formatie over de Nederlandse kultuur kan krijgen. Het zou de enige openbare Nederlandse uitleenbiblioteek zijn buiten de Benelux.
●
In De Standaard verschenen twee bijdragen (20-21 en 22-23 juli 1978) van Gaston Durnez over Wilfred Jonckheere, die daarin wordt genoemd een ‘Vlaams docent in Zuid-Afrika zonder leermiddelen’. Jonckheere doceert al twaalf jaar Nederlandse literatuur aan de universiteit van Grahamstown, waaraan ook André P. Brink is verbonden.
Hij was in Vlaanderen met vakantie, die hem werd betaald door de Vlaamse Toeristenbond en die de prijs vormde welke de VTB hem toekende voor zijn bedrijvigheid bij de bekendmaking van Vlaanderen in het buitenland. Hij is immers niet alleen aktief aan zijn universiteit, maar publiceert geregeld over Nederlandse, in casu Zuidnederlandse literatuur. In de Zuidafrikaanse reeks Literatuur van die Lae Lande uitg. H & R - Academica, Kaapstad en Pretoria) bezorgde hij reeds uitgaven van Klaaglied om Agnes en Joachim van Babylon van M. Gijsen, en Voorlopig Vonnis van J. van Hoeck. Die reeks is in de eerste plaats voor studenten bedoeld, zodat Wilfred Jonckheere in de drie gevallen ook voor een (zeer goede) inleiding en woordverklaring verantwoordelijk was. Voor dezelfde uitgever schreef hij eveneens een inzichtgevend Die Vlaamse beweging en een paar boeken over werk van Jan van Melle (Bart Nel, Verspeelde ente en Dawid Booysen).
Aan de andere kant lag het voor de hand dat Durnez zou vragen naar Jonckheeres mening over de apartheid. Ik citeer letterlijk: ‘Ik ben tegen apartheid en dat is een van de redenen waarom ik vind dat Vlaanderen en Nederland ongelijk hebben (door het kultureel verdrag met Zuid-Afrika op te schorten of op te zeggen). Door het kultureel verdrag stop te zetten, spelen zij alleen maar in de kaart van ekstreem-rechts in Zuid-Afrika, dat niets liever vraagt dan dat wij onze “slechte boeken” tuishouden. Bovendien belemmeren zij de uitstraling van onze kultuur en maken het werk van neerlandici aan de Zuidafrikaanse universiteiten zeer moeilijk. Jammer, want de belangstelling voor onze kultuur blijft ginder zeer groot’.
●
Aan de Hankuk Universiteit voor Vreemde Talen (Seöel, Zuid-Korea) waar prof. Bong Ho Son hoofd is van de Dienst Nederlandistiek en mevrouw Koeck-Kim Nederlands doceert, was er in oktober 1978 een ongewone tentoonstelling: er werden Nederlandse gedichten in Koreaanse vertaling grafisch voorgesteld op individuele panelen, en in de open lucht op de kampus tentoongesteld.
In de katalogus is bij het opnieuw omspellen van de namen uit de Koreaanse lettertekens naar de Nederlandse soms wel iets fout gegaan, zodat het moeilijk valt met zekerheid te weten van wie de tentoongestelde gedichten precies waren, maar de keuze was beslist zeer verscheiden. Ik waag het erop de namen te geven: P.N. van Eyck, H. Claus, M. Cremers, J. Reyneke van Stuwe, Van Looy, F. de Cort, H. van Alphen, J. van Nijlen, Vondel, Huygens, Margaretha van Oostenrijk (sic), W.L. Penning, C. Vosmaer, C. Scharten, Weinigh, Augusta Peaux, J.A. de Laet, Julius Vuylsteke, A. Roland Holst, A. Sauwen, P.A. de Genestet, Jan Luyken, Verwey, Top Naeff, J. Veulemans, G.H. 's Gravesande, J.C. Bloem, Jan Vos. Van een ongewone en heterogene selektie gesproken!
(Op het ogenblik studeren 80 studenten Nederlands als hoofdvak aan de Hankuk Universiteit van Seöel).
●
Uit Sri Lanka bereikte ons een boek over de sporen die de Nederlanders daar hebben nagelaten sedert zij van 1656 tot 1796 de kustgebieden van het eiland beheersten. Links between Sri Lanka and the Netherlands, A Book of Dutch Ceylon is geschreven door R.L. Brohier en gepubliceerd dank zij de steun van drs. Everts Jongens van de NUFFIC en de steun van de Netherlands Alumni Association of Sri Lanka. (Ik weet niet of de vereniging ook een Nederlandse naam heeft. Adres: 24, Shady Grove Avenue, Colombo 8, Sri Lanka).
Het boek bevat veel illustratie en is een beknopte geschiedenis van het Hollands tijdperk in Ceylon, en een beschrijving van wat er tans nog aan getuigenissen van die tijd op het eiland is te vinden. De auteur zegt uitdrukkelijk dat het hem niet om een aanklacht tegen de kolonisators gaat, noch om een syntese, maar dat hij heeft beoogd een inventaris op te maken. Veel van die Nederlandse verwezenlijkingen zijn op Sri Lanka al verdwenen, en R.L. Brohier heeft de laatste resten uit die koloniale periode willen vastleggen.
Ik zal niet beweren dat Links between Sri Lanka and the Netherlands zeer boeiende lektuur is voor de leek, maar ik kan me voorstellen dat deze bundeling van specifieke informatie voor historici van belang kan zijn.
Jan Deloof.