De Franse Nederlanden
Bij de dood van Valentin Bresle.
In december 1978, in een kliniek in de omgeving van Nantes, overleed op 86-jarige leeftijd een totaal vereenzaamd oud man, Valentin Bresle. Een artikel in 1977 in het tweede Jaarboek de Franse Nederlanden doorbrak voor het eerst opnieuw de anonimiteit waarin Bresle sinds de jaren dertig was verdwenen en belichtte zijn belangrijke plaats in de regionalistische geschiedenis van de Franse Nederlanden in de eerste helft van het interbellum.
Zijn tijdschrift Mercure de Flandre (1922-1931) en zijn gelijknamige uitgeverij die hij samen met het tijdschrift uitbouwde, waren zijn voornaamste werkinstrumenten in dienst van een groot idee dat hem bezielde: Frans-Vlaanderen aanzetten zijn eigen identiteit te beklemtonen, zijn eigen karakter en waarden te valorizeren, in het Franse bestel die plaats op te eisen waarop het gezien zijn demografische, kulturele en ekonomisch-financiële inbreng recht heeft. Heel Bresle zijn onderneming werd gekenmerkt door een ruime visie en ongebonden opstelling, wars van een eng gesloten provincialistische aanpak. Hij situeerde Frans-Vlaanderen van het begin af aan binnen de gehele Nederlandse kultuurgemeenschap. Vanuit deze grensoverstijgende opvatting propageerde Bresle een niet aflatende interesse voor wat zich in Belgisch Vlaanderen afspeelde. Zijn ongebonden opstelling bracht hem er toe de Mercure de Flandre vrij te houden van wijsgerige bindingen, zodat zowel ongelovigen als uitgesproken katolieken er aan het woord konden komen, op voorwaarde echter dat zij van hun overtuiging een essentieel Frans-Vlaams belang zouden maken. Bresle zorgde er tegelijkertijd voor dat de band tussen zijn regionalistische strijd en de werkelijkheid niet verloren ging. Daarom probeerde hij het Frans-Vlaams regionalistisch bewustzijn ook te doen groeien vanuit de socio-ekonomische en politieke realiteit waarin het Franse Noorden zich in de naoorlogse periode bevond. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er op zijn regionalistisch verlanglijstje punten voorkwamen die zich in de sociale sektor situeerden.
De veelzijdige Bresle met zijn grote visie verloor bij dat alles toch nooit de literaire en artistieke sektor uit het oog. Integendeel: ‘Faire oeuvre de décentralisation littéraire et artistique’ was vanaf het begin een van zijn grote bekommernissen. Op dat terrein voelde hij zich werkelijk thuis, en daar moet een van de grote betekenissen van Bresle worden gezocht. Als regionalist zat het hem uitermate dwars dat de kreatieve krachten uit Frans-Vlaanderen nog in te veel gevallen maar één mogelijkheid hadden: ‘Monter à Paris’. Het fonds van zijn uitgeverij bewijst hoe gedurfd en suksesvol hij storm liep tegen dit literair en artistiek éénrichtingsverkeer, weg van de provincie naar Parijs.
Dat Bresle de man was van de nieuwe en ruime perspektieven in de Frans-Vlaamse regionalistische beweging, kan men nog het best ervaren wanneer men hem stelt tegenover andere beginnende groepjes van toen die nog vastzaten aan een strakke kombinatie van Frans-Vlaamse en katolieke strijd die de grenzen van de Frans-Vlaamse Westhoek niet oversteeg, er de sociale en politieke werkelijkheid van de regio nagenoeg totaal verwaarloosden, en op het literaire en artistieke vlak geen noemenswaardige prestaties leverden.
In het begin van de jaren dertig tekende er zich bij de man een mentale ommekeer af; hij verhuisde naar Parijs en verdween zogoed als volledig uit de verdere geschiedenis van de Frans-Vlaamse regionalistische beweging. Deze vertikte het jammer genoeg om in de jaren dertig een aantal paden die Bresle al had geëffend verder te bewandelen.
Eric Defoort.