Multatuli's Minahassische.
Zij zou een meisje Manoppo geweest zijn en de uit haar liaison met Dekker in Menado geboren zoon kreeg haar naam. Dat kind moet dan op zijn vroegst in de tweede helft van 1849, op zijn laatst omstreeks medio 1852 ter wereld zijn gekomen als men de door Du Perron beschreven diensttijd van Dekker in de Minahassa er op naleest in zijn Verzameld Werk, IV (1956), 140-182, waaruit verderop geciteerd wordt.
Deze Manoppo zal als de meeste Indonesiërs wel jong getrouwd zijn, zo in het begin van de jaren zeventig, met een meisje Andries uit het Tanawangko gebied, genoemd in het door Dekker in 1851 opgestelde Algemeen Jaarverslag over de residentie Menado in 1849. Manoppo had in Tanawangko een huis dat toen erg opviel omdat het niet van hout en op palen maar gelijkvloers en van steen was gebouwd. Op de buitengalerij stonden menshoge beelden wat bewijst dat de man zowel in goeden doen als ekstravangant was. In het eerste aardde hij niet, in het tweede wel naar zijn vader.
Uit dit Manoppo-Andries huwelijk werd één kind geboren, dat Christine heette. Haar ouders werden van zo goed milieu geacht dat het meisje bij de residentsfamilie Van der Wyck aan huis kwam. Zij moet in de eerste helft van de jaren zeventig geboren en dan in het begin van de jaren negentig getrouwd zijn want haar oudste dochter was in 1910 omstreeks zeventien jaar oud.
Christines man was een Pereira, ook weer een buiten echt geboren zoon van een Nederlander en een Minahassisch meisje en daarom geadopteerd door Majoor Pereira, die de grootvader van moederszijde was van Mevrouw A.M. Wawo Runtu aan wie ik dit familierelaas met al zijn bijzonderheden dank.
Zij is de eerste vrouwelijke burgemeester van de Republiek geweest, doceert nu nog in Menado als hoofdlektor Frans aan wat men in Nederland het Instituut voor paedagogische leergangen zou noemen en was eerst 12 jaar in Jakarta, later plaatselijk in Menado 6 jaar, aktief ‘presidente’ van de Alliance Française. Zij nu heeft het huis met de beelden van aangetrouwde oudoom Manoppo nog gezien en Tante Christine en Oom ‘Edi’ Pereira en hun vier kinderen, waaronder ook alweer een Christine, nog persoonlijk gekend. Allen zijn gestorven, wat één reden is waarom dit verhaal eerst nu verteld kon worden. Een tweede reden voor het lang stilzwijgen over Dekkers Indonesisch nageslacht is te zoeken in de wens mogelijke afstammelingen in Nederland van de natuurlijke vader van oom Edi niet te froisseren. Hoewel ik mijn informant, die ook weer Tine genoemd wordt - de geest van de beroemde Tine, hoewel niet opgeroepen, verschijnt ook hier - verzekerde dat de klein- of achter(achter)-kleinkinderen van hun ondeugende voorvader zich zeker nu niet meer gegeneerd zouden voelen over de onthulling van zijn naam, heb ik de mij opgelegde geheimhouding daarvan uiteraard te eerbiedigen.
●
Waar registers van de Burgerlijke Stand voor ‘Inlanders’ zelfs in de tijd waarin Multatuli's Indonesische achterkleinkinderen geboren moeten zijn nog niet bestonden zou de juistheid van deze familieoverlevering alleen nog te bewijzen zijn met gegevens uit plaatselijke archieven, die echter verloren zijn gegaan tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Er zijn echter andere redenen te noemen op grond waarvan deze stamboom nog scherper omtrekken krijgt dan de namen en andere bijzonderheden hem reeds geven.
Zo hebben Saks en in navolging van hem Du Perron op grond van de bekende brief van Eduard aan broer Pieter Douwes Dekker van 15 januari 1851 zich met ‘gerechte ongerustheid’ afgevraagd of Dekker zijn Tine in Menado wel trouw gebleven is, zo verrukt schreef hij immers in dat epistel over de ‘Menadosche Jufferschap’ en haar ‘vlugheid, beminnelijkheid en wat zij verder tusschen kleine voetjes en bruine of blanke gezigtjes ter markt brengt.’!
Voorts kan, los van die schone meisjes, Dekker behoefte hebben gevoeld om na zijn al jaren kinderloos gebleven huwelijk, altans zichzelf te bewijzen dat hij vader kon worden. Hij zal bovendien wel geweten hebben dat hij Mejuffrouw Manoppo aan een natuurlijk moederschap hielp dat in een gebied met een vrouwenoverschot als gevolg van het wegtrekken van de mannen als ‘soldaten of schrijvers’ als heel... natuurlijk in de lokale kultuur werd opgevat zowel toen als nu. Weliswaar is die kultuur in hoofdzaak kristelijk van geestesmerk maar in het toch ook tot de Heilige Schrift behorende Oude Testament kon zij voorbeelden te over vinden van toch ook volkomen aanvaarde ekstra-maritale verhoudingen van aartsvader Abraham af tot Koning Salomo toe.
Verder krijgen nu zowel de zenuwkrisis als de aankoop van het ‘landgoedje’, waarover sprake is in de brief aan Pieter, een mogelijk ander reliëf. Dekker was toen immers al lang genoeg in Menado om er vader te kunnen worden en hij zal als op een na hoogste ambtenaar in het gewest dan in dat geval ook wel behoefte hebben gevoeld om Tine op ‘Drie palen afstands met slechten weg’ verwijderd te houden van zijn Indonesische vrouw en alle geruchten daaromheen. Bovendien zal hij toch alleen met feestdagen en weekeinden naar dat buitenhuisje kunnen zijn gegaan, want de Resident Scherius zal hem niet toegestaan hebben door de week niet op zijn standplaats en