Ons Erfdeel. Jaargang 22
(1979)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dicht bij de aarde blijven
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een opleiding in de nadagen van het ekspressionismeHanneke van Gool bezocht na wat pendelen naar de Akademie voor beeldende kunsten te Tilburg, de Jan van Eyck-akademie in Maastricht; daar ruilde ze na een jaar de schildersopleiding van M. Lau in voor de beeldhouwklas van Oscar Jespers. Deze bracht zijn studenten het vak grondig bij en leerde hen, uitgaande van Brancusi en een geschrift van de Franse filosoof Alain, Entretiens chez le schulpteurGa naar eindnoot(1) de opgeleverde vorm van hout en steen te eerbiedigen. De krachten van de verschillende volumes dienden tegen elkaar te worden afgewogen. Als meisje moest Hanneke van Gool haar waarde tegenover de paternalistische leermeester dubbel bewijzen. Niet omdat hij veeleisend en wat stroef was nam ze voortijdig afscheid; zijn strenge uitgangspunten deden haar uitzien naar een beeldhouwer die het vak vanuit een tegengestelde vizie benaderde, b.v. V.P.S. Esser aan de Rijksacademie te Amsterdam, of Luciano Minguzzi te Milaan. Ten slotte vertrok ze voor een jaar naar Milaan. Zoals Jespers de gesloten vorm en het volume doceerde, liet Minguzzi vooral de waarde zien van het negatief, de holte. Jespers leerde de beelden statisch op te bouwen; Minguzzi | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hanneke Mols-van Gool: ‘Overgang’ (1977).
zocht voortdurend verandering, vernieuwing tot in het eksplosieve toe. Als Hanneke van Gool twee jaar na haar verblijf bij Minguzzi een reliëf hakt in ahornhout, Meisjes-katten, 1958, 100 cm., is Minguzzi daarin sterker aanwezig als Jespers: het is open gekomponeerd, speels en presenteert met zulk een los gemak negen wezens dat ze een eenheid suggereren. Letterlijk en figuurlijk een hoogstand. Toch moet lang overleg ten grondslag liggen aan deze gekompliceerde kompositie. In 1960 - het jaar waarin Hanneke van Gool trouwt met de schilder-glazenier Theo Mols - werkt ze aan een grote opdracht: een Kruisweg voor de Christus-Koningkerk in Sittard. De vaste, eeuwenoude ikonografie van de veertien staties - veertien momenten van Jezus' lijden - wordt hier doorbroken doordat verschillende scènes samengevoegd zijn. De reliëffiguren met hun grote, ronde ogen doen denken aan pre-romaanse en romaanse skulpturen en bezitten eenzelfde ontwapenende direktheid als de figuren op de Kruisweg van Aad de Haas te Wahlwiller uit 1946. Ook hier zijn de scènes tot het minimum aantal personen teruggebracht; bovendien verhogen ingehouden gebaren van toewijding de intimiteit. Het lijkt - zoals wel vaker bij de Brabantse en Limburgse kunstenaars uit de nadagen van het ekspressionisme - of uit voorgestelde onhandigheid munt geslagen wordt. Met de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
puntbeitel bekapte Hanneke van Gool de muschelkalksteen zó dat de vormen tegenover elkaar werden afgebakend, b.v. door verschillende richtingen in de steen aan te duiden, door grove en fijne strukturen; in 1976 zou ze deze wijze van materiaalbehandeling, los van iedere figuratie, een zelfstandige waarde geven. Tot 1964 kapt Hanneke Mols-van Gool figuren - vrij of in opdracht - in verschillende steensoorten, in appel-, noten- of eikehout waarbij de menselijke verschijningsvorm domineert. Wel beginnen de grenzen tussen de verschillende delen te vervagen; de beelden schijnen, anti-koncies, iedere scherpe afbakening van de volumes af te zweren. Zoeken ze het algemene mensbeeld, zoals zoveel jongere beeldhouwers dit deden in de jaren '50?Ga naar eindnoot(2). Weinig markant, lijken sommige beelden op weg naar de anonimiteit. Hun ontwerpster is onzeker geworden over de vorm waarnaar haar idee op zoek is. Bovendien