van het huidige Europa. Verscheidene bijlagen (waaronder een uitgebreide ‘Who's Who’) geven het boek het karakter van een klein naslagwerk, dat tot vandaag de dag is bijgewerkt.
Guido Naets beschrijft hoe de Europese gemeenschap met tal van moeilijkheden te kampen heeft gehad. Meestal was de oorzaak van de onenigheid een politiek geschil: het uitspelen van nationale belangen tussen de verschillende lidstaten. Kenschetsend was onder meer het hardnekkig verzet van Generaal de Gaulle tegen de toetreding van Groot-Brittannië tot de Zes. Nu nog is een nationale refleks geregeld spelbreker, zoals bij de verdeling van het zetelaantal in het nog te verkiezen Europese parlement. Ongetwijfeld komen er bij een uitbreiding van de gemeenschap weer een reeks problemen bij, vooral omdat de drie zuidelijke kandidaten meteen tot de armste van alle lidstaten zullen behoren. Om geen gezichtsverlies te lijden kan de gemeenschap deze uitbreiding vanzelfsprekend niet tegengaan, omdat dit strijdig zou zijn met de Europese idee zelf.
De reden waarom Europa zich zo nodig moet (her)organiseren, is het feit dat het zich op ekonomisch gebied in een wereldmarkt moet handhaven. Energie, grondstoffen moeten hoofdzakelijk worden ingevoerd. Daarenboven heeft Europa een weinig benijdenswaardige marktpositie: een gedurfde Amerikaanse monetaire politiek en de goedkope maar hoge Japanse kwaliteit kapen heel wat orders en investeringen weg. Gevolg is dat de Euromarkt met overschotten en werkloosheid heeft te kampen. Om uit het slop te geraken, is protektionisme niet voldoende: binnen afzienbare tijd zullen alternatieve arbeidssektoren in het leven moeten worden geroepen.
Daar zal de nieuwe interne organisatie van de gemeenschap toe moeten bijdragen. Zullen de Europese verkiezingen voor een oplossing zorgen? Zal het systeem van de parlementaire demokratie doeltreffend genoeg zijn? En hoe duur zal dat allemaal uitvallen? Tot nog toe kostte de gemeenschap per hoofd niet zoveel. Maar de eigen financiële middelen waaruit ze kon putten, zullen straks moeten worden aangevuld. Is het sop de kool wel waard als men er nu al niet in slaagt bepaalde sektoren (landbouw, tekstiel) te saneren? Men moet hopen dat de in het vooruitzicht gestelde Europese Monetaire Unie daar verandering in zal brengen.
Hoe de toekmost er uit zal zien is natuurlijk onvoorspelbaar. Belangrijk is de vraag of de Europese Gedachte bij het grote publiek maar tijdelijk aan het stagneren is. De eenmaking vergt uiteraard geduld, maar vraagt vooral ook ‘een aanpak in de diepte, die tast naar de opvattingen en het gemoed van de Europeanen’. Europa staat inderdaad te ver af van de gewone man. Om te vermijden dat hij de gemeenschap zou identificeren met bepaalde belangengroepen, heeft hij, de konsument, informatie nodig. Guido Naets heeft deze leemte proberen op te vullen. Zijn pro-Europees entoesiasme is in kombinatie met zijn kritische instelling niets dan een voordeel, zoals ook Leo Tindemans in zijn voorwoord opmerkt.
Toch lijdt de helderheid van het boek onder het euvel van Europa zelf: met die komplekse doolhof van instellingen, kommissies, rapporten en verdragen heeft de lezer moeite. Dit is nauwelijks een verwijt aan het adres van Guido Naets. Het roept eerder de gedachte op dat zo'n ingewikkelde, bureaukratische struktuur hinderlijk is voor een goed funktioneren. En hier had er wel meer toekomstgerichte duiding mogen zijn: zijn er waarborgen dat Europa inderdaad efficiënt zal werken? En hoe zwaar zal de rol van de gemeenschap dan doorwegen op wereldschaal bekeken, zowel politiek als ekonomisch? Het zijn vragen die voorlopig onbeantwoord blijven. Maar de titel en de opvatting van Naets' boek wijzen er op dat het vooral als naslagwerk bedoeld is, als opfrisser voor het geheugen, als aanzet tot diepgaander informeren. En daarvoor kan het heel bruikbaar zijn.
Karel Osstyn, Oostende.
Guido Naets, Europa ABC, Davidsfonds, Leuven, 1979, 228 blz., ing.: 325 fr./f 22; geb.: 375 fr./f 25.