Ons Erfdeel. Jaargang 22
(1979)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 347]
| |||||||||||
De Vaste Commissie voor Taaltoezicht
| |||||||||||
1. Inleiding.Wegens hun geografische ligging en hun ekonomische betekenis zijn onze gewesten in de loop van de geschiedenis dikwijls de inzet geweest van twistende politieke en militaire grootmachten. Herhaaldelijk hebben de bezetters hun taal samen met hun gezag en hun instellingen aan de bevolking opgedrongen. Onze taalwetgeving kent daardoor dan ook een lange geschiedenis.
De invloed van vreemde, dikwijls Franssprekende hertogen, koningen en prinsen, adel en geestelijkheid is hier altijd bijzonder groot geweest. Toen in het begin van de 19e eeuw de Franse legers onze gewesten bezetten, beschouwden hun bewindvoerders het invoeren en het opleggen van de Franse taal niet alleen als een normaal recht maar tegelijk als een daad van beschaving ten overstaan van een achtergebleven kultuur. Het verplichte gebruik van de Franse taal werd bovendien beschouwd als een onmisbare bijdrage tot de opname van de veroverde gewesten in het nieuwe geheel en tot de verspreiding van de revolutionaire idealen van broederlijkheid, vrijheid en gelijkheid.
Onmiddellijk bij de bezetting werd de Franse taal bij uitsluiting van alle andere aanvaard in de administratie, bij alle officiële plechtigheden, bij het opstellen van alle akten, bij de uitspraken van de rechtbanken en bij officiële bekendmakingen bij het publiek. Op 13 juni 1803 wordt bij dekreet bepaald: ‘Dans un an à compter de la publication du présent arrêté les actes publics dans les Départements de la ci-devant Belgique devront tous être écrits en langue française’. In 1814 was het Frans dus de taal van het bestuur, het gerecht en van de akten. Op dat ogenblik heerste er tweetaligheid bij de notabelen, de burgerij en de adel, met dien verstande dat zij zich niet behoorlijk in het Nederlands konden uit- | |||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||
drukken. Pirenne kon dan ook terecht aanstippen: ‘il n'y a de frontière linguistique que pour le peuple’.
Toen de Franse legers op 18 juni 1815 te Waterloo werden verslagen, trachtten de grote mogendheden het Franse imperialisme in te tomen o.m. door de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden. Door een besliste taalpolitiek poogde Willem I de normale toestand in de Belgische gewesten te herstellen en de volkstaal in het onderwijs, het bestuur en het gerecht opnieuw de plaats te geven die haar toekwamGa naar eindnoot(1). Vele redenen en omstandigheden deden die taalpolitiek jammer genoeg mislukken.
Toen in 1830 de Belgische onafhankelijkheid werd uitgeroepen, werd in de grondwet van de jonge staat het principe van de vrijheid van taalgebruik ingeschreven. Tegelijkertijd werd echter door al diegenen die gezag en prestige hadden, een nieuwe poging ondernomen om de Vlaamse gewesten grondig en definitief te verfransen onder het motto: ‘La Belgique sera latine ou ne sera pas’. Het Voorlopig Bewind proklameerde het Frans als de enige officiële taal. In het bestuur, de administratie, het gerecht, het leger, het middelbaar en hoger onderwijs wordt in heel het land opnieuw het Frans voertaal, zodat in feite de toestand van de Franse Bezetting opnieuw werd ingevoerd.
Toen het Koninkrijk België na enkele jaren definitief gevestigd leek, kwam de reaktie en vanaf de tweede helft van de 19e eeuw ontstonden de eerste taalwetten in het nieuwe koninkrijk. Geleidelijk werd van 1878 tot 1963 wettelijk bepaald dat de rechter de taal van de burgers die voor hem verschijnen moet verstaan, dat de officiële bekendmakingen en mededelingen ook in de taal van het volk gesteld moeten worden, dat de ambtenaren van de staat, de provincies en de gemeenten in staat moeten zijn de taal van de burgers te spreken en hun dossiers in de taal van het volk op te stellen en, tenslotte, dat het onderwijs van hoog tot laag in de streektaal gegeven moet worden.
