Ons Erfdeel. Jaargang 22
(1979)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDe spannende verhalen van de Haagse schilder Pat Andrea.In de koepelzaal van het Gemeentemuseum te Arnhem stond tot voor kort een merkwaardig schilderij: een levensgroot portret van de tuindeur die vanuit diezelfde koepelzaal te zien is (afb. 1)Ga naar eindnoot(1). Tot op de centimeter nauwkeurig is de deur met direkte omgeving geschilderd. Zo precies vallen ‘beeld’ en ‘werkelijkheid’ samen dat bij een verbouwing toen de echte deur aan het gezicht onttrokken was, haar geschilderd evenbeeld haar met sukses verving.
Een tekst bij dit schilderij vertelt ons dat de jonge schilder Pat Andrea dit tweede uitzicht op de tuin van het museum maakte en wel aan het eind van 1975 en het begin van 1976.
Pat Andrea wordt in 1942 te Den Haag geboren. Hij volgt de opleiding M.O.b.-tekenen aan de Koninklijke Akademie aldaar, behaalt in 1965 zijn einddiploma en blijft in Den Haag wonen en werken.
‘Hij leeft van de kunst’, zoals een kollega het eens uitdrukte; d.w.z. opdrachten, verkoop van schilderijen en tekeningen aan overheid en partikulieren, illustraties van boeken e.d. brengen genoeg op voor hem en zijn gezin om van te leven. Ondanks zijn opleiding geeft hij geen les. Aanbiedingen heeft hij wel gehad, ‘maar’, zegt Pat zelf, ‘als mensen iets van me willen leren kunnen ze beter naar mijn
Afbeelding 1:
‘Het tweede uitzicht op de tuin’. werk kijken’. Dat werk bestaat uit tekeningen en schilderijen. De tekeningen zijn grofweg te onderscheiden in drie soorten: a. aantekeningen, vaak krabbels, waarin een gedachte of een visuele ervaring wordt vastgelegd; b. voorstudies voor een grote kompositie waarin een bepaald motief op verschillende wijzen wordt uitgeprobeerd; c. tot slot uitgewerkte tekeningen, dikwijls groot van formaat. Deze laatste staan technisch en inhoudelijk op eenzelfde trap als de schilderijen. Beide vormen de eindfase van een langdurig werkproces. Pat Andrea voelt zich in de eerste plaats tekenaar. Hij denkt in lijnen, zegt hij zelf. ‘Lijnen vormen vlakken; vlakken kunnen gevuld worden, leeg blijven, van toon of kleur worden voorzien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarover moet je beslissingen nemen. De plaats van een lijn, de vulling van een vlak hebben invloed op een heel werk. Je moet, terwijl je bezig bent doorlopend kiezen. Dat maakt tekenen en schilderen tot een spannend beroep. Je weet nooit van te voren hoe iets uit zal vallen, hoe het verhaal dat je vertellen wilt af zal lopen’.
Tijdens het ingespannen werkproces laat Pat liever geen buitenstaanders toe. Pas wanneer een werkstuk klaar is geeft hij dat vrij. Dan is het belangrijk en zelfs nodig, vindt hij, dat toeschouwers het met woorden te lijf gaan, verduidelijken, aanvullen, afmaken.
Aan de hand van drie werken wil ik nu proberen een indruk te geven van de wereld die Andrea aan de orde stelt en van de taal die hij spreektGa naar eindnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Het tweede uitzicht op de tuin, 1975-1976, olieverf op doek, 298 × 205 cm, Gemeentemuseum Arnhem, afbeelding 1.Terug naar het tweede uitzicht op de Arnhemse museumtuin. Een stukje gewone werkelijkheid is in dit schilderij gereproduceerd. De schilder benadrukt de alledaagsheid van het gegeven nog eens ekstra door op de grond een hond en wat spullen neer te zetten. Helemaal alledaags is het tafereel echter niet. De schilderijen links en rechts herinneren ons er aan dat we te maken hebben met de deur van een museum. Bij nadere beschouwing blijken deze schilderijen werken te zijn van twee wereldberoemde meesters: links zien we een gedeelte van ‘De Geeseling van Christus’, geschilderd door Piero della Francesca in de 15de eeuw en rechts een detail van ‘Het kind van Vallecas’, geschilderd door Diego Velasquez in de 17de eeuwGa naar eindnoot(3). Beide werken zullen zeer waarschijnlijk nooit op deze plaats getoond worden.
