Ons Erfdeel. Jaargang 22
(1979)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
De Heel-Nederlanders van de 1e Internationale
| |
1. Heel-Nederlandse strekkingen na 1830.De orangistische beweging, die slechts bij uitzondering enkele Vlaamse taalminnaren had omvat, was na 1839 als politieke zelfstandige beweging gelikwideerdGa naar eindnoot(1). Wel hadden in Gent tot 1842 nog enkele Orangisten zitting in de gemeenteraad en bleef de Orangistische Gentse vrijmetselaarsloge Le Septentrion tot 1883 aangesloten bij het Groot Oosten van NederlandGa naar eindnoot(2), maar het Orangisme als zodanig loste zich na 1839 hoofdzakelijk op in de liberale organen, die in 1846 mede de liberale partij zullen vormen en waarin de strijd nu zal gaan tussen radikalen en konservatieven.
Het Orangisme was een Franstalige bourgeoisbewegingGa naar eindnoot(3) die voornamelijk te Gent, Antwerpen, Brussel en in enkele kleinere steden van Vlaanderen, evenals in enkele centra van Wallonië vertegenwoordigers van bepaalde industrieën, van handel en financiële kringen verenigde, die in de nieuwe staat België weinig voordeel konden zien. Wanneer een der laatste Orangisten in het Nationaal Congres van 1831, de Oostendse afgevaardigde Mac Lagan, het woord neemt op 12 januari om een laatste maal het voorstel te doen om België en Holland te verenigen onder de Prins van Oranje, legt hij de nadruk op de kommerciële belangenGa naar eindnoot(4). Alleen in Gent hadden de Orangisten de gewone Vlaamse mens in eigen taal met publikaties van diverse aard bewerkt, terwijl de slechte ekonomische toestand van de tekstiel aldaar ervoor zorgde dat in enkele volksliederen met bitterheid het Rijk van Willem I wordt betreurd en anti-Belgische echo's weerklinkenGa naar eindnoot(5). Een paar Vlaamsgezinde taalminnaren waren in het Orangisme en in de Vrijmetselarij aan het werk geweestGa naar eindnoot(6) en zij volgden de ontwikkeling naar de liberale partij.
Kortom, een Heel-Nederlandse politieke beweging is nergens te bespeuren na de likwidatie van het Orangisme. | |
[pagina 32]
| |
Facsimile van het titelblad van het ‘Reglement der Gentsche Afdeeling der Internationale Werkmansvereeniging’.
De afdeling nam deel aan de Nederlandse Werkliedenkongressen. Men zal moeten wachten op de toenaderingspogingen van de filologen en de letterkundigen die, na de overwinning op het sterk klerikaal geïnspireerde Vlaams partikularisme, in 1844 definitief de eenheid van spelling tussen Noord en Zuid tot stand konden brengenGa naar eindnoot(7).
De flaminganten der jaren vijftig blijven zich als een deel van de Nederlandse stam beschouwen, maar de samensmelting met Nederland hebben ze steeds zuiver kultureel opgevat en ‘als loyale Belgen de staatsgrenzen geëerbiedigd’. Ze waren trouwens een kleine minderheid en vonden zeker geen waardevolle echo's in het NoordenGa naar eindnoot(8).
Rond 1860 zou de atmosfeer veranderen. De betrekkingen tussen België en Nederland waren vriendschappelijk geworden. België stelde twee symbolische daden die met het vijandige verleden tussen Noord en Zuid braken. Het Belgisch parlement schafte met name de verplichting af om bij elke eedaflegging van provinciale en gemeentelijke raadsleden lezing te geven van het dekreet van 1830 waardoor het huis van Oranje ten eeuwigen dage van de Belgische troon werd uitgesloten. Bovendien werd de tekst van de Brabançonne gewijzigd. De krijgshaftige tekst van 1830 ‘et la mitraille abattra l'orange sur l'arbre de la liberté’ verdween, omdat het niet meer paste!Ga naar eindnoot(9). De jaren zestig en zeventig zullen broeijaren zijn voor nieuwe geestelijke en sociale verschijnselen. Voor de eerste maal verschijnt er een generatie op het toneel die ateïstisch of agnostisch is en grotendeels voortkomt uit de Université Libre de Bruxelles. Tot op dat ogenblik heerste er aan de U.L.B. wel een hevig antiklerikale stemming, maar doorgaans waren de professoren en de promotoren spiritualistisch georiënteerd op de een of andere deïstische strekkingGa naar eindnoot(10). De grote denkmodellen liggen bij Auguste Comte, Proudhon en Feuerbach. Het woord socialisme met een nog zeer vage inhoud, schrikt de jongere liberale radikalen zelfs niet afGa naar eindnoot(11). Aan de Rijksuniversiteit te Gent lopen parallelle stromingen die door een Emile Moyson en een Julius Vuylsteke worden gedragen. De geschriften van beide voormannen liegen er niet om. De studentenalmanakken van het Taalminnend Studentengenootschap 't Zal wel gaan zijn reeds in de jaren vijftig gevuld met aanvallen op en strijdkreten tegen ‘der papen ijzrenketen’ en andere lieflijkheden tegen Rome; dit gaat gepaard met éénzelfde hardnekkigheid tegen Waal en ‘Fransche tirannij’ en met het bezingen van de ‘Nederduitsche taal’ en het flamingantisme. In de rationalistische kringen van Vlaanderen beroept men zich | |
[pagina 33]
| |
evenzeer zoniet meer dan op 1302, op de Geuzentijd, met duidelijke toespelingen op het verenigde Dietsland. In 1870 slagen de vrijzinnige Gentse studenten er in van hun studentenalmanak ‘eenen algemeenen Nederlandschen Studenten-Almanak’ te maken.
