meisje had het over haar Honoriene Moeie.
Onder mekaar spreekt het echtpaar De Treutenaere in Zegerskappel altijd Vlaams. l.p.v. trakteren gebruiken ze uitsluitend besjienken, ‘le is beschoenken ewwist mee e glas’ (omdat hij voor hun een boodschap gedaan had). Hier is sjikgeld ook pasmunt en een spuger een kleine brommer. Zeel steken betekent hier weglopen, misschien ‘het zeil hijsen’? In Zegerskappel heet een klein pleintje niet ver van de kerk 't Katspil (zoals in Boezinge). Kiliaen vertaalt kerspel door baptisterium (doodkapel) en Stallaert door parochie. De Vries vermeldt ook karspel: het Westvlaams spreekt die r niet uit. Etymologisch is het tweede deel spel hetzelfde als -spel in Godspel (Engels gospel) ‘boodschap’... Zie verder bij De Vries s.v. kerspel. Slakkieren is Zegerskappels voor ‘langzaam rijden’, (Wvl. slak = slap): het staat in Loquela, maar dan van de wind, de hoest die afneemt. Ojje ziet te berre, ‘als je in bed bent’ is niet enkel merkwaardig om het woord berre of om het voorzetsel te (ze zeggen ook: te berre leggen: in bed stoppen) maar wegens de syntaktische afwijking: ‘te berre’ wordt zoals in al die gevallen naar de uitloop verschoven. Ook afwijkend van het Westvlaams is er de uitspraak: ik wooënde (en niet: weunde). 'k Goan e roep geven betekent er ‘ik roep hem even’. Eeën op e keeë, ‘telkens één’ heeft er hetzelfde voorzetsel als het al in Kaaster opgemerkte e tietje op e keeë, ‘een beetje met een keer’, 't En is nouwers drop, ‘het staat er nergens op’ is er merkwaardig vanwege de plaats van d'r
(= er) in drop terwijl de meeste Westvlamingen zouden zeggen: 't is er nouwers up, nl. er vóór nouwers of nergens. Diekkant(h)ooëi is natuurlijk gehooid bermgras, en de wosscher betekent er nu net als in de XVIIIe eeuw (in een testament van 1788 uit Ekelsbeke) ‘waskeuken’, evengoed als het zeker even oude woord berrekoetse ‘ledikant’. Weet u wat een makelaorestok wil zeggen in Zegerskappel? Gewoon de stok waarmee de makelaars de hond op het erf op een afstand houden. Nu een paar zegswijzen en een raadsel uit de mond van onze Treutenaere. En is assan van Kaaiges na Pilatuus, ‘hij loopt van het een naar het ander’. 't Eeën is 't eeëne (of Steeëne) en 't anger is de Billebrugge: ‘alles heeft z'n voor- en nadeel’; Millebrugge is een grote wijk van het Zuidvlaamse dorp Stene (officieel: Steene). 'n (H)aals wit likke sneeëuw en e stèèrt lik en (h)aone. Weet u het? E poeretstale, ‘een preiplant’ (niet te kort afgeknipt). Nog even iets over makelaore, in het Zegerkappels betekent dit woord ook de stok om de schuurpoort dicht te doen: ‘Doet de makelaore drin’ zeggen ze dan. Ik heb altijd gemeend dat het leenwoord braderie eigenlijk broderie was, nu nog spreken ze hier van verbrooëien voor ‘verspillen, ook Verclytte spreekt in 1853 al van verbrooien (Dictons et proverbes). Verrassend was voor mij het woord slichten (slechten), toen Treutenaere zei dat hij nog e mote esslicht had (mote = terp binnen wallen).
We gaan even naar Zermezele. Mevrouw Dordogne is ontzettend rijk aan volksrijmpjes en typische woorden, b.v.:
Kulten en preesen (‘lompen’)
(h)eeët m'n meesen (‘meisje’,
Ooëren toe (h)eeët m'n koe
(h)eeët m'n kolf (‘kalf’)
Smiet van achter (‘mijt’)
(h)eeët m'n kachtel (‘veulen’)
Ook hier is oenderweg ‘onderaardse gang’ bekend zoals zowat overal in Frans-Vlaanderen. Piepelen is beklagend praten tegen kinderen ‘gie sjamel kiend’ b.v. Je kunt ergens op de tatsetring naartoe gaan (letterlijk: taatsetrein, d.i. op je schoenen ofte te voet). Al op e trek betekent ineens. Nu iets over rapen. Let op het voegwoord:
Zooë (h)aost is 't kiennige Zjeeëzuus gebooëren
De rape (h)et neur smake verlooëren.
‘Zohaast is 't Kindje Jezus geboren, de raap heeft haar smaak verloren’, d.i. ze is voos geworden. Weet u wat een snuufsjepper is, die ook in Ledringem bekend is? Een klein pootmachientje met 5 tanden (stèèrten) op 3 wielen met bakje bovenaan, om bonen te poten.
Priester L. Verhille uit Godewaarsvelde kent een spotversje over Belle:
In Balle, bachten de kapalle, woar dat ze bier lappen en sjoen tappen, en waor dat ze (h)ammevleesj leggen vor stapsteeëns.
Ze doen alles verkeerd, bier lappen en schoenen tappen, en ham leggen als stapstenen.
Kan. Spanneut, professor aan de Katolieke Fakulteit in Rijsel, kent als Steenvoordenaar ook al het sappige van z'n streektaal. Enkele vergelijkingen dit keer: taoi lik lapleeër (taai als lapleer); druut lik Montewie uut z'n kloeten (eruit zoals Montewie uit z'n klompen); lik e kupe, en se likt, je duuit op den (h)upel (als een kuip, als ze lekt, dan duw je op de hoepel); zwart lik 't kaffooër (zwart als de schoorsteen); anders spreken ze eerder van vierstei voor schoorsteen). H. Decoopman (Steenvoorde) haalde ook nog een dergelijke zegswijze aan: Espannen likke d'haoriengen in den trog (gespannen als haringen in een trog). Ze zeggen niet ton of korf, korf betekent er bovendien ‘mars’ van een marskramer: vandaar Tisje Tasjes korf.
Graag van overal, het liefst van over de schreve, zoveel mogelijk bedenkingen en aanvullingen.
C. Moeyaert,
Deken de Brouwerstraat 3, 8900 leper.