Ons Erfdeel. Jaargang 22
(1979)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
Taal- en Letterkunde MO en joernalistiek studeerde. Na zijn terugkeer naar Suriname publiceerde hij daar in een hoog tempo een aantal poëziebundels met in totaal ongeveer 200 bladzijden (Kans op onweer, 1960; Jachtgebied, jan. 1961; Dans op de vuurgrens, okt. 1961; Oe, 1962) waarin hij op romantisch-realistische wijze zijn dichterschap beleed en zijn liefde voor zijn geboorteland verkondigde. Daarnaast dichtte hij graag over de (Kreoolse) vrouw en de tropische natuur, met als ondertoon een sociaal bewustzijn. De taal was aanvankelijk duidelijk beïnvloed door de poëzie van de Vijftigers die hij in Nederland gelezen had, maar werd reeds in de tweede bundel trefzekerder en bewuster en kreeg een eigen (Surinaamse) toon.
In 1962 vertrok Verlooghen na een konflikt met de Regerings Voorlichtings Dienst in Suriname opnieuw naar Nederland, waar hij redakteur werd van een radiorubriek en zich als zodanig bleef bezighouden met het Karaïbisch gebied en Suriname. In 1966 vestigde hij zich (definitief?) in Zweden waar hij tot nu toe werkt als muziek-pedagoog. In de Europese ballingschap ‘raakte hij slaags’ met het ‘eigen romantisch-realistische Ik’ en ontpopte hij zich als revolutionair. In twee bundels (De held van Guyana, 1965; De glinsterende revolutie, 1970) legde hij getuigenis af van zijn nieuw dichterschap en zijn ideologische taak om Suriname een nieuw kultuurideaal en een eigen identiteit te geven, die gelegen zijn in het protest tegen 300 jaar Nederlandse koloniale overheersing en solidariteit met Latijns-Amerika.
Na 1970 verscheen er van Verlooghen geen poëzie meer; het leek erop dat hij zijn geloof in de literatuur als wapen kwijt was. De bloemlezing van Surinaams proza Kri Kra! van Thea Doelwijt (1972) bevatte een kort verhaal van hem, getiteld In het rijk der geesten, een voorpublikatie uit De leba is gevangen, dat een proza- en poëziebundel in voorbereiding genoemd werd. Verlooghen heeft hieraan kennelijk lang gewerkt, want het is eerst in het najaar van 1977 verschenen. Poëzie komt er niet meer in voor, uitgezonderd een kort gedicht met muziek; het is een volwassen roman van 214 bladzijden geworden, zodat we dit als zijn prozadebuut kunnen beschouwen, bijna achttien jaar na zijn poëtisch debuut.
De leba is in het Surinaams volksgeloof de god(in) van wegen, hoeken en viersprongen, voor de ene helft uit vlees, voor de andere helft uit hout gemaakt. Als je hem (of haar, want vaak is de god vrouwelijk) aan de verkeerde kant raakt is het oppassen want de god is gevaarlijk. In deze roman is de leba de drager van kwaad en de veroorzaker van onheil. Deze leba wordt bestreden en tenslotte gevangen door de drie hoofdfiguren uit deze roman. Het verhaal speelt zich in Zweden af aan het eind van de jaren zestig, maar de hoofdpersonen zijn allen Zuidamerikanen, afkomstig uit Colombia, Suriname en de Dominikaanse Republiek, en als buitenlandse werknemers werkzaam als musici in een bandje dat iets van de Latijnse charme in het koude Zweden brengt: Zuid-Amerika speelt, Zweden danst!
De hoofdfiguur, de Colombiaan Rafaël, heeft zijn land in 1966 verlaten wegens de politieke onlusten die de dood van o.a. Camillo Torres veroorzaakten. Hij is onderwijzer maar ziet geen toekomst in zijn geboorteland. Via Spanje waar hij als pianist zijn brood verdient, komt hij in Zweden terecht. Hiermee is in de ruimte wel een zeer grote tegenstelling geschetst: het arme Colombia tegenover het rijke Zweden, maar als je als lezer nu een sociale roman verwacht die de problemen van industrielanden tegenover de Derde Wereld behandelt, kom je wel bedrogen uit. Voor Rafaël heeft het welvaartsparadijs een heel ander aspekt, namelijk het erotische. ‘Hij in Zweden! Het welvaartsparadijs van de mooie gewillige blondjes!’ Zijn voornaamste stelregel is: ‘Muziek maken, veel geld verdienen en zoveel mogelijk vrouwen versieren.’ Achter dit overheersende erotische motief is het sociale wel steeds zwak aanwezig: ‘Wie eens een Zweeds meisje heeft gekust verliest zijn hart. Wie een Zweedse vrouw heeft bemind verliest zijn vaderland. En wie zijn vaderland kwijt is, verliest ook zijn identiteit.’ Hiermee zijn de leba's die Rafaël moet vangen gegeven: zijn playboybestaan ‘als minaar van duizend vrouwen’ en het bezwijken voor de welvaartstaat. De ontmoeting met het meisje Maj-Britt bevrijdt hem van de eerste, zijn schrijverschap dat zich openbaart in het verhaal In het rijk der geesten van de tweede. Bevrijd kan hij voortaan verder leven, maar wel in de welvaartsstaat...