In de eerstkomende jaren zullen de Vlaamse liberalen zich volledig vereenzelvigen met de Geuzenromantiek en de oranje-blanje-bleukleuren aannemen als de kleuren van hun vlag, eventueel versierd met een klauwende zwarte leeuw.
De toon is klaarblijkelijk vurig Heel-Nederlands bij de antiklerikale studerende jeugd van Gent:
O vaderlandsche kleuren
Oranje-wit-en-blauw!
Wat er ook moog' gebeuren.
Wij blijven U getrouw!
Gij zijt het beeld der vrijheid,
Van Neêrland's zelfbestaan:
Wij groeten U met blijheid,
O vaderlandsche vaan!Ga naar eindnoot(12)
Men diskussieert in de radikale kringen voornamelijk over de teorieën van Proudhon en zijn federalistische stellingen. Men gelooft aan het wegvallen der grenzen, waarbij alle nationaliteiten naast elkaar zullen kunnen leven in vrede. Een dergelijke opvatting stemt volledig logisch overeen met een Heel-Nederlandse politieke lijn zoals die door de bekende socialistische leider César de Paepe werd verkondigd op het Vredeskongres te Genève in 1867.
De Paepe die, geboren te Oostende op 12 juli 1841, van Vlaamse afkomst was, kwam zeer spoedig te Brussel in kontakt met Emiel Moyson, waar ze samen streden in de vereniging De Vlamingen Vooruit!. Deze vereniging noemt zich in de statuten van 10 juni 1858, een ‘Vlaamsche vrijzinnige maatschappij’, die tot doel heeft de verheffing van de Vlaamse bevolking door middel van de moedertaal. In feite werd de vereniging radikaal progressief en zeer antikatoliek, met een kollektivistische strekking. Het manifest van de vereniging, gepubliceerd in 1860, is sterk sociaal georiënteerd en klaagt de ellendige toestand van de arbeidersklasse aan. Karl Marx kende de vereniging en citeert haar manifest in Das Kapital. De Paepe evolueerde van radikaal liberalisme naar een proudhoniaans socialisme, om geleidelijk naar kollektivistische opvattingen te gaan. Na de ondergang van de 1e Internationale, waarin hij een belangrijke rol speelde, interesseerde hij zich voornamelijk voor de vrijdenkersbeweging en nam in 1885 deel aan de oprichting van de Belgische Werkliedenpartij. De bekende Verklaring van Quaregnon van 1894 is voor een deel geïnspireerd door de kollektivistische stellingen van De Paepe.
César de Paepe heeft nooit zijn Vlaamsgezindheid verloochend en erkende de waarde van de ‘letterkundige krachten’ voor de ontwikkeling van de Vlaamse proletariërs. Hij verklaarde op het kongres te Genève te dromen van een grote konfederatie der volkeren, waarin individuen, gemeenten, provincies, gewesten zich vrijelijk zouden verenigen volgens hun verwantschappen van ras, zeden, taal, historische tradities en ekonomische belangen.
