van twee kulturen beschouwt hij als zijn leermeestersGa naar eindnoot(10). De Verenigde Staten wordt zijn tweede vaderland. Hij bezoek het regelmatig.
Uit zijn akwarelperiode laat ik nu twee voorbeelden zien: Avond (afb. 2) van 1977Ga naar eindnoot(11) en Stilleven (afb. 3) van 1978Ga naar eindnoot(12).
In Avond staat een man op een ontspannen, wat uitgezakte manier naar links gekeerd. Zijn figuur deelt het vlak in tweeën: links kleur, rechts het maagdelijk wit van het papier; vóór hem een schilderij (of raam?) en een plant, achter zijn gesloten rug slechts enkele elkaar loodrecht kruisende lijnen. Kleur en wit, lijnen, schilderijen en plant geven aan dat de man zich in een kamer bevindt waar stil avondlicht binnenvalt.
De evenwichtige kompositie roept een sfeer van aandachtige rust op. Dit is duidelijk van de reproduktie af te lezen. Vertikale en horizontale elementen houden elkaar in evenwicht. Figuur, plant en schilderij zijn door enige dwarsverbindingen verankerd in het vlak.
Wat niet uit de reproduktie overkomt is de verstillende en tegelijk rijke kleur- en lichtwerking. DoernerGa naar eindnoot(13) spreekt bij zijn behandeling van de akwarel over de doorschijnende kwaliteit van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 754]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.
Walter Nobbe: ‘Avond’, akwarel / papier, 66×82 cm, 1977.
2.
Walter Nobbe: ‘Stilleven’, akwarel / papier, 76×76 cm, 1978, Amrobank, Amsterdam. kleur. Het licht in een akwarel, zegt hij, komt volledig van de ondergrond. Hiervoor is het nodig dat met een beperkt aantal kleuren op een heel witte, schone grond gewerkt wordt. Dit vraagt een grote trefzekerheid van de kunstenaar. Fouten kunnen nauwelijks hersteld worden omdat de verf snel de neiging vertoont door elkaar te lopen, waardoor de kleur groezelig wordt. Walter Nobbe heeft de techniek vrij snel onder de knie. Hij gebruikt echter niet het normale akwarelpapier, maar een hard soort tekenpapier waar de verf op blijft liggen. Hiermee bereikt hij dat de kleur gaat glanzen. Deze wijze van werken vormt een tussengebied tussen het zuivere akwarelleren en de olieverftechniek. In Avond zien we hoe de stralende intensiteit van het wit de kleuren blauw, groen en het spaarzaam gebruikte paarsrood een lichtende gloed geeft.
Sinds 1973 vindt Nobbe zijn modellen niet meer onder de kinderen of vrouwen uit zijn familie. Hij heeft nu zoals hij zelf zegt gekozen voor de man. De gesloten, vlakke mannenfiguur drukt, vindt hij, de kontemplatieve, introverte rust uit die hij in zijn werk wil oproepen.
In Stilleven zien we zomaar wat spullen die op een tafel liggen, een doos, een boekje, een vaas en een plant. Achter de tafel wordt een stoel zichtbaar. Een raam geeft uitzicht op een tuin. We lezen dit beeld volgens bovenstaande beschrijving van voor naar achter, dus de diepte in. De schuin geplaatste tafel, de doos en het boekje geven daar ook alle aanleiding toe. Ons oog wordt echter door de platte, bijna silhouetachtige vormen van vaas en plant een halt toegeroepen. Niet alleen hun vormen, maar ook hun sterk sprekende kleuren, groen, blauw en rood houden onze aandacht gevangen. Het zachte groen van de tuin erachter werkt als een gesloten gordijn dat onze blik terugdwingt naar de tafel. Zo ontstaat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 755]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Walter Nobbe: ‘Straatwerker’, olieverf / paneel, 64×64 cm, 1978.
er een heen en weer kijken van voren naar achteren, van boven naar beneden. Nobbe houdt de waarde van het vlak in stand door onze leesrichting te sturen. Vormen én kleuren, het groen en blauw, de lichte aksenten rood, paars en lila, het spaarzaam gebruikte geel en wit verdeelt hij zeer uitgewogen over het vierkante vel papier. Dit alles samen vormt bijna een abstrakt patroon dat te vergelijken is met de gedempte pracht van een oosters tapijt.
