Remco Campert.
toen al gesignaleerd! Als we het gedicht vandaag lezen valt ons erin het jeugdige
geloof op, de
hoop, de
droom. Het beeld van Remco Campert dat toen ontstaan is - een beeld van
jeugd- is sindsdien gebleven: een baardeloze knaap kijkt ons vanaf al zijn foto's aan, zelfs nog in 1979, het jaar waarin hij 50 wordt en waarin hij bekroond wordt met dezelfde PC-Hooftprijs die de oude bard Roland Holst in de jaren vijftig ontving.
In 1975 - 25 jaar ná Te hard geschreeuwd - leefde Roland Holst nog steeds, hoe bestáát het! Andere dichters waren gekomen, gegaan. De gelovende, hopende 50-ers waren ‘bijgezet in het literaire mausoleum’, verpakt in prachtige verzamelbundels. En opnieuw schept Remco Campert dan een tijdsbeeld-in-een-gedicht, ironisch genoeg ook nu weer - net als in 1950 - gepubliceerd in een literair tijdschrift dat een poëzie-redakteur heeft die nogal van ‘het kleine geluk’ houdt. Toen: Libertinage, met H.A. Gomperts; nu De Revisor, met Tom van Deel. Ik geef dit gedicht zonder veel kommentaar. ledere lezer die een beetje op de hoogte is van de achtergronden van Te hard geschreeuwd? zal er de kritiek op de restauratie die inmiddels heeft plaatsgevonden, in ontdekken: kreupel zoekt de poëzie het huis weer op / de warme lamp enz. Het gedicht 1975 brengt ons weer terug bij 1950, en er is (dus) alle reden om ontgoocheld te zijn. Lees maar, en herkén de situatie van nu, in r. 34 e.v. Vele namen - ook Vlaamse - zullen gestalte krijgen. Remco Campert vindt het niet meer nodig om ze nog te noemen; we kennen ze allemaal...
Aanvankelijk kan men geneigd zijn het gedicht 1975 als een voorbeeld te zien van de grote ontgoocheling: als een tegenstelling tot het jeugdige geloof uit het gedicht van 1950. Maar in de laatste strofe (‘Ach / sla ons om de oren enz.’) kijkt toch weer het gezicht van ‘de jongen met het mes’ ons aan, die wil bevechten een groot geluk of ongeluk (een klein geluk is geen geluk):
1975
niets komies, veel mislukt
rollende stenen zonder mos
4[regelnummer]
Kreupel zoekt de poëzie het huis weer op
het kleine leed van pappiemammie roepen
verdriet om de voorbije verjaardag
wéér komt op de proppen die ellendige God
vermomd nu als VU-student
12[regelnummer]
Maar ook wij, toen we een gooi naar het grootse deden
hadden niemand iets te bielden
een schaar om prikkeldraad door te knippen
nauwelijks een doek voor het bloeden
of schoonheid die een gedicht verbrandt
19[regelnummer]
Verwilderd in besneeuwde vlaktes
woestijnen in muren gevangen -
de kampen, kelders en kooien
waar de ene mens de andere onmens wordt
23[regelnummer]
Al die dromen al die jaren
steeds weer dat kind op 't platgebrande station
het hoge gillen in de kazerne
waar je stem, die mooie vaas,
altijd bezorgd om z'n materiaal
Schrijven, die lullige luxe
waar ademen al een weelde is
34[regelnummer]
De beste talenten aan de drank
aan de roem, aan de ijdelheid
met een positie in een commissie
of uit het raam gesprongen
of geschrokken hokkend bij moeder de vrouw
of zich verliezend in analyses:
in klein geblaat verloren gaat
dat we weer ons bed opnemen
en zwerven met de bedeljongen
(De Revisor, jaargang 2, nr. 5.)
We hopen dat de jeugdige PC-Hooftprijswinnaar Remco Campert nog lang jong genoeg zal mogen blijven om dergelijke poëzie te schrijven.
Remco, blijf trillen!
Aldert Walrecht.