In een dergelijke grote republikeinse konfederatie denkt hij dat België - tenminste de Vlaamse provincies -, met de Nederlandse provincies een republiek der Verenigde Provinciën zouden vormen. De Paepe voegt er uitdrukkelijk aan toe, dat de drijverijen van de klerus en de Franse invloed verantwoordelijk zijn voor de gewelddadige scheiding van 1830. De nieuwe republiek zou dan het werk van de XVIe eeuw, brutaal onderbroken door de brandstapels van Filips II en de Hertog van Alva, kunnen voortzetten in de antikatolieke en anticentralistische traditie van Willem de Zwijger en Marnix van Sint-Aldegonde. Hij legt er de nadruk op dat de antikatolieke geest vrij moet blijven | |
[pagina 34]
| |
Heel-Nederlands manifest van het T.S.G. ‘'t Zal Wel Gaan’
(Studenten-Almanak van 1870, Gent, 1870) van enggeestig protestantisme, maar integendeel verruimd dient te worden en belicht door het moderne rationalisme en het moderne socialismeGa naar eindnoot(13)
Charles de Coster publiceerde in hetzelfde jaar 1867 zijn grandioos epos Ulenspiegel, waarin het tema van het vrijzinnige antipaapse Geuzen-Nederland, in Heel-Nederlandse zin, op schitterende wijze hernomen wordt. Men denke bijv. aan het fameuze vers dat de Geesten zingen in de woelige nacht met de dwaallichtjes:
Raakt het Noorden,
kussend het Westen,
rampspoed is uit...
Het Noorden is dan Nederland en het Westen is België en het moet worden een ‘verbond met bloed en dood’Ga naar eindnoot(14).
Charles de Coster en De Paepe leefden allebei te Brussel, in kringen die mekaar
De proudhoniaanse federalistische stellingen en de antipaapse mentaliteit, gepaard aan een rationeel inzicht in de Vlaamse problemen dat hun beiden eigen was, schiepen zonder twijfel parallelle droombeelden van een Groot-Nederland dat Emiel Moyson ontdekte via zijn socialistisch flamingantisme en dat de Vlaamse liberalen der jaren zeventig tot de XVIe eeuw en de Geuzenromantiek bracht.
Maar weldra komen de klassentegenstellingen duidelijk naar voren, omdat men konstateert dat, zoals bij de arbeiders van Gent in 1839, de Vlaamse bevolking meer leed dan de Franse minderheid onder Willem.
Julien Kuypers merkt terecht op dat bij | |
[pagina 35]
| |
de Belgische sekties van de 1e Internationale deze mening over de scheiding blijkbaar ingang gevonden had. De Brusselse afdeling der Internationale stelde in 1871 voor bij monde van Désiré Brismee, met De Paepe een der grote figuren van de socialistische strekkingen, dat de jaarlijkse herdenking van de voor de Nederlanders kwetsende septemberdagen van 1830 afgeschaft zou worden.
Een hele reeks Vlaamse en Franstalige liberaal-progressieve vooraanstaande personen schreven omstreeks de jaren zeventig en tachtig openlijk dat de scheiding van 1830 noodlottig was geweest: Julius Vuylsteke, Emile de Laveleye, Graaf Goblet d'Alviella en zelfs de zeer konservatieve prof. E. LaurentGa naar eindnoot(15).
De Werker uit Antwerpen wikkelt er geen doekjes om wanneer over de revolutie van 1830 wordt geschreven: ‘Wij denken te bewijzen wat oneindig verlies België daardoor geleden heeft, ofschoon men ons niet zal verdenken van hollandsch of belgisch te zijn... stellig (is het) dat het tegenwoordig gouvernement geen snuif beter is als datgene welk ons de omwenteling van 1830 den nek heeft gerukt...’Ga naar eindnoot(16).
Dergelijke ideeën zijn klaarblijkelijk vooral gemeengoed in de vrijzinnige kringen, waar de afbakening tussen liberalisme, sociaal progressisme en socialisme nog niet altijd duidelijk is. In de vrijdenkersverenigingen vooral vindt men alle radikale strekkingen verenigd. Oorspronkelijk bedoeld als propaganda-organen voor de antiklerikale rationalistische ideeën en de strijd voor de burgerlijke begrafenis - symbool van alles wat antireligieus was - evolueren de vrijdenkersverenigingen naar specifiek socialistische doeleinden, o.a. onderlinge bijstand en koöperatieven. De meest bekende verenigingen zijn L'Affranchissement en Les Solidaires te BrusselGa naar eindnoot(17). | |
2. De 1e Internationale.In de jaren zestig ontstaat dan de Internationale Arbeidersassociatie, de bekende 1e Internationale. Met uitzondering van de Engelse arbeidersorganisaties, bestonden in Europa in 1864 slechts enkele autonome arbeidersverenigingen van weinig betekenis. Een eerste poging tot internationale bundeling en nationale promotie van deze arbeidersorganisaties werd ondernomen door de oprichting op 28 september 1864 van de Internationale.
