bruusk en onverwacht wordt afgebroken. Beide worden op kerstdag gedood door de eksplosie van een bompakket, dat als kerstgeschenk voor de kapitein van het bezettingsleger bestemd was. Dit gegeven had heel wat stof kunnen leveren voor een schrijnend dramatische verklanking, maar de komponist heeft meer op de idyllische momenten uit het gebeuren de nadruk gelegd. Zo heeft hij een partituur samengesteld die in feite voor het overgrote deel in het operettegenre tuishoort, met hier en daar enkele dramatische momenten en een uitgerekt, vrij zwak slot.
De muziek van K. Ceuleers is allesbehalve vooruitstrevend of eksperimenteel. Zij is wel biezonder melodieus, rijk aan gevoelslyriek en ademt de sfeer van een Lehar- of Stolzkompositie. Karel Ceuleers werkte als violist in het KVO-orkest. In die funktie heeft hij gedurende vele jaren tientallen opera's en operettes gespeeld. Bij het komponeren van Het kerstgeschenk hingen die duidelijk in zijn herinnering. Hij heeft er rijkelijk en vakkundig gebruik van gemaakt: melodische wendingen, ritmische patronen, orkestrale kombinaties tot bijna letterlijke citaten o.a. uit Bartoks Burcht van hertog Blauwbaard. Met twee bekende kerstliederen wordt het gebeuren bovendien in een ietwat goedkope kerststemming gedrenkt. Wanneer het de bedoeling van de komponist is geweest een soort neo-romantische partituur te schrijven, eenvoudig van muziek én doelbewust afgestemd op de smaak van het grote operapubliek, dan is hij daarin ongetwijfeld geslaagd. Vele toehoorders hebben dat nieuwe werk van K. Ceuleers entoesiast onthaald. Dat sukses was in niet geringe mate ook te danken aan de verzorgde interpretatie, niet in het minst aan de stevige en geestdriftige direktie van Edmond Saveniers.
Als volgende produktie presenteerde diezelfde Vlaamse Kameropera op 15 januari twee andere moderne werken. De vloed - de eerste uitvoering te Antwerpen - van Boris Blacher dateert uit 1947. Onder leiding van een visser bezoeken drie personen, een rijke bankier, zijn minnares en een jonge man, een schip dat tijdens een stormnacht op de klippen schipbreuk leed. Tijdens dat bezoek komt de vloed op, zodat de terugweg naar het strand afgesneden is. In die gespannen situatie groeit er een liefdesband tussen de visser en het meisje, terwijl de oude bankier al zijn geld belooft aan een mogelijke redder. Wanneer de vloed plots wegebt, denkt de bankier niet meer aan zijn belofte. De jonge man, die als mogelijke redder op het geld had gerekend, vermoordt de bankier en berooft hem van zijn bezit. Het meisje verstoot de visser en trekt er met de rijk geworden jongeman vandoor. Dat realistische gegeven is gekomponeerd in een ekspressionistische stijl, met een sterk dramatische deklamatie, vele ostinato's, pregnante motieven en een verregaande vrije tonaliteit.
Amelia gaat naar het bal, de bekende en meermaals opgevoerde opera van Gian Carlo Menotti, is van een heel andere aard. Het is de vrolijke geschiedenis van een levenslustige dame die wil gaan dansen. Een ontdekte liefdesidylle met haar bovenbuur en een rel met haar echtgenoot voorkomen dat ze uitgaat. Wanneer ze er uiteindelijk de politiekommissaris bij haalt, weet ze zich uit de benarde toestand te redden. Ze beschuldigt haar bovenbuur van moord op haar echtgenoot en krijgt het voor elkaar om ten slotte met de kommissaris zelf naar het bal te gaan. Deze opera buffa is een speelse partituur in neo-klassicistische geest. De zangstijl evolueert van radde deklamatie tot modern belcanto. Het orkest wisselt van bescheiden begeleiding via ritmische aksentuering tot schilderend kolorisme.
Aan beide produkties was in de VKO hard gewerkt. De enscenering, vooral het dekor van J. Van Essche en R. Thiron, en de regie van G. Serres waren keurig. Vele solisten leverden verdienstelijk werk; enkelen waren tegen de zware opgave niet opgewassen. Dirigent Edmond Saveniers haalde dit keer niet alle kwaliteiten uit de partituur; vooral in Amelia klonk het orkest te luidruchtig, te weinig genuanceerd.
In tegenstelling tot zijn kleinere broer durft de Koninklijke Vlaamse Opera nauwelijks de traditionele paden te verlaten. Naast de heropvoering van Amahl and the night visitors (G.C. Menotti) en The rape of Lucretia (B. Britten) - overigens twee schitterende uitvoeringen uit de vorige seizoencykli - staat er dit jaar geen enkele moderne partituur op het programma. Heeft men dan toch zo'n angst om de konventioneel ingestelde operagetrouwen voor het hoofd te stoten? Of oordeelt men dat het huidige gezelschap de moderne operaliteratuur niet aankan? Wat er ook van zij de KVO zet er ogenschijnlijk alles op om een ruim publiek naar de schouwburg te lokken. Anders begrijpen we niet waarom men gedurende meer dan een maand De Czardasvorstin van E. Kalman op de affiches hield. Trouwens een sprankelend meesterwerkje in zijn genre, dat op de KVO-scène slechts mat uit de verf kwam.
Er werden dit seizoen toch twee kreaties verwezenlijkt: Alceste van C.W. von Gluck en La Cenerentola van G. Rossini. Al bleven de Antwerpse operaliefhebbers wel biezonder lang verstoken van de schoonheid van die twee partituren, het feit dat ze hier dan uiteindelijk toch voor het voetlicht kwamen, verdient alle lof en bewondering. Beter laat dan nooit!
De inhoud van Alkestis is gebaseerd op het gelijknamige treur-