Ons Erfdeel. Jaargang 22
(1979)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 563]
| |
Pierre Brachin, zendeling van het Nederlands
| |
[pagina 564]
| |
Pierre Brachin (o1916).
verdrag tussen Nederland en Frankrijk spreekt dan ook wel over de studie van het Nederlands maar niet over de docent in de Nederlandistiek. Pierre Brachin moet dus wel speciaal geëerd worden bij zijn afscheid. Zijn vertrek moet wel in het licht staan van de aktualiteit (de akademische aktualiteit natuurlijk; iets in de geest van een officiële hulde met deftige redevoeringen). Het is jammer. Jammer dat Pierre Brachin niet - ik zou haast zeggen automatisch - opgevolgd wordt door een andere Franse hoogleraar in de Nederlandistiek. Ik heb horen zeggen dat de Franse neerlandikus Louis Fessard, de schrijver van een zeer goed proefschrift over Slauerhoff, in aanmerking had kunnen komen voor het hoogleraarschap in het Nederlands aan de Sorbonne, maar dat het kollege van adviseurs zijn kandidatuur in negatieve zin had beoordeeld. Die adviseurs zijn vanzelfsprekend geen eksperts op het gebied van de Nederlandse taal, anders had men in hun midden wel een opvolger voor Brachin gevonden. Er zullen dus wel buiten-wetenschappelijke redenen naar voren zijn gebracht. Een buitenstaander kan dan ook alleen maar veronderstellen dat de regels van hiërarchie in de Franse universiteit nauwelijks zijn aangetast door de gebeurtenissen (les événements!) van 1968. De kompetentie in het vak heeft weinig met de kansen van Fessard te maken gehad.
Ik zal mij dus beperken tot de persoonlijke verdiensten van Pierre Brachin. Dit maakt de taak van de schrijver van dit artikel eenvoudig.
Brachin werd geboren op 16 augustus 1916 te Montereau, een klein stadje aan de Seine en de Yonne in het departement Seine et Marne. Hij zit op de middelbare school in Sens en Parijs, alwaar hij in 1934 toegelaten wordt tot de Ecole Normale Supérieure. De jonge Pierre kan dus worden beschouwd als ‘un sujet briljant’. Hij volgt kollege aan de universiteiten van Parijs, Freiburg-im-Breisgau en Berlijn. Hij behaalt de akademische graad van de aggregatie Duits in 1938. Pas in 1950 promoveert onze germanist die eerst leraar Duits is geweest in diverse lycea, daarna docent in deze taal aan de universiteiten van Rennes en Bordeaux, alvorens aan de Sorbonne als eerste de leerstoel in de Nederlandse taal, literatuur en beschaving te bezetten. Brachin is lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, buitenlands lid van de Koninklijke Akademie voor Nederlandse Taal en Letterkunde, lid van de Académie Septentrionale. Kort geleden heeft de Association France-Hollande hem de Prix Descartes toegekend als blijk van waardering voor zijn bijdrage tot het verbreiden van de kennis van Nederland in Frankrijk.
Deze laatste aktiviteit is niet gering. Pierre Brachin heeft behalve een groot aantal boeken (studies, bloemlezingen, vertalingen), 'n schat van artikelen gepubliceerd waarvan men kan zeggen dat zij het Franssprekend publiek een uitmuntend overzicht geven van de diversiteit van de Nederlandse beschaving. In de ogen van Brachin is het Nederlandse taalgebied | |
[pagina 565]
| |
één groot geheel. Zijn boek La Langue néerlandaise laat daar geen twijfel over bestaan. Brachin heeft trouwens met duidelijk veel plezier een artikel gewijd aan Carel van Mander, trait d'union entre Nord et Sud in Les Belles Lettres, Parijs, 1972.
Hoewel de schrijver zich vanzelfsprekend in zijn eigen taal uitdrukt, kan hij zonder moeite ook in het Nederlands schrijven. Menige bijdrage van zijn hand is verschenen in De Vlaamse Gids, De nieuwe taalgids, en andere bladen. Het is niet aan iedere buitenlander gegeven zich te verdiepen - in het Nederlands! - in de stijl van Anton van Duinkerken:... ‘Van Duinkerkens schitterende stijl (is) heel wat anders dan alleen maar een lekkernij voor fijnproevers, het is een echte bijdrage tot de Nederlandse cultuur’, zo schrijft Pierre Brachin. Men zou instemmend willen knikken bij deze uitspraak, want men leest zelden of nooit dergelijke warme woorden uit de pen van een Nederlander.
