Uit ‘Pour le Mistral’.
en voor de laatste film van hem, die hier te lande (via de televisie) te zien is geweest, zijn film over het volk
De Kazakken.
Voor een beter begrip van de dwingende en tegelijkertijd toch vrijblijvende, namelijk vrij-willige verbondenheid van het boven-individueel panoramische met het gekoncentreerd individuele wil ik even Ivens' film Pour le mistral in herinnering brengen.
Bijzonder fascinerend aan deze film is de manier waarop Ivens aan de dingen in de natuur, bezielde zowel als onbezielde, een eigen dramatische kracht weet te geven. Bomen bijvoorbeeld zijn niet alleen maar bomen, zij zijn als het ware levende wezens, die in een voortdurend gespannen verhouding staan met het hen omringende. Er is relatie tussen hen en de boven hen voortjagende wolken. Met de wind, de struiken, de grasvelden om hen heen. Gemeten naar deze film - maar deze niet alleen - zou je Ivens een karakteristiek ‘aardse’ filmer kunnen noemen. In die zin, dat de aarde en haar natuur (en, in uitbreiding, beide weer in relatie tot de mens, individueel en maatschappelijk) een geschiedenis is. Een geschiedenis vol onverzettelijkheden en weerbarstigheden. Met een schoonheid, die vrijwel steeds ruig en bijna nooit liefelijk is. Ivens erkent geen stilstand, geen bezinning, hij erkent (zowel ten aanzien van de natuur als van de mens, individueel en maatschappelijk) alleen beweging. En liefst een zo driftig mogelijke beweging.
Om die reden lijkt de mistral, de wind die in de Provence de ‘maître vent’ wordt genoemd, een voor Ivens te grijp liggend dramatisch onderwerp te zijn. Maar er komt iets bij. Naast zijn visie op de natuur als bewegende geschiedenis, beschikt Ivens ook over een visie op de natuur als onbegrensde passieve weidsheid. De twee visies zijn stellig niet met elkaar in tegenspraak. Zij vullen elkaar zelfs aan. Want naast de dramatiek van de aktie (in de - driftige - bewogenheid van de natuur), is er de dramatiek van de passiviteit (in de panoramische oneindigheid van landschappen en luchten).
Ivens spreekt over de mistral als over ‘een krijgsman, een strateeg. Een wind, die het landschap domineert, die brullend de lucht doorklieft, die speelt en zich amuseert met alles wat op zijn weg komt, die de andere elementen opzweept tot gewelduitbarstingen, die mens en dier beinvloedt en die zich voortzet in legendes en poëzie’.
Het is me hier uiteraard niet te doen om de film Pour le mistral als zodanig. Waar het om gaat is de onderling sterk gerelateerde dramatiek. In Pour le mistral, verbondenheid tussen de dingen die de panoramische bewogenheid van de ‘maître vent’ moeten doorstaan (zonder daarbij aan eigen zijnswaarde in te boeten) en de afhankelijkheid van het weidse natuurverschijnsel, dat zijn inwendig driftige bewogenheid alleen maar kan botvieren op de weliswaar onbewogen maar toch zeer weerbare aanwezigheid van de individuele dingen. Bomen, struiken, zandvlakten, grasvelden, vogels die door de wind voor zich uit worden geveegd, etc.
Dit is, zeker in Ivens' filmkunst, zeer goed te herleiden tot de menselijke relaties. Het totaal van een maatschappelijkheid,