Ons Erfdeel. Jaargang 22
(1979)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdNic Jonk, Sculpture. Een boec voor het leecvolc.Over het werk van de beeldhouwer Nic Jonk is de eerste monografie verschenenGa naar eindnoot(1); de titel Nic Jonk, Sculpture heeft geldigheid voor de Engelse en Franse tekst, de Nederlandse en Duitse lezers worden verzocht bij de ondertitel wat inschikkelijk te zijn. Omdat de illustraties - van Nic Jonk zelf en Nico Koster - een overheersend aandeel hebben in het boek, wordt daar, bij uitzondering, eerst aandacht aan besteed. Het kloeke boek biedt in full page 24 afbeeldingen in kleur en 38 in zwart-wit; bovendien 37 kleinere in zwart-wit en 9 in kleur. Daarnaast 12 tekeningenGa naar eindnoot(2). De illustraties in kleur zijn in hun soort perfekt; ze laten niet alleen de plastische kracht van Jonks beelden tot hun recht komen maar geven ook steeds een ruime doorkijk op het Hollandse polderlandschap met zijn vaarten, | |
[pagina 284]
| |
Nic Jonk: ‘Sirene II’ (1974, brons).
sloten, wilgen en rietkragen, het landschap waar de beelden geboren werden. Het brede formaat van het boek 28 × 28 cm, dat zich niet gewillig gedraagt in de boekenkast, laat de weidsheid van Jonks tuisland goed uitkomen. De eerste kleurendruk, nog vóór de tekst begint, lijkt een principiële stellingname: het is een 56 cm breed beeld van het Noordhollandse landschap met veel kabbelend water, veel wolkenlucht, een streepje land en daarop één beeld van Nic Jonk. Dit landschap ziet de beeldhouwer vanuit zijn tuin. Bijna alle foto's zijn genomen in Groot-Schermer, waar hij met zijn gezin sinds 1965 woont in een oude stolpboerderij. Dit heeft het voordeel dat ze het land rondom de beeldhouwer, tevens zijn inspiratiebron, royaal laten zien. Het nadeel is dat er bij de kijker geen beeld ontstaat van het funktioneren van de talrijke plastieken van Nic Jonk op de pleinen en straten, in de parken en landschappen van Nederland. - Er zijn ook foto's bij uit het familie-album, van het gezin Jonk, van vrienden en bezoekers in de beeldentuin te Groot-Schermer. De Nederlandse tekst, van Ko Sarneel, is de uitvoerigste, de vertalingen in de drie talen geven slechts een deel van de oorspronkelijke tekst weer. In het eerste gedeelte van de Nederlandse tekst bespreekt Sarneel de mens Nic Jonk: zijn afkomst, opleiding, affiniteiten, voorkeuren, docentschap. Hij laat de beeldhouwer zelf ruimschoots aan het woord en ook kunstkritici die zich vóór hem met het werk bezig hielden. Ondertussen onthoudt hij de lezer zijn eigen oordeel niet. Hij ontwerpt vooral een beeld van de zachtmoedige weifelaar, de onzekere, vriendelijke man, die iedere kritikus tot een betere beoordelaar van zijn werk uitroept dan hij zelf meent te zijn; een man die bang is anderen te kwetsen, die zich skrupules maakt over de tijd en de aandacht die zijn werk opeisen en die daarom zijn vrouw, Greet Commandeur, en zijn kinderen steeds weer naar voren schuift
Hoe deze karakterisering te rijmen valt met de vaste, rechtlijnige ontwikkelingsgang en het onophoudelijk verder bouwen aan een reusachtig oeuvre is een probleem dat de auteur oproept maar niet oplost. Mijn overtuiging is het dat het luisteren naar het innerlijke diktaat van de kreativiteit de kern van zijn bestaan vormt; de ekskuses aan gelijkgezinden en andersdenkenden komen achteraf.
Het tweede gedeelte karakteriseert het werk zelf, al is ook hier de mens Nic Jonk niet afwezig. Terecht wijst Ko Sarneel op de verwantschap met Renoir in zijn beeldhouwwerk: de vriendelijke, brede, zinnelijke vrouwen van Renoir vormden voor Jonk een uitgangspunt. Zelf zou ik echter Renoir, Maillol, Laurens, Arp en Lipchitz als handreikers niet op een lijn stellen, maar Laurens en Lipchitz de eerste rang toekennen. Maillol de laagste. Nergens bespreekt Ko Sarneel ekspliciet een skulptuur; hij karakteriseert de plastiek van Nic Jonk in haar algemeenheid. Hoewel ik deze metode voor een monografie niet de juiste vind, moet ik toegeven dat er bij de lezer toch een goed beeld ontstaat van het werk van
Nic Jonk: ‘Aarde en water II’ (1976, brons).
Nic Jonk. Een minder bekwaam auteur zou hier ruggelings in een van de brede poldersloten gestort zijn; Ko Sarneel, met zijn kreatieve taalgebruik, komt, als een goed binnenschipper, veilig aan. Jammer is dat hij enkele malen uitweidt over zaken die meer hemzelf als Nic Jonk betreffen. Omdat aan het werk van Nic Jonk in 1976 in Ons Erfdeel, nr. 3, een beschouwing werd gewijd, volsta ik met het aanbevelen van deze editie. Door de aandacht voor de mens, de algemene karakterisering van het werk en de rijke illustraties is het ‘een boec voor het leecvolc’ geworden, geen studie voor ingewijdenGa naar eindnoot(3). Er bestaan nu twee monografieën over Nederlandse beeldhouwers: een van Lambert Tegenbosch over de tachtigjarige Charlotte van Pallandt met volledige oeuvre-katalogusGa naar eindnoot(4) en deze over de vijftigjarige Nic Jonk. Alle overige beeldhouwers hebben het omkijken.
José Boyens. |
|