De tweede hoofdfiguur, Waldy de Surinamer, is de denker van het trio; hij heeft de ‘lebalogie’ ontworpen. Zijn leba is de politiek in zijn geboorteland die nog te sterk beheerst wordt door de post-koloniale situatie, waardoor hij niet aan de slag kon komen, zijn land verliet en via Nederland in Zweden belandde. Daarnaast worstelt hij met het probleem van de diskriminatie door de Nederlanders. In de verovering van de blanke vrouw die de voorkeur geeft aan de temperamentvolle Zuidamerikanen neemt hij wraak op de diskriminatie door de blanke mannen. Hij pleit voor een biologische integratie en noemt zich ‘missionaris van de liefde’ die ‘wereldburgers’ zal vormen. De leba in Suriname, verpersoonlijkt in de ‘Hilton-gekke premier’ wordt gevangen als de ‘logge arrogante patapoef een schielijke politieke dood’ sterft, waardoor het voor Waldy mogelijk wordt naar zijn geboorteland terug te keren. Hij heeft intussen | |
[pagina 269]
| |
een lied gemaakt: ‘Elke dag een bloem / elke dag een lied / voor een ware liefde / uit mijn heerlijk Suriname’ dat hem heeft geholpen zijn heimwee naar zijn geboorteland te overwinnen. Nu de mogelijkheid tot terugkeer aanwezig is en het heimwee overwonnen, is hij bevrijd, maar hij blijft in de welvaartstaat... Pedro uit de Dominikaanse Republiek wordt gevangen gehouden door de leba van het minderwaardigheidskompleks van het neger-zijn. Hij is de nog niet aangepaste aan de welvaart, maar na zijn ontmoeting met Porno-Koning Bokqvist, die hem een vorstelijk kontrakt aanbiedt als medewerker in een seksshow juicht hij: ‘Ik ben de Nieuwe Neger! Ik heb de Leba gevangen, want ik schaam me niet meer over mijn ras.’ Het geld dat hij op deze wijze zal verdienen in Stockholm zal hem in staat stellen op de duur naar zijn geboorteland terug te gaan en zich als landbouwer te vestigen, maar voorlopig blijft ook hij in de welvaartstaat...
Zweden met zijn vier ‘kapitale kompleksen: werken, belasting betalen, drankmisbruik en pornografie’ fungeert ook als leba, maar is niet bij machte de ‘Latijnse loverboys’ te vangen, omdat ze alle drie de mogelijkheid verwerven om het land te verlaten en terug te keren naar het geboorteland. Met dit gegeven is De leba is gevangen een roman geworden met een veel voorkomend tema in de Surinaamse, de Nederlands-Antilliaanse en in het algemeen de Karaïbische literatuur; de displaced person, de mens die leeft tusen twee werelden en niet kan kiezen. Rafael zegt: ‘Ik reis naar het werelddeel dat ik omhels om zijn wijsheid en vooruitstrevendheid, maar dat ik verwerp om zijn hypocrisie en zelfzucht. Ik ga op zoek naar de waarheid over mezelf, over ons allen, en naar het wezen van de mensheid...’ Het blijkt dat de nieuwe fase in Verlooghens schrijverschap, die van het proza, ook een nieuwe fase in zijn denken inhoudt: de revolutionaire periode is achter de rug, er wordt een nieuwe plaatsbepaling gezocht, maar nog niet gevonden. De kritiek op de welvaartstaat is sterk aanwezig, maar daarnaast is er de felle aanval op het eigen land en de eigen mensen, terwijl de ‘Hollanders’, de ‘bakra's’, ooit in zijn poëzie de schuld van alle ellende, in bepaalde opzichten zelfs verdedigd worden. Het is jammer dat dit zoeken zo op de achtergrond gedrongen wordt door de seksuele avonturen en de pornografische prietpraat. Eén voorbeeld: als de lezer aan het begin een uitspraak leest als ‘Ik houd soms veel van weinig, maar vaak het meest van meer’, en geneigd is daar iets ‘diepzinnigs’ achter te zoeken, dan moet hij ervaren dat deze ‘diepe gedachte’ in het verhaal slaat op de grootte van borsten en een penis. Zo zijn er eigenlijk twee verhalen: de oppervlakkig erotische laag en de sociale, die door de eerste echter te sterk verdrongen en daardoor ongeloofwaardig wordt. Deze onevenwichtigheid wordt nog versterkt door de taal van deze roman, die nogal retorisch is met een neiging tot het grote woord en het te sterk aangezette beeld, zodat we jammer genoeg niet kunnen spreken van een geslaagde roman. Het tema is boeiend, de vertelwijze is vlot en onderhoudend, maar als geheel bezit het werk te weinig vorm. De pocketuitgave is goed verzorgd, maar wordt wel ontsierd door een aanzienlijk aantal drukfouten. Het boek is uitgegeven door Surivox, Zweden, en is in Nederland verkrijgbaar via de heer E.J. Tjoe-Ny, Grotiuslaan 40, Leiderdorp; tel. 071:892762. De prijs bedraagt F 15,90.
G.W. Rutgers, Aruba (Nederlandse Antillen). Corly Verlooghen, De leba is gevangen, Uitgeverij Surivox, Zweden, 1977. |
|