twijfelt ze aan de waarde van de figuratieve kunst. Zeker is dat ze na 1965 geen religieuze opdrachten meer aanvaardt. En ook dat ze de tijd die het moeizame kappen in steen of hout haar kost, moet winnen op de verzorging en opvoeding van drie inmiddels geboren kinderen. Oude zekerheden moet ze inruilen voor twijfels en negatie; met het bestaan van de kinderen dienen nieuwe waarden zich aan. Ze voelt zich ingeklemd, blijft echter zonder onderbreking hakken, met grote volharding, zodat het kontakt met het materiaal bewaard blijft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cerebrale en intuïtieve beelden: voelbeeldenIn 1964 kapt Hanneke Mols-van Gool voor de Boerenleenbank te Uden een Vrouw met kind in Franse kalksteen, 30×30×30. De verwantschap met de Kruisweg in Sittard is nog waarneembaar, maar het beeld is een blok geworden zoals Jespers dit doceerde. De relatie tussen moeder en kind wordt als onverbrekelijk voorgesteld, maar tegelijk is de nadruk gelegd op de zwaarte van het moederschap: de moeder kan maar nauwelijks over haar kind heen kijken, beschermt het met alle vier haar ledematen, maar zit eraan geklonken, dreigt te verzinken. - Van nu af zou het blokkarakter het werk van Hanneke Mols nooit meer helemaal verlaten. Met Ballefrutter (bijnaam voor inwoner van GoirleGa naar eindnoot(3); 1967, 30×115×35, muschelkalksteen, Goirle, Rabobank) bevindt het werk van Hanneke Mols zich op een tweesprong: de gebogen rug van de (languit zittende) frutter is een zware, bijna ongelede bol; de andere helft van het beeld kent nauwkeurig gemarkeerde onderverdelingen die doen denken aan het vroege kubisme van Lipchitz. Merkwaardig genoeg valt het beeld niet in twee delen uiteen, mede doordat de menselijke figuur op weg is als mens te verdampen tot abstraktie. Van nu af zullen in het werk van Hanneke Mols twee vormopvattingen aanwezig blijven. Bij de ene zijn de volumes tegenover elkaar geplaatst met konciese grensafbakeningen. Over het algemeen is de kreatieve ingreep van de beeldhouwster bij deze skulpturen in steen sterker als bij de houten beelden; de door haar gekozen vorm is met grotere dwang opgelegd aan de steen, zo lijkt het. De beelden zijn hoekiger van vorm, scherper begrensd, cerebraler. Zo toont Vier windenGa naar eindnoot(4) vier volumes, onderscheiden van elkaar, maar niet gescheiden; ook waar ze samenhangen zijn alle partijen beslist afgegrensd. Vier winden schijnt, ondanks zijn formele koncept, zoiets ongrijpbaars te verbeelden als het stroelen van wind. Het beeld in grijsblauw marmer nodigt door zijn polijsting uit tot strelen met de hand. Tot lezen met de vingertoppen, navormen met de palm van de hand. Overal waar haar beelden terecht komen - op instituten voor slecht zienden, kleuter- en basisscholen, bejaardencentra - hoopt Hanneke van Gool dat de kijkers deelnemers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hanneke Mols-van Gool: ‘Vier winden’ (1973).
zullen worden, haar braille-geschrift willen lezen. Bij de andere vormopvatting die vooral in hout maar ook in steen te vinden is, is er sprake van ronde, zwellende volumes, van geleidelijke overgangen, van hechte samenhang en eenheid. Het blok wordt in zijn door de aarde opgeleverde vorm zoveel mogelijk gerespekteerd, terwijl nerf en ader worden uitgebuit. Bij de stenen beelden mogen de ronde stangen waarmee de steen uit de rotsen gedreven werd, soms als gleuven meespelen in de definitieve vorm van de skulptuur. Ten slotte volgt schuren met de hand, bij steen bovendien polijsten, opdat het materiaal in zijn natuurlijke staat een opperste glans uitstraalt. Deze intuïtieve skulpturen dragen namen als Hommage aan Oscar Jespers, Voelbeest, VoelbeeldGa naar eindnoot(5); tot in de titel doen sommige een beroep op de aktiviteit van de kijker.