Op deze lange weg waarbij door wetgevende bepalingen gepoogd werd op het gebied van de taal de kulturele eigenheid van de Vlamingen te erkennen en tot ontplooiïng te brengen, moet het ontstaan en de evolutie van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (V.C.T.) gesitueerd worden. | |||||||||||
2. Ontstaan van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.‘De bepaald gebrekkige en onvoldoende wijze waarop de wet van 1921 werd toegepast’ heeft de wetgever van 1932 er toe aangezet ‘voortaan niet zonder meer op de goede wil van de Regering te vertrouwen’. Die goede wil ‘dient gesteund te worden om in de volle mate doeltreffend te zijn: hij moet gekontroleerd worden, wil de Regering het vertrouwen van de openbare mening in onze Vlaamse zowel als in onze Waalse provincies behouden. Deze kontrole moet worden uitgeoefend door een organisme dat in zijn oorsprong onafhankelijk is van de uitvoerende macht en aansprakelijk tegenover de Kamers zelf. Dat hebben we willen bereiken door de oprichting van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht’Ga naar eindnoot(2). Aldus Frans van Cauwelaert die als verslaggever van de wet van 1932 over het taalgebruik in bestuurszaken, een grote rol speelde bij de verdediging en de uitbouw van de taalwetgeving in België. Hij was goed geplaatst om te weten dat de wet van 1921, waarbij het principe van streektaal is voertaal was ingevoerd en waarbij iedere ambtenaar in Brussel en in de centrale besturen de beide landstalen moest kennen, een dode letter was gebleven. Het Parlement bevestigde bij monde van zijn verslaggever dat zijn vertrouwen in de uitvoerende macht voor de toepassing van de taalwetten een ferme deuk had gekregen. | |||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||
Dertig jaar later, in 1961, onderstreept de regering Lefèvre-Spaak waarom er nog een betere kommissie nodig was: ‘De wetgever van 1932 had het toezicht toevertrouwd aan een commissie van zes leden die door de koning benoemd worden op voordracht van de Koninklijke Academie voor Taal en Letterkunde. Uit die ervaring is gebleken dat zowel door haar samenstelling als door haar attributen en werkwijze die commissie aan de verwachtingen niet beantwoord heeft. Daarom wordt voorgesteld dat college grondig te hervormen. Bij zijn samenstelling zullen de cultuurraden worden betrokken. Voorlopig zullen kandidaten voorgedragen worden door de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Die leden zullen een zekere leeftijdsgrens niet mogen overschrijden, wat de werking van de Commissie ten goede zal komen. De tweetalige voorzitter zal aangeduid worden door de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De koning zal de rechtspositie van die voorzitter bepalen en zich te dier gelegenheid spiegelen aan die van het rijkspersoneel. De rechtspositie van de commissie zelf en van haar uitvoeringsorganen zal insgelijks door de koning vastgesteld worden. De werkwijze van de commissie wordt doeltreffender: zij treedt zelfstandig op, doch er worden maatregelen getroffen om te vermijden dat de vragen om advies en de klachten op de lange baan worden geschoven zoals zulks al te vaak het geval was in het verleden... Ook op het stuk van haar attributen wordt de taak van de Commissie metterdaad verruimd. Tenslotte zal haar splitsing in twee afdelingen de vlotte afhandeling van de zaken in de hand werken... Een vertegenwoordiger van het Duitse taalgebied wordt in de commissie opgenomen’Ga naar eindnoot(3).
Deze verklaring van de regering onderstreept duidelijk het feit dat niettegenstaande de verreikende maatregelen van 1932 er in 1961 nog meer redenen zijn om de kontrole over de toepassing van de wet verder aan de uitvoerende macht te onttrekken. De kommissie krijgt ruimere bevoegdheden en uitvoeringsorganen. Om te voorkomen dat de vragen om advies en klachten te laat behandeld worden, is bepaald dat na verloop van een bepaalde termijn de minister van Binnenlandse Zaken kan optreden in de plaats van de kommissie. Tenslotte wordt om de procedure te bespoedigen een Nederlandse en een Franse afdeling opgericht die soeverein oordelen over de problemen van hun eigen taalgebied. | |||||||||||
3. Samenstelling van de V.C.T.1. De Voorzitter.De Kamer van Volksvertegenwoordigers wijst de voorzitter aan. Hij moet beide landstalen beheersen. De aanduiding door de Kamer gebeurt om de onafhankelijkheid t.o.v. de uitvoerende macht te verzekerenGa naar eindnoot(4).
Zijn statuut is vastgelegd bij Koninklijk BesluitGa naar eindnoot(5). Hij zit de kommissie voor, roept de leden op voor de zitting, leidt de besprekingen, maar is niet stemgerechtigd. Hij vertegenwoordigt de kommissie. De klachten en de vragen om advies worden hem toegezonden. Hij stelt de betrokken overheden en de belanghebbenden in kennis van de beslissingen die door de kommissie genomen worden.
Tot in 1969 stelde de voorzitter alleen de dagorde op van de vergaderingen en zat hij ook de vergaderingen voor van zowel de Franse als de Nederlandse afdeling. Als gevolg van het nieuwe statuut dat in 1969 werd aangenomen, wordt de dagorde opgesteld door de voorzitter in overleg met de twee ondervoorzitters die elk hun eigen afdeling voorzitten. De voorzitter behoudt evenwel het recht iedere vergadering van de afdelingen bij te wonen.
De ambtenaren en de leden van het personeel die door de regering ter beschik- | |||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||
king gesteld zijn van de kommissie, staan onder zijn gezag en leidingGa naar eindnoot(6). De voorzitter legt de eed af in de handen van de minister van Binnenlandse Zaken waarbij hij trouw zweert aan de koning, gehoorzaamheid aan de grondwet en aan de wetten van de Belgische staat. Zijn financieel statuut wordt bepaald op basis van dit van de staatsraad en zijn pensioenregeling is vastgelegd met verwijzing naar de regeling die geldt voor de ambtenarenGa naar eindnoot(7). | |||||||||||
2. De leden.Op grond van een driedubbele lijst van kandidaten, door de Kamer van Volksvertegenwoordigers en later door de Kultuurraden voorgedragen, werden in 1964 vijf effektieve en vijf plaatsvervangende leden van de Nederlandse en Franse taalgroep en één effektief en plaatsvervangend Duitstalig lid door de koning benoemd. Bij de Vlaamse afdeling werden er twee leden aangeduid door de C.V.P. (Christelijke Volkspartij), twee door de B.S.P. (Belgische Socialistische Partij) en één door de P.V.V. (Partij voor Vrijheid en Vooruitgang). Bekwame persoonlijkheden zoals F. de Kempeneer, H. de Leeck, M. Galle, A. Kinsbergen en E. Van Cauwelaert stonden borg voor goed en degelijk werk. Ook bij de Franstaligen waren enkele belangrijke figuren die een ruime dialoog hebben mogelijk gemaakt. Vooral Louis Stevens, sekretaris van het A.B.V.V. (Algemeen Belgisch Vakverbond, Afdeling Brussel) heeft als ondervoorzitter van de kommissie bij de betwistingen over de werkwijze van de V.C.T. hardnekkig en loyaal haar belangen verdedigd. Deze samenstelling van de V.C.T. bleef ideologisch ongewijzigd tot in 1973 toen de kultuurraden hun kandidaten hebben voorgedragen. Bij de Vlamingen werden er dan twee aangewezen door de C.V.P., één door de B.S.P., één door de P.V.V. en één door de V.U. (Volksunie). Bij de Franstaligen werden er twee aangewezen door de P.S.B. (Parti Socialiste Belge), één door de P.L.P. (Parti de la Liberté et du Progrès), één door de P.S.C. (Parti Social Chrétien) en één door het R.W. (Rassemblement Wallon). Het Duitstalig lid is aangewezen door de C.D.U. (Christliche Demokratische Union). | |||||||||||
3. De uitvoeringsorganen.De kommisie wordt bijgestaan door rijkspersoneel dat haar door de regering ter beschikking wordt gesteldGa naar eindnoot(8). Die personeelsgroep omvat dertien ambtenaren van nivo 1, acht van nivo 2 en vijftien leden van het administratief en uitvoerend personeelGa naar eindnoot(9).