Sinds een paar jaar schildert Nobbe weer. De Straatwerker (afb. 4) is een olieverfschilderij uit 1978Ga naar eindnoot(14). Ook uit dit beeld spreekt een sfeer van stille aandacht. Een jonge man pauzeert tijdens het werk. De wat gebogen houding en de vaag geschilderde kop suggereren rust. Nobbe heeft deze indruk nog versterkt met behulp van klassieke middelen. Hij plaatst de man in een vierkant kader en zet als tegenwicht voor de vertikaal van zijn figuur horizontale lijnen over het vlak (landschap, broeksband, manchetten van handschoenen). Hiermee bindt hij de straatwerker aan de grond. Onder deze rust en aardegebondenheid echter voelen we een enorme spanning. Het lijkt of de man zich wil oprichten en in aktie wil komen. Door de willekeurige oversnijdingen van zijn figuur boven en onder barst hij als het ware uit zijn kader. Er is ook een beweging naar rechts waar te nemen. Nobbe bereikt dit door de vertikale as van de figuur even rechts van het midden te plaatsen. Met het ongelijke landschap aan weerszijde van de man (links wanorde, rechts orde) versterkt hij bovendien dit gaan naar rechts. Links vindt ons oog geen houvast, rechts vindt het rust. Niet alleen met de kompositie, ook door de wijze van schilderen ondersteunt Nobbe de aktieve krachten in het schilderij. Vergeleken met Zomeravond lijkt dit paneel een vlotte schets. Met snelle streken is de verf opgebracht. Rechts wordt zelfs met potloodstrepen de kontour van de figuur herhaald. De direkte toepassing van kleur, geoefend in de akwarel, is hier in een ander materiaal uitgeprobeerd. Het spontane handschrift heeft de zorgvuldige peinture vervangen.
In de hier bovenstaande bespreking heb ik een ontwikkelingsgang geschetst. Toch is er in het werk van Nobbe ook een duidelijke konstante aan te wijzen. Ik noemde het gebruik van tegenstellingen. Zo zagen we dat hij klassieke en romantische stijlkenmerken met elkaar verzoent; dat hij kleur en vorm gelijke aandacht geeft; dat hij kleur glans geeft door deze tegen blank wit af te zetten; dat hij het evenwicht tussen plat en diep bewaart; dat hij zijn komposities zo uitkient dat het toevallige schetsen lijken. In elk schilderij, in elke tekening, in elke akwarel is zo een subtiele balans tussen rust en spanning voelbaar.
Walter Nobbe showt niet. Hij blijft bescheiden op de achtergrond als schilder en als ontwerper van dekors en kostuums. Superbehanger noemt hij zichzelf spottend. Door deze terughoudendheid valt zijn werk niet direkt op.
De eigen wereld die de schilder schept, helder én hartstochtelijk ontstaat door het samenspel van de hierboven genoemde aktiverende en balancerende krachtenGa naar eindnoot(15). Het vraagt aandacht van de kijker om dit op het spoor te komen.
Claartje de Loor. September 1979. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 756]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Biografische gegevens:Walter Nobbe woont en werkt in Den Haag, Bierstraat 15.
Ontwerpt sinds 1972 dekors en kostuums voor het Nederlands Dans Theater, Den Haag en voor Cliff Keuter Dance Company NYC. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen biografische gegevens:- Walter Nobbe, Tirade, mei/juni 1966, 113/4, p. 344, 345. |
|