Zoals Hanneke van Gool eerder afstand deed van het in beeld brengen van religieuze onderwerpen, zag ze vervolgens af van het uitbeelden van individuën: ze wilde de semantiek van haar beelden niet bij voorbaat beperken. Het zijn bij voorkeur ideeën die ze gestalte geeft, ideeën die naar hun koncept geen grens wordt opgelegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ideeën voor de beeldenTot het koncipiëren van haar beelden wordt Hanneke Mols-van Gool op de meest onverwachte momenten uitgenodigd door een fossiel, een steen, een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hanneke Mols-van Gool:
‘In en uit je schulp kruipen’ (1977). schelp. In oude weckflessen bewaart ze de schelpen die ze op tochten langs Franse kusten vond. Oude aardlagen fascineren haar, het op elkaar inwerken gedurende miljoenen jaren van krachten en tegenkrachten die bij afgravingen reddeloos hun geheim moeten prijsgeven. De architektuur van een landschap kan haar inspireren, b.v. wanneer de bouwstenen voor die architektuur door de aarde zelf zijn opgeleverd: omheiningen om erven en weiden, uitsluitend opgetrokken uit opgestapelde zwerfstenen, zoals die zo nadrukkelijk grote landschappen in Normandië bepalen. Ook de zee die de rotsen polijst, was haar leermeester: in spleten en rotsen van de Côte sauvage schuurden de aanrollende golven de ruwe wanden glad, terwijl ze andere delen niet aanraakten. Niet alleen de aarde en de zee brengen haar ideeën aan voor de ruwe steen, soms werkt de toevallige vorm van het brooddeeg dat ze dagelijks kneedt voor haar gezin inspirerend. En de knobbels op sommige van haar beelden zijn terug te brengen tot knobbels die ze ooit op een voet zag. Deze inspiratie kan in beperkte mate iets omtrent de beelden verduidelijken; nooit mogen de beelden echter worden teruggebracht tot hun inspiratiebron. Zo brachten vooral stenen en schelpen Hanneke Mols in de jaren '70 tot het kappen van haar kleine Voelbeelden. Bij voorkeur kiest ze daarvoor grijze hardsteen uit België die zwart wordt bij polijsting, groene diabas uit Duitsland, kristallino o.m. uit Spanje en Portugal, grijze of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hanneke Mols-van Gool:
‘Hommage aan A. van Gool’ (1976). groene dolomiet uit Italië. Het formaat is steeds zo dat de hand de steen gedeeltelijk omsluiten kan. In haar linkerhand houdt ze de ruwe steen, met de rechter kapt ze met een aangepunte hamer. De gebruikelijke beitel valt bij deze werkwijze weg, zodat het kontakt met de steen optimaal is. Bij de kleine Voelbeelden zijn steeds delen gepolijst, waardoor ze sterker uitnodigen tot strelen. Bij één kapte ze vier gleuven die ze polijstte: koele rustplaatsen voor de vingers. Nooit werd een steen zó gepolijst als de natuur het, miljoenen jaren, de kiezelstenen doet: gelijkmatig, egaal. Steeds is er selektief gekozen; de ingreep van de kultuur op de natuur blijft aanwijsbaar.
De dood van haar vader, architekt A. van Gool uit Goirle, inspireerde haar in 1976 tot een Hommage aan A. van Gool in hardsteen, 15×20×10. De achterkant, een rechthoek met afgeronde hoeken, vertoont één doorgaande welving en is glanzend gepolijst. Rechts van opzij gezien is het beeld smal; links onder bereikt het zijn maksimale diepte, komt breed naar voren, zodat het een derde voet heeft en kan staan. Deze asymmetrische bouw bepaalt de voorkant en daarmee het gebeuren van dit beeld. Want van links onder loopt op de vooruitgeschoven voet een veld naar boven en doordat rechts opzij een flauwe driehoek waarneembaar is, ontstaan naar rechts twee velden. Zoals in 1960 bij de Kruisweg in Sittard markeren lineaturen deze drie gebieden: drie maal kiezen ze een andere richting, zodat de zelfstandigheid van ieder veld wordt geaksentueerd. De polijsting van de achterkant dringt vooral op de hoeken door tot aan de voorzijde, terwijl de strukturen van de voorkant in een smalle lijn doorlopen tot op de rug en daar moedwillig en pijnlijk de polijsting aantasten. Het beeld, hoe klein ook, bezit een monumentale kracht. Het is een intieme stèle, architekturaal, ernstig. Vervuld van rouw.
