Toneel
Claus en Macbeth in Arena.
Het lag bijna voor de hand, dat Hugo Claus die als bewerker graag de konfrontatie aangaat met klassieke werken, vroeg of laat ook Shakespeares Macbeth zou aanpakken. Reeds vroeg in zijn karrière immers was Claus erg aangetrokken door het Théâtre de la Cruauté van Antonin Artaud. Dat blijkt het duidelijkst uit zijn Thyestes (1966), een bewerking naar Seneca, een auteur die trouwens in hoge mate het toneel in Shakespeares tijd beïnvloedde. Artauds ‘theater van de wreedheid’ wilde de religieuze en mytische dimensie die in onze kultuur verloren is gegaan, opnieuw gestalte geven. Daartoe trachtte hij een ritueel spel te scheppen dat voornamelijk op het lichamelijk uitdrukkingsvermogen van de akteurs gebaseerd zou zijn. Het blijkt dat ‘wreedheid’, hoewel niet letterlijk bedoeld maar eerder ‘dans le sens gnostique de tourbillon de vie qui dévore les ténèbres’, toch een belangrijke rol speelt in dit soort teater. Via fysische wreedheid worden immers vaak de diepste menselijke impulsen, behoeften of ideeën aan de oppervlakte gebracht.
In deze kontekst is het niet verwonderlijk dat Claus naar Shakespeare en vooral naar Macbeth grijpt. Shakespeares stukken treden immers altijd buiten het beperkte, realistische, psychologische kader. Dit is beslist het geval in een tragedie als Macbeth die geschraagd wordt door allerlei rituele handelingen (het banket, de slaapwandelscène bijvoorbeeld) en door bovennatuurlijke elementen (de heksen, verschijningen van geesten). Lady Macbeth roept trouwens heel bewust de ‘instruments of darkness’ aan.
Het is dan ook normaal dat Hugo Claus zeker niet probeert het bovennatuurlijke in Macbeth te rationaliseren en te psychologiseren. De heksen zijn dus in zijn versie - gekreëerd op 27 januari 1979 door het Gentse Arena-teater - een realiteit. Zij zijn een levende inkarnatie van het kwaad of van de duivelse macht. In de Arenaproduktie onder regie van Jaak van de Velde waren zij heuse demonisch uitziende toverkollen, gehuld in een nooit optrekkende nevel, maar van wie toch een duistere, seksueel geïnspireerde aantrekkingskracht uitging. Dank zij een vernuftig systeem konden zij ook vliegend op het toneel verschijnen of het verlaten.
Het dekor, ontworpen door Marc Cammaert, was zeer adekwaat. Er werd gespeeld op een vaak door de nevel beheerste scène, afgesloten door wanden en een vloer van metalen roosterwerk. Zo werd een benauwende ruimte geschapen waarin Macbeth inderdaad ‘gekooid, gekluisterd, / geklemd, geketend’ was. Aan de zijkanten van het speelvlak lag een soort grint of keien die knarsten onder de laarzen van de akteurs. Dit detail verscherpte in akelige zin de woorden die Macbeth uitspreekt vlak vóór hij de moord op Duncan gaat uitvoeren:
hoor mijn stappen niet, waar zij ook gaan.
Keien, verraad niet met Uw gebabbel
Nacht, uw gruwel moet doofstom blijven
De ruwe kostuums, die er als aaneengenaaide lappen van dierenhuiden uitzagen, sloten goed aan bij het dekor.
Deze produktie was gekenmerkt door een tendens om de tegennatuurlijke daden en de morele degeneratie van de Macbeths ook door fysische elementen uit te drukken. Er is natuurlijk de alles overheersende wreedheid maar bovendien walgde deze Macbeth (Werner Kopers) letterlijk voor zijn eigen misdrijven. Vóór hij zijn bekende monoloog beginnende met de woorden ‘Als het gedaan was als het gedaan is...’ zei, kwam Macbeth in zichtbaar misselijke toestand - even moest hij zelfs braken - op het toneel. En ook later in dezelfde scène, wanneer Lady Macbeth hem verder meesleurt in haar boosaardig opzet (‘Wat voor een beest was het dan / dat je heeft ingeblazen mij je plan te openbaren?...’), moest Macbeth weer braken. Dit sluit op uitstekende wijze aan bij de beeldspraak van ziekte die gedurende het hele stuk terugkeert en die het kwaad voorstelt dat via Macbeth heel Schotland besmet. Deze beeldspraak verscherpt nog de tegenstelling tussen het zieke, getiranniseerde koninkrijk van Macbeth en het bij Gods genade geregeerde Engeland. Daarom hebben Claus en regisseur Jaak van de Velde terecht de scène in Engeland, met de verwijzing naar de zalvende en genezende kracht van Edward de Belijder, behouden.
Overigens is ook Claus' vertaling verrassend trouw aan het origineel. Zijn tekst is direkt en lenig. Wel lijkt het getormenteerde ritme dat vaak Macbeths verzen kenmerkt, al te zeer afgerond, versoepeld te zijn. De vertaler klampt zich nooit skrupuleus aan de oorspronkelijke tekst vast, maar geeft niettemin - of misschien juist daarom - vrij eksakt de betekenis weer. De gebaldheid van Shakespeares taal brengt hem er toe ekstra verzen in te lassen.
Er werd in deze produktie zeer behoorlijk geakteerd, maar net niet persoonlijk en gedreven genoeg om deze zeer goede voorstelling met een fascinerende kracht te bezielen. De konfrontaties tussen Macbeth (Werner Kopers) en Lady Macbeth (Suzanne Juchtmans) werden zeer boeiend vertolkt. Bij de woorden ‘Kom, geesten’ (I, v) raakte Suzanne Juchtmans zichtbaar in vervoering van het kwaad en liet zij haar beker vallen. Als ze de ‘zwarte nacht’ opriep, ging zij op de knieën zitten. Op dat