Andrea's schilderij blijkt hiermee van een dubbele bodem
Afbeelding 2:
‘De eenzaamheid van de kunstenaar’. voorzien te zijn. Wat ‘net echt’ leek, blijkt ‘net niet echt’ te zijn. Maar hoe echt is echt eigenlijk? Is de werkelijkheid binnen een schilderij niet groter dan de werkelijkheid om ons heen? Geeft het brandende lampje op de grond misschien aan dat de spullen die daar liggen, licht werpen op de betekenis van het hele schilderij? Wijzen kleurencirkel, lineaal en prisma erop dat grote kunstwerken gewoon gemààkt zijn? Uit Andrea daarmee kritiek op onze neiging Kunst met een grote K te omgeven met een waas van geheimzinnigheid? Of zijn hond en voorwerpen slechts bedoeld als voorgrondvulling? Deze en soortgelijke vragen roept dit schilderij op. Een éénduidig antwoord is niet te geven. Pat Andrea gooit met zijn beeldgrappen waarheid en fiktie, verbeelding en werkelijkheid door elkaar. Hij brengt de kijker in verwarring, maar geeft hem tegelijkertijd de vrijheid het schilderij volgens eigen interpretatie af te maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De eenzaamheid van de kunstenaar (voor M. Klinger), 1977, potlood, akwarel, 120 × 120 cm, eigendom kunstenaar, afb. 2.Andrea werkt graag met beeldgrappen. Daarvoor maakt hij niet alleen gebruik van de zichtbare werkelijkheid. Ook het werk van anderen kan een inspiratiebron vormen. Zo kijkt de kop van Rembrandt uit verschillende van zijn werken de toeschouwer aanGa naar eindnoot(4).
In zijn tekening De eenzaamheid van de kunstenaar (voor M. Klinger) geeft hij een bijna letterlijke vertaling van een prent van de meester die hij met zijn tekening hulde brengtGa naar eindnoot(5). We zien twee figuren. Links achter de vleugel zit een pianist, wiens handen hoog boven de toetsen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zweven. Hij kijkt opzij naar een halfnaakte vrouw, die zich rechts in het beeldvlak bevindt. Om de vrouw heen liggen lappen. Voor haar ligt een maskertje.
Tot zover heeft Andrea Klingers prent vrijwel letterlijk gevolgd. De vrouw bij Klinger echter kijkt de pianist aan, heft haar handen ten hemel en werpt daarmee haar kleed en haar masker af. In deze prent staat tussen de pianist en de vrouw in een harp. De achtergrond wordt gevormd door een balustrade waarachter een golvende zee zich uitstrekt. Klingers werk behoort tot een reeks illustraties bij een liederencyklus van Brahms. Dit blad, illustratie bij het voorspel van het tweede deel, draagt als titel Evocatie. Verbinding tussen natuur en muziek, de eeuwigheidswaarde van muziek, de pianist en zijn muze die zich openbaart, zijn mogelijke interpretaties hier.
Pat Andrea verandert zijn voorbeeld. Bij hem heft de vrouw niet haar armen op, maar zij slaat de handen voor haar oren. De lappen om haar heen lijken een bed aan te duiden in plaats van een kleed dat zij afwerpt. Het masker geeft aan dat ook deze vrouw haar ware aard toont. Haar houding en gebaar drukken echter geen verbondenheid met de kunstenaar en zijn werk uit. Integendeel. De vrouw keert zich van de man (haar geliefde?) af; zij moet niets hebben van de klanken die hij als pianist aan de vleugel ontlokt. Ondanks deze wat spottende interpretatie van Klingers prent meen ik dat Andrea met zijn parodie de meester wil eren. Ook Klinger was een man die van beeldgrappen hieldGa naar eindnoot(6). Daarmee ontsnapt zijn werk aan de zwaarwichtige ideologische interpretaties van heden en verledenGa naar eindnoot(7). De titel van Pats tekening moet misschien in dit licht gelezen worden: Klinger als voorbeeld van de kunstenaar die in eenzaamheid werkt en niet begrepen wordt.
Naast de veranderingen die Andrea
Afbeelding 3: ‘Poging tot ontvoering’.
aanbrengt, volgt hij toch op een aantal punten zijn voorbeeld. De door Klinger gehanteerde tegenstelling tussen de figuren: zittende geklede man tegenover staande naakte vrouw neemt hij over. Bovendien plaatsen zowel Klinger als Andrea de figuren naast elkaar, evenwijdig aan het beeldvlak. De ruimte waarin de handeling plaats vindt, is vrij ondiep. We zijn als het ware als toeschouwers getuige van een moment uit een drama dat zich op een toneel afspeelt. Deze overeenkomsten zijn niet toevallig. Het werken met tegenstellingen en het vastleggen van een dramatisch moment in een vrij ondiepe beeldruimte treffen we herhaaldelijk aan bij Andrea. Waarschijnlijk is hieruit mede zijn keuze voor juist deze prent van Klinger te verklaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Poging tot ontvoering, 1974, olieverf, tempera, linnen, 209 × 415 cm, Gemeentemuseum Arnhem, afb. 3.Een goed voorbeeld van eenzelfde soort mise-en-scène vinden we in het schilderij Poging tot ontvoering dat eveneens tot het bezit van het Arnhems gemeentemuseum behoort. We zien een langharig meisje in witte rok en T-shirt, een heer in blauw pak en een jockey op een paard. Ook hier zijn de personen naast elkaar geplaatst, evenwijdig aan het beeldvlak. Er is geen diepte in het schilderij. De achtergrond wordt gevormd door een vlakke muur van een villa. Daarvoor zijn de figuren op een smalle strook gras, als op een toneel geplaatst. Wat speelt zich af? Het marmer van de villa, het mooie rijpaard en het heldere licht dat slechts kleine schaduwen werpt maken de plaats van handeling duidelijk: een rijke omgeving in een zuidelijk land. Links zien we de jockey van zijn paard komen, terwijl het meisje de leidsels vasthoudt. De evenwichtige verdeling van horizontalen en vertikalen gevormd door het paard en het huis op de achtergrond onderstrepen de rust van deze handeling. In het midden van het schilderij ontstaat meer beweging: leidsels hangen warrig, foto's vallen. Rechts is de handeling zeer hevig. Het meisje schrikt, lezen we uit haar houding en gezichtsuitdrukking, voor iets dat zich buiten het kader van het schilderij voordoet; de heer springt op haar toe. Hier geen evenwichtige verdeling van horizontalen en vertikalen, maar oversnijdingen, schuine lijnen en een dramatische overbelichting.
