Nederlandse taal en kultuur in het buitenland
Het buitenland en wij.
Om er ditmaal mee te beginnen: ik wilde graag verwijzen naar de publikaties van het P.E.N.-Centrum Vlaanderen, en zijn aanwezigheid op het internationaal P.E.N.-kongres in Barcelona (11-14 oktober 1978).
In een eenvoudig opgezette reeks heeft het P.E.N.-Centrum Vlaanderen al verschillende boekjes gepubliceerd, waarmee wordt beoogd buiten en naast de kommerciële omloop belangstelling te helpen wekken voor de Vlaamse letterkunde, in de eerste plaats bij de buitenlandse P.E.N.-centra. Zo verscheen, in het Engels, een bundeltje Ten Modern Essays from Flanders, kort ingeleid door Hugo Bousset, evenals, tweetalig (Frans en Nederlands), Een brug slaan, Jeter un pont, samengesteld en vertaald door de voorzitter van het P.E.N.-Centrum Vlaanderen, Albert Bontridder. Dit laatste bundeltje bevat werk van 4 Vlaamse, 2 Frans-Brusselse en 2 Waalse dichters, telkens in de twee talen opgenomen.
De laatstverschenen bundel, Een morgenland, een avondland - Terra de Llevant, terra de Ponent, is ambitieuzer. Hij verscheen n.a.v. het reeds vermelde internationaal kongres in Katalonië en bevat telkens één gedicht, in het Nederlands en het Katalaans, van 14 Katalaanse en 14 Vlaamse dichters (leden van de P.E.N.). Bob De Nijs heeft met deze vertalingen eens te meer pionierswerk verricht en het zich niet gemakkelijk gemaakt, want ook gezorgd voor de situering van de aktuele Katalaanse poëzie. Willem M. Roggeman deed dat voor de Vlaamse. Ik weet het, dit zijn initiatieven die uit de aard van hun opzet gedoemd zijn aan de oppervlakte te blijven, maar het aanboren van ongekende bronnen is op zichzelf een voldoende reden om met dit soort publikaties door te gaan. Uitdiepingswerk kan later komen.
Het is hier niet de plaats om uitvoerig in te gaan op het P.E.N.-kongres zelf, al betekende het een vuurproef voor de Katalaanse taal en literatuur, die voor het eerst sinds een halve eeuw de morgen weer zien dagen. Betekenisvol was bv. het feit dat het Engels, het Frans en het Katalaans (niet het Kastiliaans) de kongrestalen waren. Eén aspekt van de besprekingen wil ik naar voren halen: de aandacht voor de literaturen met kleinere verspreiding, die aanleiding gaf tot de oprichting van een subkommissie, met als opdracht te werken ten gunste van de relatie, de kommunikatie en de betere kennis tussen en van de literaturen die minder bekend zijn of een geringere verspreiding hebben. Die subkommissie bestaat uit drie groepen: twee P.E.N.-Centra uit grote taalgebieden (Engeland en Frankrijk), drie centra uit Oosteuropese landen (Slovenië, Bulgarije en Hongarije) en drie uit West-Europa, maar met geringere verspreiding (Zweden, Katalonië en Vlaanderen). De Hongaar Ivan Boldizsar is er voorzitter van. De bundel Een morgenland, een avondland heeft kennelijk indruk gemaakt en model gestaan voor de mogelijke promotieakties van de nieuwe subkommissie.
Eén wens heb ik daarbij: dat er inderdaad iets uit die subkommissie mag voortkomen.
●
De I.V.N. (Internationale Vereniging voor Neerlandistiek) heeft in november 1978 het Verslag van het zesde colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten laten verschijnen. Dat kollokwium had plaatsgevonden van 30 augustus tot 3 september 1976 onder auspiciën en met steun van de Gemengde Komissie ter Uitvoering van het Belgisch Nederlands Kultureel Verdrag. In dit referatenboek komen onderdelen voor die zich vrijwel uitsluitend richten tot de gespecialiseerde groep neerlandici in het buitenland, en andere die ook voor een breder publiek interessant kunnen zijn.
Tot deze laatste reken ik in de eerste plaats de openingstoespraak van de Belgische minister R. De Backer over Nieuwe perspektieven voor de uitstraling van de Nederlandse taal en kultuur. Kort weergegeven pleitte zij voor de eenheid van de Nederlandse kultuurtaal, maar zonder dat die zich gaat afsluiten van de gesproken taal in de verschillende gewesten, en dus zonder verwaarlozing van de mogelijke inbreng van het zuiden. Maar nog altijd biedt de identifikatie van het Vlaams met het Nederlands moeilijkheden voor het buitenland; de buitenlandse leerstoelen Nederlands zijn een onmisbare schakel in de verspreiding van de Nederlandse taal en kultuuur, waarbij niet het hoog aantal studenten in de eerste plaats van belang is, maar veel meer het aanzien van de leerstoel op wetenschappelijk gebied. Die leerstoelen zouden zich geleidelijk moeten ontwikkelen tot meerzijdige studiecentra, waar niet alleen de teorie maar ook de praktijk van de Nederlandse kultuur wordt beoefend en die ook buiten de muren van de universiteit kulturele aktiviteiten kunnen ontplooien.
(Tussen haakjes: het Centre d'Etudes Néerlandaises te Rijsel, toen in het vooruitzicht gesteld, is intussen geboren en staat onder de leiding van prof. W. Thys. Ook in Warszawa en Lublin wil men blijkbaar dezelfde richting uit.)
De minister wees verder op de diepgaande invloed die zou uitgaan van de oprichting van een algemeen-Nederlands taalinstituut en van de groter wordende kulturele autonomie van een Vlaamse gemeenschap die haar positie tegenover het buitenland met andere maatstaven zou gaan bepalen dan dit in de unitaire