In de eerste jaren van de Internationale ontbrandt reeds de strijd tussen proudhonianen, aanhangers van de anarchist Bakoenin en de nog weinig talrijke marxistisch georiënteerden. Het gaat hem vnl. om de politieke en parlementaire aktie, waarvan het nut vnl. door de Latijnse landen werd betwist, om de organisatie op politiek vlak van de arbeidersklasse en om het al of niet wenselijke om eigen ekonomische strukturen op te bouwen.
Vanaf het begin komen Belgische afgevaardigden aan het woord op de kongressen van de Internationale, want reeds in de loop van 1865 drong de Internationale België binnen. De oprichting van een Belgische afdeling, die praktisch samenviel met de reeds bestaande vereniging Le Peuple, werd op 28 augustus 1865 medegedeeld in La Tribune du Peuple. César de Paepe was de eerste Belgische afgevaardigde bij de Internationale en bleef ook de Belgische woordvoerder op de meeste kongressen, behalve in 1872, het kongres der scheuring.
Met de ekonomische krisis van 1866-1867 begon de Internationale pas invloed te krijgen in ons land. Talrijke stakingen braken los zonder echter in het bijzonder de Internationale te beroeren. Slechts na de schietpartij in Lépine, in 1868, ging ook zij zich aktief met de stakingen bemoeien.
Proudhon, de meest invloedrijke teoretikus in de kringen der Belgische Internationalisten, | |
[pagina 36]
| |
Désiré Brismee, socialistisch pionier.
Spreker op 7 september 1872, te Den Haag, op de zitting van de 1e Internationale. keurde immers de stakingen af als nutteloos en schadelijk: de arbeiders moesten zich zelf verenigen in produktiekoöperaties en mutualiteiten, maar niet in wat men toen noemde ‘weerstandskassen’, de eerste syndikale strijdvorm.
In 1868 ontstonden afdelingen van de Internationale te Gent en te Brugge. In Antwerpen sloot het Volksverbond van de vroegere liberale schoenmaker, Filip Coenen, zich aan bij de Internationale, terwijl zijn weekblad De Werker, het orgaan werd van het Internationaal Werklieden Verbond en verspreid werd over heel Vlaanderen en in het bijzonder te Gent.
Op de kongressen van de Internationale grepen grote teoretische debatten plaats tussen aanhangers van Proudhon, de anarchist Bakoenin en de marxiaanse kollektivistische vleugel, tot in 1872 Bakoenin werd uitgesloten door de ‘autoritairen’, waarna de Internationale praktisch haar aktiviteiten opgaf en in 1876 formeel ontbonden werd. Een anti-autoritaire Internationale van de ‘autonomisten’ (anarchisten en federalisten) werd door Bakoenin opgericht. Na een laatste kongres echter in 1877, trouwens in België gehouden, verdween ze eveneensGa naar eindnoot(18).
In Nederland werd de eerste afdeling van de Internationale pas opgericht op 30 augustus 1869 in Amsterdam met de hulp van leidende elementen van de vrijdenkersvereniging De Dageraad. De stuwkracht lag bij de typografenverenigingen van Amsterdam en ArnhemGa naar eindnoot(19).
In België was de situatie ingewikkeld wegens de kommunautaire verschillen. Kats en Napoleon De Keyser, twee ekonomisch-politiek gerichte vroeg-socialisten, waren Vlamingen, de bekende hervormingssocialist Colins was een Waal. Wallonië was trouwens meer geïndustrialiseerd dan Vlaanderen en de Franssprekenden stonden meer open voor de Franse invloed o.a. van Proudhon dan de Vlamingen. Nederland had weinig inbreng op het vlak van de socialistische gedachte en speelde slechts een rol in de 1e Internationale grotendeels als gevolg van de Vlaamse aktiviteiten. De Vlamingen, zoals een Van Den Abeele, hadden de leidende rol in de verspreiding der ideeën van de Internationale in NederlandGa naar eindnoot(20).
De evolutie der Vlamingen zal trouwens zeer vlug gaan in de richting van de konkrete politieke aktie en organisatie. Friedrich Engels, de strijdmakker van Karl Marx, zal in een brief aan Johann Philipp Becker, De Paepe prijzen die, hoewel hij zich aangesloten had bij de van de marxiaanse Internationale afgescheurde Belgische groep, de oppositie leidde en de ‘Flamländer’ ertoe had bewogen voor algemeen stemrecht en fabriekswetgeving op te komen: ‘Dies ist das erste Vernunftige das in Belgien geschehen. Die wallonischen Maulhelden müssen nun auch mit’...Ga naar eindnoot(21).