Dat het huidige kader ontoereikend is, blijkt duidelijk als men vaststelt dat, niettegenstaande volhardend werk van vele goede ambtenaren, ieder jaar slechts ongeveer de helft van de binnenkomende klachten en vragen om advies kunnen worden afgehandeld, terwijl de eigen initiatieven en de kontrole-opdrachten tot een strikt minimum moeten worden beperkt. | |||||||||||
4. Het statuut van de V.C.T.1. Het Statuut van 1964 tot 1969.Het statuut dat onmiddellijk na de goedkeuring van de wet door dezelfde regering en door dezelfde minister van Binnenlandse Zaken werd aangenomen, bepaalde dat om geldig te beraadslagen ten minste de helft van de leden van de voltallige vergadering aanwezig moet zijn met die restriktie dat ten minste iedere afdeling door een van haar leden vertegenwoordigd moet zijn. In de kommissie worden de leden bijgestaan door twee sekretarissen die door de voorzitter aangewezen worden en die onder zijn toezicht de dossiers voorbereiden. De vergaderingen van de kommissie en van de afdelingen worden voorgezeten door de voorzitter en bij zijn afwezigheid door de ondervoorzitter. | |||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||
Op haar eerste vergadering besliste de V.C.T. een reglement van inwendige orde op te stellen om konkrete en duidelijke regels voor te schrijven betreffende de werkwijze en de te volgen procedure in de kommissie. Dit huishoudelijk reglement werd door de vijf Nederlandstaligen en door drie Franstalige leden goedgekeurd, dus door acht van de tien leden. Het reglement regelde o.m. dat minderheidsnota's konden worden ingediend om bij het advies te worden gevoegd als tenminste drie leden dit wensen en voorzover het gaat om adviezen betreffende wetsontwerpen of onderrichtingen van algemene aardGa naar eindnoot(10). Deze laatste beperking was vooral bedoeld om te voorkomen dat de toepassing van de wet zou worden uitgehold of ontkracht door elkaar betwistende interpretaties van een konfliktsituatie. Een vooraanstaand franstalig lid van de kommissie bij wie zich later een tweede franstalig lid aansloot, kon zich geenszins bij deze zienswijze neerleggen. In tegenstelling met wat in het Koninklijk Besluit was ingeschreven, nl. dat de beslissingen in de kommissie bij meerderheid werden genomen, waren de twee dissidenten van mening dat de V.C.T. beschouwd moest worden als de verenigde vergadering van de twee afdelingen en dat ze alleen kon beslissen als tenminste drie leden van iedere afdeling aanwezig waren en als in iedere afdeling een meerderheid het advies zou goedkeuren. Diezelfde dissidenten meenden zelfs dat elke minderheid, zelfs die in elke afdeling, haar mening in welk advies dan ook tot uiting moet kunnen brengen. Deze stelling werd door de andere kommissieleden afgewezen als een poging om de werking lam te leggen of haar efficiency uit te hollen. Daarop trokken beide dissidenten zich terug, weigerden ontslag te nemen maar namen niet verder deel aan de werkzaamheden van de kommissie. Herhaalde pogingen van de voorzitter en van de minister van Binnenlandse Zaken om hen tot redelijkheid te brengen, botsten op de eis van de twee dissidenten om vooraf en tegen alle andere leden in, in het gelijk te worden gesteld. Op 21 maart 1967 interpelleerde Pètre, Volksvertegenwoordiger voor de Parti Social Chrétien, de minister van Binnenlandse Zaken over de gang van zaken bij de V.C.T. en de afwezigheid sinds 1965 van de twee Franstalige leden. Pètre die behoorde tot de regeringsmeerderheid, vond steun bij de oppositie, o.m. bij A. Cools, tans voorzitter van de Parti Socialiste, en bij Parisis, die later voorzitter zou worden van de Parti Social Chrétien. Pètre verdedigde de stelling van de paritaire werking van de kommissie waaraan, naar zijn mening, een paritaire besluitvorming verbonden is. Jan Verroken (Christelijke Volkspartij) wees op de wil van de wetgever om door dialoog de besluitvorming te vergemakkelijken zonder te raken aan het beginsel zo spoedig mogelijk een bindende rechtsspraak in taalaangelegenheden op te bouwenGa naar eindnoot(11). Herman Vanderpoorten, minister van Binnenlandse Zaken, besloot de debatten: ‘Ten einde in de V.C.T. de werking van de afdelingen te verbeteren en de mogelijkheid tot dialoog en besluitvorming tussen de taalgemeenschappen in de algemene vergadering te versoepelen, is de regering bereid de voorzitter en alle leden van de V.C.T. te verzoeken in overeenstemming trouwens met de inleidende nota opgenomen in het reglement van inwendige ordeGa naar eindnoot(12) zonder tijdverlies maatregelen te treffen die vastgestelde onvolkomenheden in het reglement van inwendige orde kunnen uitschakelen zonder dat de V.C.T. in het vervullen van haar opdracht gehinderd zou worden. Ik ben tevens bereid het Koninklijk Besluit vaststellende het statuut | |||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||
