Voor een vergadering die het over ‘multilinguïsme’ wil hebben, slaan die woorden van Pelletier uiteraard in. Het gaat niet alleen om een grove taktische blunder, maar op de vooravond van het Europa der volkeren betekent dit in het ergste geval een taktloze aantijging van de hele Europese bedoening of in het beste geval een schoolvoorbeeld van gebrek aan doorzicht bij een hooggeplaatst funktionaris.
Tot hier wat de inhoud van het hervormingsplan betreft, alsook de kontekst waarin het in de openbaarheid gebracht werd.
Het hele ‘Plan Pelletier’ getuigt van een verregaande improvisatie. Het heeft niets te zien met pedagogische verzuchtingen, maar is ingegeven door een politiek van bezuinigingen. Er worden niet alleen direkt een aantal betrekkingen gesupprimeerd, maar ook indirekt komen meerdere leraars oog in oog met Pelletiers hakbijlkomitee. De man oordeelt immers dat taalgroepen van 8 à 9 leerlingen verspilling betekenen. Het rendement ligt hier misschien te hoog? Hem kan ook aangewreven worden dat hij het nooit nodig heeft gevonden om vooraf het onderwijzend personeel en de inspekties te konsulteren. Pelletier is bovendien gaan geloven dat het uitstellen van de studie van een tweede taal a priori een betere kennis van de eerste met zich brengt, en dat de kennis van een derde taal ballast is. Ook op politiek en sociaal vlak worden bezwaren geopperd. Links laakt het invoeren van de tweede taal in het lyceum omdat die dan impliciet elitair wordt. Het vindt het voorstel reaktionair. Rechts reageert tegen Pelletiers utilitarisme dat de vreemde kultuur of beschaving totaal negeert. Bovendien, als Pelletier alles dan toch zo sterk vanuit ekonomisch standpunt bekijkt, mag hij beslist eens de statistieken van de eksport van zijn land raadplegen: de Engelstalige wereld neemt er hooguit een vierde of vijfde plaats in. (De verwachting is dat 90 tot 99% van de leerlingen zich het Engels als eerste taal zal laten opdringen.) Ik wil er ook nog even op wijzen dat er zelfs al interessante tegenvoorstellen gekomen zijn. Zo hebben sommigen terecht de vraag gesteld waarom men de studie van de eerste taal niet in het lager onderwijs aanvat.
Wat er nu van het plan zal terechtkomen, is nog niet te voorzien. Aanvankelijk heeft Pelletier beweerd dat het voorstel van kracht zou worden vanaf september 1979. Op 15 mei 1979 heeft hij daarentegen aangekondigd dat het pas over 2 à 3 jaar zal worden toegepast. Het dagblad Le Monde van 2 juni 1979 meent te weten dat vanaf september een eksperimentele faze zal worden ingeluid. Het projekt zou uitgetest worden in een 18-tal kolleges. Naast wat in het plan is gestipuleerd, wordt in een aantal vierde klassen geëksperimenteerd met een kursus tweede taal van 5 à 6 uur per week. Het idee van 2 à 3 opties blijkt Pelletier opgegeven te hebben. Ook van de verhoging van de klassenormen is hij intussen afgestapt. Er is ook al een 7de taal op het programma bijgekomen: Arabisch. Kortom, Pelletier heeft één uitzichtloze toestand gekreëerd. Alleen is er om dat plan al zoveel te doen geweest dat het nu eigenlijk onrustwekkend stil is geworden. En toch meen ik dat we mogen aannemen dat Pelletier het onderwijs begin september niet voor een voldongen feit zal (durven) stellen. Dat dit voor één keer niet gebeurt, is ook al heel wat.
Onnodig te zeggen dat het doorvoeren van de hervorming Pelletier voor het Nederlands en voor zoveel andere talen rampzalige gevolgen zou hebben. Het zou jammer zijn dat het officieel onderwijs van het Nederlands dat nu voorgoed van de grond lijkt te zijn gekomen, plots weer zou geannuleerd worden. Ik herinner er nog even aan dat tijdens het schooljaar 1977-1978 in Frans-Vlaanderen bijvoorbeeld aan 3 instellingen Nederlands gevolgd kon worden; tijdens het schooljaar 1978-1979 waren dat er al 8 geworden. We kunnen derhalve alleen maar hopen dat de stok die Pelletier in het rustige hoenderhok heeft gegooid het effekt van een boemerang heeft.
Luc Verhaeghe.