Kulturele integratie en Benelux
Belgisch Centrum voor Nederlandse Kultuur te Amsterdam.
13 november 1978 was voor de Nederlandse kultuurgemeenschap in België een belangrijke dag. Op die dag werd door Mevrouw Rika de Backer, minister van Nederlandse Kultuur en Vlaamse Aangelegenheden, in aanwezigheid van haar Nederlandse kollega Mevrouw Gardeniers, de eerste paal geheid van het Belgisch Centrum voor Nederlandse Cultuur te Amsterdam. Tevens werd een herdenkingssteen onthuld waarop te lezen staat Hoe cond ick u myn broeders oyt vergeten daar wij toch zijn in eenen stronck gheplant, een tekst van Marnix van Sint-Aldegonde die, zoals de trouwste lezers van Ons Erfdeel zullen weten, ook de eerste jaren op de achterflap van dit blad stond afgedrukt.
Een heuglijke dag waar een lange geschiedenis aan voorafgegaan is, want reeds in het Kultureel Verdrag dat in 1946 tussen België en Nederland werd afgesloten, was er sprake van de oprichting van instituten in de beide landen die de kulturele uitwisseling een vastere basis moesten geven. In 1963 werd door de Gemengde Kommissie onder voorzitterschap van J. Kuypers en H.J. Reinink, bij de regeringen van België en Nederland aangedrongen op een spoedige uitvoering van dat verdrag, maar pas in 1974 werd op de konferentie van de kultuur- en onderwijsministers van beide landen te Den Haag werk gemaakt van de konkrete uitwerking van het kultureel verdrag.
Tastbare rezultaten daarvan zijn tans de oprichting van een Belgisch Centrum voor Nederlandse Kultuur te Amsterdam en het Taalunieverdrag waaraan momenteel hard wordt gewerkt. Een Nederlands Centrum te Brussel komt er voorlopig niet. Het projekt is spaak gelopen omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken dat samen met het ministerie van Onderwijs en dat van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de realizatie ervan op zich nam, haar ter beschikking gestelde krediet tijdens een besnoeingsoperatie voorlopig heeft geschrapt.
Amsterdam als vestigingsplaats voor het centrum is geen voorwerp van langdurige twijfel geweest. Amsterdam is tegenwoordig de draaischijf van alles wat in Nederland op vele terreinen van het kulturele leven gebeurt. Ook historisch is Amsterdam van belang voor de Vlamingen, want de stad kende in de 16e-17e eeuw een massale toevloed van emigranten uit het Zuiden.
De keuze van De Brakke Grond aan de Nes heeft ook veel en lang beraad gevraagd. Eerst werd gedacht aan een monumentaal, plechtstatig en representatief grachtenhuis. Daar werd voornamelijk om utilitaire redenen van afgezien. De Brakke Grond is immers zeer centraal gelegen, er kan een grote ruimte vrij gemaakt worden voor eksposities, er is een teater aanwezig en er is mogelijkheid tot verbouwing en aanpassing in funktie van de rol die aan het centrum gegeven zal worden. Ook het feit dat men een open huis wilde dat alle lagen van de bevolking aanspreekt, sloot de keuze van een statig grachtenhuis uit. Met de huidige keuze werd op stedebouwkundig en architekturaal gebied niet de gemakkelijkste weg gekozen. Het pand De Brakke Grond bevond zich in een afgeleefde toestand en het had bovendien voor de omliggende bewoners bepaalde sociale en kulturele funkties die - dat is nu geregeld - in grote mate gerespekteerd zullen worden.
Het Centrum waarvan het materieel beheer en de financiering in handen zijn van het Belgische ministerie van Nederlandse Kultuur, staat op de eerste plaats ten dienste van de samenwerking en integratie van alle aktiviteiten die onder de noemer van Nederlandse kultuur in de brede betekenis van het woord vallen, zowel boven als beneden de grens. Een heel konkreet voorbeeld van die integratie-gedachte komt aan bod in de samenwerking met de Theaterunie. Het bestaande teatertje zal een integrerend deel van het centrum worden, maar het artistiek beheer blijft toevertrouwd aan de Theaterunie, in overleg met de direkteur van het Centrum. In een protokol is overeengekomen dat in tenminste een derde van de voorstellingen de Zuidnederlandse teaterkultuur aan bod moet komen, hetzij door produkties van Vlaamse gezelschappen, toneelwerk van Vlaamse auteurs, medewerking van Vlaamse akteurs, regisseurs en dekorateurs. Op dat gebied heeft de Theaterunie in het verleden reeds haar sporen verdiend.
Hoe zal het centrum, dat voorrang zal verlenen aan het hedendaagse kultuurleven in al zijn facetten en ekspressievormen, er nu vanbinnen uitzien? Ik beperk me tot die ruimtes waar de kulturele uitwisseling konkreet gestalte zal krijgen. Vooreerst is er een ruime ekspositiezaal voorzien waar hoofdzakelijk beeldend werk van nog levende kunstenaars zal getoond worden, al zullen er bij gelegenheid retrospektieven van de moderne kunst sinds 1900 gehouden worden. Zoals hierboven reeds gezegd wordt het bestaande teatertje een integrerend deel van het centrum. Er komt ook een informatie- en dokumentatiecentrum waarin een uitleenbiblioteek zal worden ondergebracht. In dit dokumentatiecentrum zullen audiovisuele apparatuur, een diateek en een diskoteek voor geinteresseerden ter beschikking staan. Verder zijn er nog een konferentiezaal voor 100 tot 130 mensen en twee kleinere vergaderzalen voorzien.
Al maakt het natuurlijk geen verschil, het woord Vlaams komt in de officiële benaming van het