van de V.C.T. aan te passen aan de via gemeenschappelijk overleg tussen alle leden uitgebrachte suggesties’Ga naar eindnoot(13). Op uitdrukkelijk verzoek van de minister vergaderde de V.C.T. op 17 april 1964 ten einde eventuele wijzigingen te onderzoeken en aan te brengen aan het reglement van inwendige orde en de suggesties te bestuderen die zouden voorgesteld kunnen worden tot wijziging van de Koninklijke Besluiten van 2 en 18 maart 1964 houdende vaststelling van het statuut van de V.C.T. Op deze vergadering verklaarde men in naam van de twee dissidenten dat een volksvertegenwoordiger voorstellen tot wijziging van het statuut aan de minister had voorgelegd en dat hij niet wenste met de andere leden van de kommissie te diskussiëren over het reglement van inwendige orde zolang het Koninklijk Besluit betreffende het statuut niet gewijzigd zou zijn. Tegenover een dergelijke aanmatiging besloot de V.C.T. onverwijld haar aktiviteiten voort te zetten en aan de minister te gelegener tijd haar eventuele suggesties tot wijziging van haar eigen statuut voor te leggen. Daarbij moest de V.C.T. wel vaststellen, dat de dissidenten enkele maanden tevoren hun benoeming als lid van de kommissie hadden aanvaard, nadat zij kennis hadden genomen van het statuut en dat zij nu tegen de wil in van de grote meerderheid van de kommissie langs politieke weg probeerden hun zienswijze op te dringen. Zij bleven verder weg uit de kommissie, zonder ontslag evenwel. De kommissie zette zonder hen de werkzaamheden voort tot aan het einde van het vierjarig mandaat van de leden in maart 1968. Rond dezelfde periode werd ook het parlement ontbonden, zodat het zou duren tot augustus 1969 voordat nieuwe leden zouden worden aangeduid. | |||||||||||
2. Het statuut van 4 augustus 1969.Zonder de kommissie hierbij te raadplegen werd haar een nieuw statuut opgedrongen, dat praktisch aan alle belangrijke eisen van de dissidenten tegemoet kwam. Krachtens het nieuwe statuut krijgt iedere afdeling een eigen voorzitter, aangeduid door de koning uit de leden van de afdeling. De voorzitter leidt de werkzaamheden van de afdeling. Beide voorzitters zijn tevens ondervoorzitter van de kommissie in geval van afwezigheid van de voorzitter. De dagorde wordt opgesteld door de voorzitter samen met de ondervoorzitters. De V.C.T. wordt nu een verenigde vergadering met twee afdelingen en kan slechts vergaderen en beslissingen nemen als ten minste drie leden van elke afdeling aanwezig zijn. De adviezen komen tot stand bij een meerderheid van de aanwezige leden. Bestaat die meerderheid uitsluitend uit de leden van één afdeling, dan is er geen advies. Als uit de stemming blijkt dat twee leden een afwijkende mening hebben, dan wordt die mening ook in het advies opgenomen, ook als die leden niet tot dezelfde afdeling behoren. Als de meerderheid bestaat uit leden van eenzelfde afdeling of als in de verenigde vergadering geen meerderheid tot stand komt, dan zendt de voorzitter aan de bevoegde miniser een beknopte nota met de uitgebrachte opinies. Het nieuwe statuut regelt eveneens, dat een verzoek om advies alleen aanhangig gemaakt kan worden via een door de minister ondertekend verzoekschrift en dat het door de kommissie uitgebrachte advies alleen aan die minister mag worden medegedeeld. Ook klachten kunnen voortaan slechts ingediend worden via een door de minister ondertekend aangetekend schrijven dat gericht is aan de voorzitter van de V.C.T. De twee sekretarissen worden nu door de voorzitter in overleg met de ondervoorzitters aangeduid. De twee dissidenten slaagden er dus in | |||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||
tegen de wil van de grote meerderheid van de kommissieleden via politieke weg en via de uitvoerende macht hun zienswijze over de werking van de V.C.T. op te leggenGa naar eindnoot(14). Aan verschillende zijden werd de vraag gesteld of dit tweede statuut, dat zo diep in de interne werking van de kommissie ingreep, wel konform is én aan de letter én aan de geest van de wet. We kunnen alleen vaststellen dat noch de V.C.T., noch de Raad van State, noch het Parlement zich over dit aspekt hebben uitgesproken en evenmin het nieuwe statuut hebben betwist. Toch kan men zich vragen stellen over de verregaande interventie van de uitvoerende macht in de werking van een instelling die geroepen is de regering over haar optreden in taalaangelegenheden te kontroleren. Het zou zeker logischer en normaal geweest zijn de twee dissidenten te ontslaan en nieuwe leden te benoemen. Het komt toch de kommissie toe, samengesteld uit vertegenwoordigers van alle politieke strekkingen, haar eigen manier van werken te bepalen. Om louter partijpolitieke motieven heeft de uitvoerende macht blijkbaar de zelfstandigheid die een instelling als V.C.T. moet hebben, genegeerd. | |||||||||||
5. De werkzaamheden van de V.C.T.1. Vragen om advies.In de eerste tien jaren van haar bestaan gaf de V.C.T. 190 adviezen over taalkaders en trappen van de hiërarchie in de centrale besturen, d.w.z. over de manier waarop de funkties tussen de Nederlandstaligen en de Franstaligen moeten worden verdeeld.
