Kasper in de onderwereld.
De verfilming van Hubert Lampo's magisch realistische roman De goden moeten hun getal hebben (1969) kende een uiterst moeizaam produktieverloop. In 1974 staakte de Vlaamse kineast Jos Jacobs ten gevolge van financiële en artistieke moeilijkheden de realisatie van zijn door de overheid gesubsidieerde produktie. De auteur en medescenarioschrijver Hubert Lampo slaagde er echter in de verfilming van zijn roman opnieuw op gang te krijgen. Met de Nederlander Jef van der Heyden als kineast en onder de nieuwe titel Kasper in de onderwereld haalde Lampo's roman op 1 maart 1979 toch nog het filmscherm.
Het scenario met sterk literaire inslag dateert duidelijk uit het begin van de jaren zeventig, toen na het onverwachte sukses van Mira literaire verfilmingen schering en inslag waren.
Het hoofdpersonage Kasper (Jos Houben), die uit Geel, waar hij onder psychiatrisch toezicht staat, wegvlucht, lijdt aan waanvoorstellingen. Zo meent hij zijn geliefde te hebben gedood. Niettemin gaat hij op zoek naar haar. De schimmige tocht van de krankzinnige koncertpianist op zoek naar zij die hem afwees, verwijst nadrukkelijk naar het mytologisch verhaal van Orfeus en Eurydice. Op zijn dwaaltocht van het platteland naar Antwerpen (de stad van de dood) ontmoet hij allerlei vreemdsoortige personages, die de tegenpool vormen van zijn meedogenloze geliefde.
Bij het uitbeelden van de obsessies van een geestesgestoorde heeft de kineast zichzelf duidelijk overschat. Het gevolg is dat het heen en weer geloop van Kasper ondanks het pittoreske karakter van zijn gesprekpartners (o.m. een alchimist) en mede door de al te literaire dialogen oervervelend wordt. De stakersoptocht, waarin Kasper aan het slot meeloopt, is op een dermate amateuristische wijze geregisseerd en gefilmd dat de sekwens een potsierlijke in plaats van een tragische en sociaal bewogen indruk maakt.
Ondanks de vrij behoorlijke akteerprestatie van Jos Houben faalt de film door een gebrek aan dramatische opbouw, pijnlijk zwakke, literaire dialogen en overbodige filmscènes, die de film zijn lengte als speelfilm moeten opleveren.
Met het per se laten afwerken van deze produktie heeft men de Vlaamse film een kwalijke dienst bewezen.
Dat Kasper in de onderwereld als gesubsidieerde lange speelfilm ondanks zijn storend amateurisme - zij het heel kortstondig - de bioskoop bereikte, is daarenboven vooral ontmoedigend voor al degenen die zich in Vlaanderen ernstig met filmen inlaten en wier afgewerkte filmkopijen in de koelkast of in de kelder blijven liggen.
Wim de Poorter.