Het fenomeen van de taal speelt een grote rol in het denken van Brachin. Zo vindt men bijdragen van zijn hand over de studie van levende talen in Zweden, over Goethe en de Franse taal, over Verlaine als taalgeleerde, enz. Ik kan mij voorstellen dat de filologie verrassende ontdekkingen oplevert voor iemand zoals Brachin die bezeten is van het gebruik van idiomen. Zou hij anders Nederlands hebben geleerd?
Het gebruik van de taal is vanzelfsprekend het beste waar te nemen in de letterkunde. Zonder zelf tot deze kategorie van scheppers gerekend te kunnen worden, heeft Brachin zijn wetenschappelijk leven aan de letterkunde besteed. De vier delen van zijn bloemlezing van Nederlands proza geven hiervan een zeer goed voorbeeldGa naar eindnoot(1). Maar ook zijn studies over de Nederlandse literatuur, zijn geschriften over de meest uiteenlopende figuren van Nederland en Vlaanderen leveren het bewijs van zijn universele belangstelling voor het Nederlands letterkundig domein. Een onvolledig overzicht van zijn publikaties kan men vinden in een uitgave van de Bibliotheca neerlandica extra muros bij Martinus Nijhoff in Den Haag. Het boek bevat twaalf hoofdstukken over of in verband met de Nederlandse literatuur. Het heet Faits et Valeurs als een weerspiegeling van Professor Asselbergs woorden: ‘De geschiedenis der letteren is een wetenschap van feiten alvorens een wetenschap van waarden te worden’. De feiten die Brachin aanhaalt zijn vooral namen: Guido Gezelle, Constantijn Huygens, Herman Teirlinck, Aart van der Leeuw, Alberdingk Thijm, Vondel, Wolf en Deken, Karel van de Woestijne, Jan Greshoff, om mij te beperken tot het door elkaar citeren van een aantal ‘bekenden’, terwijl deze willekeurige opsomming juist laat zien hoe en in welke mate de belangstelling van Brachin zich uitstrekt over de hele oppervlakte van het terrein van de Nederlandse literatuur. De waarden zijn karakteristiek voor het eigen denken van Brachin: de godsdienst neemt hier een belangrijke plaats in. Men hoeft zich hier geenszins over te verwonderen, want Pierre Brachin heeft aan het katolicisme veel aandacht besteed. Zijn Geschiedenis van het Hollandse katolicisme sedert de 16e eeuw is het enige werk in de Franse taal dat een overzicht biedt van deze immense materie. Het boek kwam overigens te laat op de markt om een bestseller te worden. Met een beetje eerzucht zou de schrijver Brachin een groot publiek hebben bereikt. Maar toen het boek verscheen was de... mode voorbij.
Bescheidenheid en eerlijkheid zijn de twee beweegredenen van Brachins wetenschappelijk optreden. Ik kan er niets aan doen; het moet gezegd worden: Brachin heeft meer voor de Nederlandse literatuur gedaan dan menig ander die wel het Nederlands taalgebied vertegenwoordigt en misschien wel niet met be- | |
[pagina 566]
| |
scheidenheid en eerlijkheid is opgetreden. Aan de andere kant is het nauwelijks van een Vlaming of een Nederlander te verwachten dat hij een boek in elkaar tovert over de Nederlandse taal. Natuurlijk als hij zijn pen zou laten gaan... Maar dat ligt niet in zijn aard.
Van een Fransman kan men zoiets wel verwachten. Zodra hij zich iets toeëigent verdedigt hij het met hart en ziel. Hij kan zijn paard ‘Bisschop van Toul’ noemen zoals Monsieur de Boufflers heeft gedaan, maar, God verhoede het, een ander moet niet met spot, laat staan met ironie zwaaien. Pierre Brachin is onze taal machtig, maar in zijn doen en laten is hij typisch een Fransman. En dit levert ons tot ons groot genoegen een aantal studies op over de Kring van Muiden en de Franse kultuur, over de humor in de Camera Obscura, over Constantijn Huygens als huisvader, over Jan van Hout, kurieus figuur uit de Hollandse Renaissance, om maar enkele voorbeelden te noemen, onderwerpen die nooit of te nimmer onder Franse ogen gekomen zouden zijn, indien Pierre Brachin niet met zijn Franse luchtigheid en brede wetenschappelijke belangstelling dat soort zaken had behandeld naast zijn sterk gespecialiseerd terrein. Wij moeten hem daar zeer dankbaar voor zijn.
Zijn vertrek van de Sorbonne heeft daarom niet het karakter van een afscheid. Als docent is hij vertrokken, maar als liefhebber van de Nederlandse taal, kultuur en beschaving blijft hij in ons midden. In zijn geval heeft dus de kreet ‘le roi est mort, vive le roi!’ betrekking op hemzelf, op de twee facetten van zijn persoonlijke roeping. |
|