De wet regelt dat, behalve voor duidelijk bepaalde uitzonderingen, de betrekkingen vanaf de graad van direkteur gelijk moeten worden verdeeld tussen Nederlands- en Franstaligen. Die verdeling gebeurt op basis van een Nederlands, een Frans en een tweetalig kader. Onder de graad van direkteur worden de betrekkingen tussen de twee taalkaders verdeeld volgens het wezenlijke belang dat het Nederlandse of het Franse taalgebied voor iedere dienst vertegenwoordigt. Het technisch karakter van deze ingewikkelde dossiers, het grondig onderzoek van de door de bevoegde minister ingeroepen kriteria om het wezenlijke belang van ieder taalgebied t.o.v. de dienst vast te stellen, de grote betekenis van het dossier t.a.v. de tewerkstelling en de promotiekansen, brachten mee dat soms veel tijd vereist was om tot konklusies te komen.
Over andere problemen van algemene aard werd in dezelfde periode op verzoek van de belanghebbende ministers 476 adviezen uitgebracht waarvan 340 door de V.C.T., 112 door de Nederlandse en 24 door de Franse afdeling. Slechts 2 adviezen hadden betrekking op het Duitse taalgebied. Op eigen initiatief gaf de V.C.T. 6 en de Nederlandse afdeling 4 adviezen. | |||||||||||
2. Klachten.Iedereen, zowel een natuurlijk als een rechtspersoon, kan bij eerbiediging van de voorgeschreven procedure een klacht indienen bij de voorzitter van de V.C.T. Over dezelfde periode van 10 jaar behandelde de kommissie 425 klachten, de Nederlandse afdeling 403, de Franse 128. Verder werden 27 klachten betreffende het Duitse taalgebied behandeld.
Het totaal van adviezen en klachten en verzoeken om advies bedraagt in 10 jaar 1632. | |||||||||||
3. Taaleksamens.Krachtens de wet zijn de openbare diensten verplicht eksamens over de kennis van de tweede landstaal te organiseren bij de aanwerving of de bevordering van bepaalde kategorieën van ambtenaren. Diezelfde wettelijke bepalingen regelen dat de kommissie toezicht uitoefent op deze eksamens en er waarnemers naar | |||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||
toe kan sturen. Vanaf haar oprichting gaf de kommisise aan de minister van Binnenlandse Zaken en van Openbaar Ambt advies over de manier waarop een effektief en rationeel toezicht op de taaleksamens georganiseerd kon worden. Als gevolg van dit advies verzocht de minister alle openbare overheden de kommisie in kennis te stellen van alle door hen georganiseerde taaleksamens. Wegens het totale gebrek aan inspektie-diensten moest de kommissie zich reeds vanaf het begin van haar aktiviteiten beperken tot de kontrole over de door de Vaste Wervingssekretaris georganiseerde eksamens voor de ambtenaren van het eerste nivo. Wegens de vroeger regelmatig voorkomende misbruiken werd er ook systematisch toezicht uitgeoefend op alle eksamens ingericht door de taalgrensgemeenten die een wettelijk voorgeschreven faciliteitenstelsel moeten toepassen. Gedurende dezelfde periode werd door de kommissie kontrole uitgeoefend en verslag uitgebracht over 1363 eksamensGa naar eindnoot(15). | |||||||||||
4. Toezicht op de toepassing van de wet in het Ministerie van Buitenlandse Zaken.De wetgever van 1963 heeft definitief een einde willen maken aan alle meningsverschillen over de toepassing van de wet op het departement van Buitenlandse Zaken en speciaal op de diplomatieke en konsulaire betrekkingen. De wet preciseert dan ook uitdrukkelijk hoe ze moet worden toegepastGa naar eindnoot(16). De minister van Buitenlandse Zaken is tevens verplicht ieder jaar bij de voorzitter van de kommissie verslag uit te brengen over de toestand in zijn departementGa naar eindnoot(17). In overeenstemming met een akkoord, gesloten tussen de minister van Buitenlandse Zaken en de voorzitter van de V.C.T., wordt het jaarverslag van de minister samen met de opmerkingen en suggesties van de kommissie in het Staatsblad gepubliceerd. Als gevolg van de voortdurende zorg van het Parlement en de waakzaamheid van de kommissie kan de taalregeling in het departement van Buitenlandse Zaken grosso modo als normaal worden beschouwdGa naar eindnoot(18). | |||||||||||
5. Het dekreet van 1973 van de Nederlandse kultuurraad.Op het ogenblik dat de minister van Binnenlandse Zaken aan de Nederlandstalige afdeling van de kommissie advies vroeg over de verschillende ontwerpen van dekreet betreffende de vernederlandsing van het bedrijfsleven, was deze juist een onderzoek begonnen naar de manier waarop de verplichtingen op het taalgebruik door de ondernemingen werden toegepast. Inderdaad de wet van 1963 bevatte al de verplichting voor de financiële, handels- en industriële ondernemingen de dokumenten en reglementen opgelegd door de wet en degene die bestemd zijn voor het personeel in de streektaal op te stellenGa naar eindnoot(19). Het dekreet breidt die verplichting uit tot alle ondernemingen voor alle schriftelijke en mondelinge betrekkingen tussen werkgevers en werknemers, en bevat administratieve sankties en de absolute nietigheid van alle dokumenten die strijdig zijn met het dekreetGa naar eindnoot(20). De Nederlandse afdeling heeft talrijke vergaderingen gewijd aan het opstellen van een heldere en degelijke brochure die duidelijke richtlijnen verschaft over de meest voorkomende gevallen van toepassingGa naar eindnoot(21). Het was de bedoeling door een uitgebreide aktie, door persoonlijke kontakten alle werkgevers en werknemers en hun organisaties over het dekreet in te lichten. Het bleek echter onmogelijk van de regering ook maar één maatregel ter uitvoering van het dekreet te verkrijgen. | |||||||||||
