hier achtereenvolgens: de maanden, de seizoenen, één dag. Driemaal is de slotsom dezelfde: tussen geboorte en dood moet de mens, hoe dan ook, zijn spoor trekken, tegen de vernietiging in.
Dat hij het eerste deel van zijn nieuwe ‘queeste’ in het teken van de dierenriem plaatst, ligt in de lijn van zijn schrijverspersoonlijkheid. In vroeger werk al viel zijn zin voor symboliek op en ook zijn drang het kleinmenselijk gedoe te zien en te verklaren in het perspektief van de myten. Ofschoon de tijd van bijbel en myte voorbij is, blijft de kringloop van geboorte, liefde en dood bestaan. Dierenriem inventarizeert zijn leven, weerspiegeld binnen de cyklus van één jaar, van waterman tot steenbok, van januari tot december. Hij evoceert zijn Westvlaamse streek aan de Leie. De Leie zelf, verworden tot de ‘zieke rivier’, is bestendig aanwezig, ook in de twee andere afdelingen. Als symbool van de wereld die Spillebeen in kaart wil brengen, lijkt me dit belangrijk en relevant. Schril steekt daartegen af het zo vaak opgeroepen landschap van de kinderjaren, met zijn ‘teergroen grasland’ in de lente en zijn eindeloze zomers. In Ram krijgt het zelfs de kontoeren van Odysseus' verloren Itaka waar de rusteloze zwerver (vergeefs) naar op zoek is. Op de lentezotheid van de jeugdig zich vergalopperende stier volgt het eerste hooglied van de liefde in mei. Samen met het heimwee naar de tijdeloze kindertijd, is de liefde één van de hoekstenen en lichtpunten in zijn wereldbeeld. Hij wijdt er m.i. zijn mooiste verzen aan, omdat zijn vers hier minder ‘meditatie’ is, maar meer uitbeelding van doorleefde gevoelens. In Voorjaar uit Getijden hoopt hij, dat de liefde zichtbaar zou maken als licht, overdadig en genadig zou zijn als de lente, want:
‘Zo wandelen in een voorjaar liefste
Willy Spillebeen (1932).
is misschien een les in liefde
altijd opnieuw beginnen in een
lente om wijs en wetende te worden
als gewetenloze kinderen.’ (38)
Uren vertrekt van de liefdesbeleving vóór de dag begint, ‘nog zonder schuld / en zonder geschiedenis’ (61). Een paradijselijke situatie dus - zoals de kindertijd - vóór de zondeval, want met de dag, de tijd, begint de geschiedenis en meteen ook de schuld. Trouwens na de schijnbaar eeuwigdurende julidagen komen de eerste desilluzies, de eerste gewaarwordingen van onmacht. Tekenen en sporen van verval en dood waren overigens van begin af aan aanwezig. In Waterman vluchten de vleugellamme eenden voor de dood, die ook al ‘in vogels vermomd’ het gras van juni belaagt. De eens zo vitale geboortegrond is verdord, de stad is asfalt en woestijn, de mensen zijn ‘zieke meeuwen boven een belt’ (34), de leefwereld is ‘een kooi van glas en beton’ (35). De tuin van Eden is veranderd in ‘een verwilderde tuin van heden’ (65) in een onveilige, schizofrene wereld. Midden in het leven en de liefde krast de vinger van de dood. Wat vormt het tegenwicht?
‘Er is geen tegenwicht. Wij zijn alleen
Geschiedenis gebiedt. Toekomst misschien
haar tegenwicht wordt weer
Opgroeiend wordt de knaap man als de anderen in een wereld zonder vrijheid, recht en liefde. En al is het kind dood en ‘de nieuwe mens nog niet geboren’ (29), toch zijn herfst en winter er al, samen met het laatste teken van de dierenriem, het teken waarin de dichter zelf geboren is:
‘Ik die geboren als steenbok
grimmig moet springen over
de rand van een doodgewoon jaar
vrees aan de grens van december
staande dat deze sneeuwlaag
afgrond verbergt...’ (31)
Toch weigert hij te twijfelen aan de ‘dichter-kartograaf’ en is geloof en hoop groeiend ‘onder de sneeuwlaag / en groeiend ook in mij’. Ondanks vragen en onzekerheden noemt hij het zomerlandschap herhaaldelijk ‘het land credosperamo’, het land van geloof en hoop, geschraagd door liefde, al lijkt dit haast een utopisch eiland:
‘een utopie van geloof hoop en liefde
midden in het leven midden in de dood.’ (66)
Dit dualisme komt het duidelijkst tot uiting in Uren, de meest cyklisch gestruktureerde afdeling in de bundel. Niet alleen volgt Spillebeen hier het stramien van het Romeinse brevier, maar ieder gedicht is met het vorige verbonden, door bij de aanvang de slotverzen ervan geheel of ten dele of ietwat gewijzigd over te nemen. Zijn ‘revolutie van liefde’ gaat tegen de geschiedenis in. Zelfs de ‘namiddagmeditatie’ (‘Noon of de ideologische boom’) brengt geen klaarheid:
‘en te drie uur in de middag
heerst het onweer van wanhoop en haat’ (68)
Met de avond en de dagsluiting