de verwijten zijn, hoe groter de verbazing over het feit dat Brouwers zoveel lief en leed met diezelfde Weverbergh heeft gedeeld. De breuk Brouwers-Weverbergh lijkt definitief. De tijd waarin beide heren zich verlustigden bij het ganzenbordspel (als voorzitter en penningmeester van de Liga tot instandhouding van het ganzenbordspel in de Nederlanden) is in elk geval voorbij. Van de vrienden die hij in juli 1974 in de Haagse Post opsomde (‘Een is Weverbergh, een andere de oude Van Oorschot en dan Tom van Deel, daar houdt het wel zo'n beetje mee op’) is er één afgevallen.
Anderen (zoals Fernand Auwera in De Volkskrant van 22 juli 1978) hebben erop gewezen dat Brouwers ten onrechte een strikt persoonlijke ruzie in de publiciteit heeft gebracht in samenhang met een analyse van bepaalde Vlaamse toestanden. Het is het oproepen van het misverstand waar ik reeds op doelde. Weverbergh heeft publiekelijk nauwelijks op de aanvallen van Brouwers gereageerd. Hij had misschien een psychologische en feitelijke verklaring kunnen geven voor het feit dat Brouwers zich van hem heeft afgewend. Hij heeft er blijkbaar geen heil ingezien om een twist tussen twee voormalige vrienden uit te vechten.
Brouwers heeft overigens niet de Vlaamse literatuur aangevallen, maar het taalgebruik van sommige Vlaamse schrijvers. In respekterende zin schreef en schrijft hij over boeken van Louis Paul Boon, Jef Geeraerts, Johan Daisne, Hugues C. Pernath, Roger van de Velde, Raes, Claus en Daniël Robberechts. En wie zijn In memoriam Jan Emiel Daele (in Tirade, juni 1978) en In Memoriam Johan Daisne (in Vrij Nederland, 19 augustus 1978) heeft gelezen, zal moeten toegeven dat Brouwers begrip heeft voor de positie van de schrijver in Vlaanderen, voor sommige Vlaamse auteurs groot
Jeroen Brouwers.
respekt. Ook wijst hij de Hollandse hooghartigheid af ten opzichte van Vlamingen. Men leze zijn verhaal over het bezoek aan Brussel van de Nederlandse dichter Johan Nergenshuizen er maar op na in
Groetjes uit Brussel.
Respekt toonde en toont Brouwers niet alleen voor Vlaamse schrijvers, maar ook voor de oprichtster van de uitgeverij Manteau voor wie hij jaren werkte: ‘Angèle Manteau, dat is een proper persoon. Zij heeft nu al een jaar of dertig alles gedaan om de Vlaamse literatuur te propageren, wat zoals bekend verre van gemakkelijk is in dit land dat nu eenmaal niet opgesloten is in de vaart der volkeren. Zij heeft verschillende boeken van Boon uitgegeven, zij is gekomen met het eerste boek van Claus, De Metsiers; zij heeft het verzameld werk van Teirlinck op de markt gebracht (...), waarmee aangetoond is dat zij altijd een goede neus voor literatuur heeft gehad en met die goede neus altijd de goede dingen heeft geroken.’ Deze uitspraak van Brouwers werd al in Vrij Nederland van 4 april 1970 geciteerd, dus lang voor Mijn Vlaamse jaren op de markt kwam. Het citaat geeft aan hoe Brouwers kritiek en respekt weet te kombineren. Een opmerking terzijde: Mevrouw Manteau gaf het debuut van Brouwers uit (en uitgeverij Manteau bracht daarna zijn andere boeken uit), nadat het door een Nederlandse uitgever was geweigerd.
Naast de al genoemde boeken als Groetjes uit Brussel en een citaat uit 1970, zijn er nog meer vindplaatsen aan te wijzen die Brouwers' vooral kritische houding ten opzichte van de Vlaamse literatuur en Vlaanderen laten zien. Tegenover Jos de Man (Haagse Post, 7 september 1974) verklaarde hij: ‘Ik ben blij dat ik in Brussel terechtgekomen ben, dat is dan altijd nog een heksenketel en een pot vol tegenstrijdigheden die altijd aan alle kanten overvloeit. Maar ik zou bepaald ongelukkig zijn als ik ergens in Vlaanderen was terechtgekomen; daar zou ik niet tegen kunnen; tegen de echt Vlaamse mentaliteit zoals ik die meen gezien te hebben, die mij benauwt, nog echt de Volkskrant, de oude historische kant, de Cyriel Verschaevekant, de IJzertoren, het zingen van liederen in grote hallen, daar kan ik niet tegen’. (Nog een opmerking terzijde: de Vlaamse literatuur is enghartig waar deze samengaat met patriottisme en bloed-en-bodemliteratuur, maar je moet er direkt de aantekening bij maken dat vele Nederlandse lezers jarenlang gedweept hebben met zulk soort literatuur).
Meer dan vijf jaar eerder, op 10 mei 1969, werd in Elseviers Magazine een interview geplaatst van Jef Geeraerts met Jeroen Brouwers, waaruit ik het volgende citeer: ‘Over het algemeen is het met het Nederlands in Vlaanderen droevig gesteld. Er is een televisierubriekje, geleid door prof. dr. Joos Florquin, dat “Hier spreekt men Nederlands” heet, en er is een radiorubriekje van dr. Marc Galle dat “Voor wie haar soms geweld aandoet” heet, en bijna iedere krant heeft