6. Het jaarverslag van de V.C.T.Ieder jaar, in de loop van de maand maart, brengt de V.C.T. een uitgebreid verslag uit bij de regering over haar werk- | |||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||
zaamheden. Dit verslag dat eventueel aangevuld is met dat van de minister van Binnenlandse Zaken in geval hij in de plaats van de kommissie zou zijn opgetreden - wat hij evenwel nooit doet -, wordt overhandigd aan de leden van de wetgevende kamersGa naar eindnoot(22). Wegens het bijzonder grote tekort aan personeel is het praktisch nog nooit mogelijk geweest dit jaarverslag binnen de gestelde termijn in te dienen. Het verslag wordt beurtelings door de Kamer en de Senaat in de vorm van een parlementair dokument uitgeven. Het technische karakter van deze publikatie, samen met de laattijdigheid van het verschijnen, zijn er de oorzaak van dat er noch in het Parlement noch in de publieke opinie de nodige aandacht aan wordt besteed. | |||||||||||
7. De taalkodeks.Om aan de behoeften van de overheid en van de diensten die bij de toepassing van de wet betrokken zijn, te voldoen werd op privé-initiatief onder bescherming van de voorzitter en met de medewerking van ambtenaren van de kommissie een taalkodeks uitgegeven. Deze kodeks is een verzameling waarin alle wetten, dekreten, Koninklijke Besluiten, de arresten en adviezen van de Raad van State, de uitspraken van rechtbanken, de ministeriële antwoorden op parlementaire vragen, de adviezen van de kommissie op een systematische en bruikbare wijze zijn gerangschiktGa naar eindnoot(23). Voor wie de evolutie van de wetgeving en de jurisprudentie wil kennen, is deze taalkodeks een onmisbaar instrument. | |||||||||||
5. Besluit.1. Bevoegdheid en statuut van de V.C.T.De Raad van State stelde onlangs, dat de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken de V.C.T. weliswaar groot aanzien heeft willen verlenen maar haar niettemin enkel bevoegdheid heeft gegeven tot het uitbrengen van adviezenGa naar eindnoot(24). Deze uitspraak is niet helemaal korrekt. De kommissie heeft een volledig autonome beslissingsmacht als ze v.b beslist een beroep in te stellen bij de Raad van State tegen de houding van een of andere ministerGa naar eindnoot(25). De essentiële taak van de kommissie is waken over de toepassing van de wet, d.w.z. aanduiden in de eerste plaats hoe de wet toegepast moet worden. In de klassieke rechtsleer wordt geleerd dat de interpretatie van een wet in laatste instantie aan de wetgever toekomt, tenzij het parlement zijn taak aan een speciale instelling heeft toevertrouwd. De opdracht van interpretatie aan de kommissie is nooit ernstig omstreden. Een paar jaar geleden verklaarde Leo Tindemans die toen eerste minister was: ‘Iedere wet kent interpretatiemoeilijkheden, a fortiori een complexe wet zoals deze op het taalgebruik. In zake het gebruik van de talen in bestuurszaken heeft de wetgever van 1963 een belangrijke taak van interpretatie aan de V.C.T. toevertrouwd door haar adviezen en aan de Raad van State door zijn arrestenGa naar eindnoot(26). De kommissie kreeg essentieel dezelfde bevoegdheid als in 1932, nl. adviezen te geven aan de overheid. Ze kreeg weliswaar een veel bredere armslag om onderzoekingen in te stellen in alle publieke diensten, om taaleksamens te kontroleren, om sankties te vragen tegen de overtredingen van de wet. De overheid voor wie de adviezen bestemd zijn, kan de adviezen opvolgen of naast zich neerleggen. In dit laatste geval kan de belanghebbende, binnen bepaalde termijnen, om een beslissende uitspraak verzoeken bij de Raad van State ten einde de overheid te dwingen zich naar de wet te schikken. Ook de V.C.T. kan zich tot de Raad van State wenden en beschikt daarvoor over een termijn van vijf jaar, maar de procedure bij de Raad van State duurt zowat twee tot drie jaar. Als de V.C.T. aan een administratieve | |||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||
overheid vraagt sankties tegen overtreders van de taalwetten te treffen, dan moet wel vastgesteld worden dat de betrokken ministers gemakkelijk argumenten vinden om geen sankties te hoeven toepassen. De toepassing van de taalwet is in België in sommige van haar belangrijke aspekten een politiek probleem geworden, waarbij dikwijls door de overheid minder wordt nagegaan, wat de wet zegt dan hoe een van beide taalgroepen zal reageren. Dit is dan vooral het geval in Brussel waar door politieke partijen geageerd wordt tegen de toepassing van de wet.