Ook in dit geval past Andrea dus een toneelmatige ruimte-opbouw en tegenstellingen in de ordening van het beeldvlak toe om de kijker duidelijk te maken dat hij getuige is van een zeer spannend moment in een drama. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbeelding 4: ‘Tijdens de val’.
Het idee voor dit schilderij heeft Andrea ditmaal niet uit een visuele bron geput. Een krantenbericht van de gijzeling van een Kanadees onderminister, die tijdens het voetballen met zijn zoontjes overvallen en ontvoerd wordt, vormt er de aanleiding toe. Zelf zegt hij dat hij dit onderwerp wilde schilderen ‘... omdat de verhalen in de krant over die ontvoering ter gijzeling altijd zoiets niet-werkelijks hebben, avontuurlijk, heldhaftig, meer gangsterfilm, maar ergens gebeurt het toch, begint het gewoon op een onbenullig moment’.Ga naar eindnoot(8) Bovendien heeft Pat iets van zijn ervaringen, opgedaan tijdens reizen in Cuba en Zuid-Amerika willen neerleggen. Ondanks het feit, dat hij zeer geboeid is door deze landen, stelt hij zich in Poging tot ontvoering kritisch op. Door het meisje frontaal het beeldvlak uit te laten kijken, identificeert de schilder zich met de overvaller, een Tupamaro, zoals hijzelf zegt. Met deze ingreep geeft hij uiting aan zijn onvrede met de bestaande regimes in Zuid-Amerika. Tegelijkertijd bereikt hij ermee dat ook de beschouwer in de rol van overvaller gedrukt wordt. Door te kijken wordt deze gewild of ongewild medespeler, zelfs hoofdrolspeler in het drama. Hier geldt letterlijk: plaatsbepaling is (politieke) standpuntbepaling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samenvatting.Een dringende betrokkenheid als in bovengenoemd geval vraagt Pat Andrea niet altijd van de kijker. Toch weet hij ook elders de suggestie te wekken dat de geschilderde en de echte ruimte in elkaar overlopen. Hij bereikt dit door figuren uit een ondiepe ruimte frontaal ‘naar buiten’ te laten kijken en door zijn komposities aan de randen willekeurig af te snijden. Tegelijkertijd komponeert hij zijn scenes evenwijdig aan het beeldvlak en gebruikt hij lokale kleuren en silhouetachtige figuren. Nu dienen deze beeldmiddelen een tegengesteld doel, n.l. realisme en abstraktie.
Al eerder kwamen we in Pats werk het gebruik van tegenstellingen tegen. In Het tweede uitzicht op de tuin worden niet bij elkaar behorende elementen aanééngevoegd. Dit leidt tot de tegenstelling echt-niet echt. In De eenzaamheid van de kunstenaar (voor M. Klinger) zijn een staande naakte vrouw en een zittende geklede man als tegenspelers naast elkaar geplaatst. Rust en hevige handeling zien we in Poging tot ontvoering.
Pat toont in zijn werk grote interesse voor beweging. Vallende, springende, hardlopende mensen treffen we herhaaldelijk aan. In Tijdens de val (1977, potlood, akwarel, 120-120 cm., afbeelding 4) zien we een meisje vallen over een hond. Met enkele sluitende omtreklijnen is een moment uit een valpartij vastgelegd. Een beweging is bevroren, een moment vereeuwigd. Steeds weer anders speelt Pat dit spel van tegenstellingen. De spanning van elke tekening en van elk schilderij voert hij zo tot een hoogtepunt op.
Tot slot kunnen we nog opmerken dat de toneelmatige beelden van Pat Andrea te lezen zijn als een stripverhaalGa naar eindnoot(9). Maar terwijl daar het verhaal in opeenvolgende beeldjes uiteen gelegd wordt, pakt Andrea op het spannendste moment het hele gebeuren in één zorgvuldige kompositie samen. Omdat hij in tegenstelling tot de striptekenaar een ontknoping achterwege laat houdt hij de kijker in zijn ban. Deze kan de ban slechts verbreken door zijn ogen te sluiten.
Claartje de Loor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen voor bibliografische gegevens.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Biografische gegevens.Pat Andrea woont en werkt in Den Haag.
Werk van Pat Andrea bevindt zich in partikuliere kollekties in binnen- en buitenland. |
|