Het zien van een heremietkreeft, een indringer in de schelp van een ander, bracht de beeldhouwster in 1977 tot het kappen van In en uit je schulp kruipen, in hardsteen, 75×85×120. De kreeft kwam telkens naar buiten als het hem veilig leek, maar betrok weer haastig zijn gekraakte huis wanneer hij zich bedreigd voelde. Dit ongewone natuurgebeuren werd verbeeld in een gekompliceerde kompositie: het volume dat het meest met de kreeft overeenkomt, dringt vooruit in de ruimte, suggereert dreiging, is variabel bekapt; het harde deel van de schelp is gepolijst en bezit een plastische kracht.
Associaties met organische vormen - een paddestoel - dringen zich op, maar moeten wijken voor de realiteit van deze monumentale skulptuur, die zich naar alle kanten ekspansief en dreigend balt. Door de vorm en de verhoudingen van de volumes heeft Hanneke van Gool aan dit intuïtieve beeld een langzame modulus meegegeven. De geweldige steen heeft iets bewaard van de trage krachten die de aarde zelf miljoenen jaren lang hielpen opbouwen.
In 1977 kapt Hanneke Mols in grijze dolomiet een Landschap in drie beelden: het zijn liggende reliëfs, 15 cm hoog en ongeveer 40×40 doorsnee. Ze moeten van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hanneke Mols-van Gool: ‘Landschap’ (1977).
boven af bekeken worden, zoals de door keien omheinde landschappen van Normandië die het voor-beeld vormden. Hanneke Mols hakte ze, terwijl ze het groeiende Landschap vertikaal zette als een muur; zo voorkwam ze - mede dankzij de lichte punthamer - dat het plateau doormidden brak. In het Landschap zijn gebieden te onderscheiden dankzij gebundelde lineaturen; sommige voeren naar kleine terpen, andere scheppen een vlakte, een helling, een dal. Beslister dan bij Hommage aan A. van Gool beoogt de beeldhouwster met haar hamer te tekenen. Op een kontradiktoire manier vertelt deze abstrakte skulptuur een verhaal. Bij Landschap is het merkwaardigerwijs de lijn die de taak toebedeeld krijgt om ruimten te scheppen, om plastiek voort te brengen.
Toch staat een beeld als OvergangGa naar eindnoot(6) meer in het hart van het oeuvre dat Hanneke Mols tot nu toe kapte dan Landschap. Omdat de plastische kracht hier minder via de lijnvoering tot stand komt dan door het gespannen zwellen van de steen zelf. Omdat het beeld gesloten is van karakter, gebald. Even direkt als de werkwijze is de opvatting die Hanneke Mols van beeldhouwkunst heeft: in een steen die de aarde heeft voortgebracht de krachten oproepen die er tot dan toe alleen als mogelijkheden in opgesloten lagen. Die mogelijkheden omzetten in werkelijkheid en de spanning van die steen-harde realiteit zo ver mogelijk doordrijven: zo eenvoudig lijkt soms het doel van de beeldhouwkunst. De afmetingen, in cm, zijn verstrekt in de volgorde hoogte x breedte x diepte. Indien geen verblijfplaats vermeld is, betekent dit dat het werk in het bezit is van de beeldhouwster. Alle foto's werden gemaakt door Theo Mols. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Biografische gegevens:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verspreiding werken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen de werken met een openbaar of semi-openbaar karakter werden opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tentoonstellingen:Over het algemeen eksposeert Hanneke Mols weinig om zoveel mogelijk te kunnen werken. Tussen 1960 en 1975 nam ze deel aan 17 tentoonstellingen in Nederland en België. Ze eksposeerde herhaaldelijk met Theo Mols in Tilburg bij de Beeldende Kunst Stichting en in Den Haag bij Nouvelles Images. In 1975 nam ze deel aan de tentoonstelling ‘Beelden en tekeningen van Oscar Jespers en van beeldhouwers die bij hem gewerkt hebben’ in het Bonnefantenmuseum te Maastricht, de Beyerd te Breda en het Cultureel Centrum te Knokke-Heist. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
BibliografieGa naar eindnoot(*):
|
|