De waarde van het werk van de kommissie wordt in de eerste plaats bepaald door de juridische kracht en de zakelijke degelijkheid van haar adviezen. Hun waarde wordt verhoogd door de onafhankelijkheid van de kommissie en de zekerheid dat door haar ideologische samenstelling alle aspekten van het voorgelegde dossier belicht zullen worden. De eigenlijke beslissingsmacht ligt bij de leden die aangewezen worden door de kultuurraden, dus in feite door de verschillende politieke partijen, en die voor een periode van vier jaar door de koning benoemd zijn. Zij beschikken over hetzelfde statuut als in de wet van 1932 was geregeld.
Tien personen behorend tot de verschillende taalgroepen, tot uiteenlopende ideologische strekkingen, worden benoemd om samen in een soort van permanente dialoog oplossingen te zoeken, binnen het kader van de wet, voor soms zeer ingewikkelde problemen. Deze formule behoudt haar volle waarde zolang bij de aanduiding van de kandidaten in de eerste plaats rekening wordt gehouden met hun intellektuele en morele kwaliteiten en hun werkelijke interesse voor hun taak, en vooral niet met hun partijpolitieke bindingen en verdiensten. Normaal mag van de leden verwacht worden, dat zij boven de partijpolitiek staan en men moet, om een konsensus te bereiken in taalaangelegenheden, eerlijk en objektief kunnen luisteren en sereen dialogeren als men te weten wil komen wat voor de ene taalgroep en voor de andere essentieel en onaantastbaar of bijkomstig is. Door hun houding in verband met het statuut zijn de twee dissidenten erin geslaagd het morele gezag van de V.C.T. grotendeels te schaden en haar werkzaamheden gedurende achttien maanden te verlammen. Tegen de uitdrukkelijke wil in van de meerderheid van de twee taalgroepen in de kommissie werd haar in 1969 een nieuw statuut opgedrongen. Dit nieuwe statuut dreigde het gesprek tussen de twee gemeenschappen in de kommissie te doen stranden in partijpolitieke of regionalistisch-nationalistische houdingen.
Toch is de kommissie erin geslaagd, met veel geduld en soms met veel tijdverlies, deze hinderpaal te overleven. Slechts in een klein aantal dossiers - maar het ging dikwijls om belangrijke zaken - kon geen advies uitgebracht worden.
De Nederlandse afdeling kreeg sinds 1963 nieuwe opdrachten van de kultuurraad in verband met de vernederlandsing van het bedrijfsleven en de toepassing van de wet op het nationaal werk voor kinderwelzijnGa naar eindnoot(27). Deze nieuwe bevoegdheden bewijzen dat de kommissie het vertrouwen van de wetgevende macht behouden heeft. De dekreten van de kultuurraad worden echter door de uitvoerende macht (regering) vreemd onthaald. Nadat de Franstalige pers het dekreet over de vernederlandsing van het bedrijfsleven ongrondwettelijk en een aanslag op de individuele vrijheid had genoemd, besloot de regering een kommissie op te richten om de bezwaren te onderzoeken die bij de toepassing van het dekreet eventueel zouden rijzen. Ook als de oprichting van deze kommissie bedoeld was als een middel om bepaalde Franstaligen tot bedaren te brengen, dan nog viel deze maatregel | |||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||
samen met verklaringen van sommige vooraanstaande ministers als Glinne en Van den Boeynants. Daardoor werd de maatregel beschouwd als een beslissing van de regering om de uitvoering van het dekreet te verdagen of te vertragen. Toen de Nederlandse afdeling de regering wees op de onlogische toestand, waarbij een Franstalige hoge ambtenaar de taak werd toevertrouwd de administratieve sankties tegen de overtredingen van het dekreet uit te spreken, werd haar nooit een antwoord gegeven. | |||||||||||
2. De uitvoeringsorganen.Het rijkspersoneel dat door de regering ter beschikking wordt gesteld, staat onder het gezag en de leiding van de voorzitter, maar blijft behoren tot het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar het personeel uit gerekruteerd wordt. Het besluit over het personeelskader van de kommissie is totstandgekomen vóór de kommissie haar eigenlijke aktiviteiten begon en niemand precies haar behoeften kon voorzien. Niettegenstaande alle inspanningen mislukte iedere poging om de werkelijke behoeften van de kommissie als basis voor de herziening van het kader te doen aannemen. Dit kaderbesluit is trouwens onvolledig uitgebouwd, zodat de goede ambtenaren noodgedwongen de kommissie moeten verlaten, als ze niet in de opbouw van hun karrière geschaad willen worden. Andere ambtenaren daarentegen brengen rustig enige tijd door in de kommissie in afwachting van een promotie of overplaatsing naar een andere dienst. Na een bestaan van tien jaar blijven in de administratieve diensten van de kommissie nog twee ambtenaren over die er vanaf het begin bij waren. Een dergelijke toe stand is allesbehalve bevorderlijk voor de goede werking van een dienst, vooral als men daarbij weet dat de vorming van een ervaren medewerker ongeveer twee jaar in beslag neemt. De voorzitter beschikt zelf over geen enkele mogelijkheid om zelf degelijke medewerkers te kiezen of zelfs maar inspraak te hebben bij hun aanwijzing. Hij krijgt een personeelspolitiek opgedrongen die volledig vreemd is aan het goed funktioneren van de kommissie. Hij beschikt ook over geen middelen om de waardevolle medewerkers te bevorderen of te belonen. De begroting van de kommissie is immers integraal in die van het ministerie van Binnenlandse Zaken opgenomen. De voorzitter mag wel voorstellen doen, maar zonder met zijn standpunt rekening te houden wordt die begroting gewijzigd en aangepast met als ultiem argument dat de inspektie van financiën of het komitee voor de begroting een of andere post had geschrapt of verminderd.
Nadat nieuwe en belangrijke taken van toezicht aan de Nederlandse afdeling werden toevertrouwd, heeft de regering systematisch geweigerd nieuw personeel te benoemen. | |||||||||||
3. Suggesties en voorstellen.Het staat buiten twijfel dat de V.C.T. een belangrijk en nuttig instrument is om begrip en verzoening tussen de twee gemeenschappen te bevorderen en delikate en eksplosieve taalproblemen op te lossen. Daartoe is echter nodig dat de kommissie haar volle onafhankelijkheid zou krijgen, zoals de wetgever ze in 1963 duidelijk heeft geformuleerd.
Het tegenwoordig statuut is gebrekkig en hybride. De wetgevende macht heeft in 1963 ongetwijfeld een onafhankelijke instelling willen uitbouwen die alleen tegenover haar verantwoording verschuldigd is. De kommissie moet de toepassing van de wet in de overheidsdiensten kontroleren en ervoor zorgen, met het uitgebreid arsenaal van haar ter beschikking gestelde middelen, dat de overheid de wet korrekt toepast. De kommissie interpreteert de wet in naam van de wetgever en haar adviezen dienen door de overheid opgevolgd te worden. Haar statuut | |||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||
zou zo uitgebouwd moeten worden dat haar feitelijke en praktische onafhankelijkheid tegenover de regering beklemtoond zou worden, terwijl nu het tegenovergestelde het geval is.
Daarbij komt nog, dat om vele redenen, waarop we hier natuurlijk niet kunnen ingaan, de rol van het parlement tijdens de laatste jaren door het optreden van regeringen, partijleidingen en partijvoorzitters werd afgezwakt. Deze verzwakking heeft vanzelfsprekend invloed gehad op een instelling die door die zelfde wetgevende macht is opgericht om de overheidsdiensten te kontroleren. Het stramien waarin de kommissie is ingekapseld, kan alleen goed werken als het parlement en de regering, ieder op zijn terrein, hun rol vervullen, d.w.z. dat het parlement of de kultuurraden zich niet alleen bezighouden met het maken van wetten of dekreten, maar er ook voor kunnen zorgen dat deze werkelijk worden uitgevoerd en dat de regering zichzelf als de loyale uitvoerder beschouwt van wat het parlement of de kultuurraad beslist.
De demokratische instellingen funktioneren ook gebrekkig als de politieke of ideologische kleur of de taalgroep van een minister bepalend is voor het al of niet doen uitvoeren van een wet of dekreet. De loketten-affaire te Schaarbeek was op dit gebied bijzonder pijnlijk. Op uitdrukkelijk verzoek van de regering heeft de V.C.T. verklaard, dat de organisatie van zeven loketten voor Franstaligen, twee voor vreemdelingen en één voor Nederlandstaligen onwettelijk is, en dat het kollege van burgemeester en schepenen van Schaarbeek en de minister van Binnenlandse Zaken de nodige maatregelen moeten treffen om de wet toe te passen, d.w.z. ervoor te zorgen, dat aan alle loketten tweetalige ambtenaren alle burgers in hun eigen taal te woord staan. Het advies van de kommissie was duidelijk en werd praktisch met algemene stemmen genomen. Wat doet de regering? In plaats van op basis van dit advies de nodige maatregelen te nemen, vraagt zij aan de kommissie dat deze bij de Raad van State om een arrest verzoekt ten einde een definitieve en dwingende uitspraak te verkrijgen. Deze miskenning door de regering is een blamage voor de V.C.T. Wat heeft het voor zin om nog adviezen aan de kommissie te vragen als alleen aan de arresten van de Raad van State waarde wordt gehecht? Om de toekomst veilig te stellen en rekening te houden met de blijvende betekenis van de taalwetgeving in België, hoe de staat ook hervormd mag worden, formuleren we enkele suggesties en voorstellen:
| |||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||
Men kan zich afvragen waarom niet reeds eerder bij de bespreking van de wetten op het gebruik van de talen getracht werd een stevige en werkelijk onafhankelijke en goed uitgeruste taalkommissie op te richten. Maar kan men niet eveneens de vraag stellen, waarom het zoveel jaren moest duren voordat de eenvoudige stelregel streektaal is voertaal ingevoerd kon worden in de wetgeving op het taalgebruik in het bestuur en het onderwijs.
In de considerans van het besluit van 1814 van de regering van Koning Willem I die deze stelregel tijdelijk invoerde, staat te lezen: ‘In overweging nemende dat ten gevolge van de vereniging van België met Frankrijk het gebruik der moedertaal dier provincies bijna geheel is afgeschaft, om daartegen de Franse taal ingang te doen vinden... overwegende dat wanneer het van de ene zijde noodzakelijk is het gebruik dezer laatste in enige gedeelten van België toe te laten, alwaar de Nederlandse taal niet gebruikelijk is, het van de andere zijde ook billijk is dat het gebruik van de Nederlandse taal, welke de landtaal is in alle die gedeelten van België, hersteld worde, alwaar dezelve gebruikelijk is en algemeen verstaan wordt’Ga naar eindnoot(28).
Het duurde nog tot 1963 voordat hetzelfde principe in de wet op het gebruik van de talen in het bestuur en het onderwijs werd opgenomen.
De geschiedenis van de taalwetgeving in België is nauw verbonden met de politieke machtsvorming die nodig was om enkele fundamentele waarheden in de verhoudingen tussen volk en staat ingang te doen vinden. Daarbij mag men niet vergeten dat het lang heeft geduurd, voordat het ook tot de Vlamingen doorgedrongen is dat het taalgebruik in de overheidsdiensten, het gerecht, het onderwijs en het leger nauw verbonden is met grote kulturele, ekonomische en sociale belangen. |
|