Marx zelf stelt bijzonder prijs op de Vlamingen en vraagt dan ook bezorgd aan De Paepe waarom ze afwezig waren op | |
[pagina 37]
| |
het Belgisch Congres der Internationalisten, op 19 en 20 mei 1872Ga naar eindnoot(22).
De stuwkracht der Vlamingen zal in de Internationale leiden tot een Heel-Nederlands front op diverse kongressen, na 1872 ook op de latere ‘autonome’ kongressen der afgescheurde anarchisten.
Op het 5e Congres van de Internationale gehouden te Bazel, in september 1869, is er nog geen spoor te vinden van de Nederlanders, hoewel op 30 augustus de Amsterdamse afdeling der Internationale werd opgericht. De Belg Hins, afgevaardigde van de Algemene Raad der Belgische afdelingen der Internationale, brengt verslag uit over de toestand in België, maar spreekt nog met geen woord over Nederland of over de betrekkingen met de Nederlanders.
De kennismaking van enkele redakteuren van het Nederlandse arbeidersblad De Werkman met de Belgische beweging, bracht hen op het idee ook een afdeling der Internationale op te richten. Deze oprichting zou vooraf worden gegaan te Antwerpen door een Congres voor zuid- en noord-Nederlandsche Werklieden-Vereenigingen, op 18 april 1869, waar verscheidene Nederlandse verenigingen aan deelnamen. De kennismaking met de Belgen viel niet mee en enkele Nederlandse deelnemers adviseerden om geen afdeling der Internationale op te richten; hun advies werd echter niet gevolgd en, integendeel, de oprichting van een Nederlandse afdeling gaf aanleiding tot een opgewekt leven onder de verenigde arbeidersGa naar eindnoot(23).
Het 6e kongres van de Internationale werd gehouden te Den Haag, van 2 tot 9 september 1872. Het wordt het beruchte kongres van de scheuring, waarbij de aanhangers van Marx het net halen, tegen een anarchistische minderheid, die dan haar eigen weg gaat. Voor de eerste maal zijn de Nederlanders aanwezig.
Bij de oppositionelen vindt men de Belgen en de Nederlanders in een stevig blok terug. De Belgische delegatie omvat o.a. Désiré Brismee (Brussel), Filip Coenen (Antwerpen) en Henry Van Den Abeele (Gent). De Nederlandse delegatie werd geleid door Hendrik GerhardGa naar eindnoot(24).
H. Van Den Abeele zal op het kongres een belangrijke rol spelen. Hij vertegenwoordigt er de Gentse afdelingen. Avanti merkt bij zijn naam op dat een ‘zekere’ Vanden Abeele Gent vertegenwoordigde en dat het een eigenaardig feit is te konstateren hoe weinig Gentse afgevaardigden bij de kongressen der Internationale later in de arbeiders- en socialistische beweging meestredenGa naar eindnoot(25).
Volgens de verslagen van het Volksverbond in De Werker (1872-1873) was Van Den Abeele echter beter bekend in Antwerpen, waar hij in het ‘Volksverbond’ strijdt en er het woord voert.
In de Amerikaanse verslagen van het kongres heet men hem ‘a Fleming from Belgium. Outstanding propagandist of internationalist ideas among Dutch workers’Ga naar eindnoot(26).
De Belgisch-Nederlandse groep slaagt erin het voorzitterschap van het kongres in handen te krijgen: ‘een zekere Van Den Abeele uit Gent, tevens medewerker van het Brusselsch blad La Liberté, nam het voorzitterschap waar daar de vereenigde Noord- en Zuidnederlandsche sectiën, voordat een definitief congresbureel gekozen was, per se het recht van voorzitter hadden. Van Den Abeele bleef president van Maandag tot Donderdagmorgen’Ga naar eindnoot(27).
Die eerste politieke manifestatie van Heel-Nederlandse eenheid werd bovendien bevestigd toen Van Den Abeele ook als tolk werd aangewezen voor de ‘Hollandsche (Vlaamsche)’ vertaling. Hij krijgt trouwens last met Marx die beweert dat Van Den Abeele een rede van de Zwitser Guillaume slecht vertaald had. Een ander kongreslid, | |
[pagina 38]
| |
César de Paepe, grondlegger der 1e Internationale in België.
de Fransman Johannard, zegt dat de man het niet helpen kan, want hij doet zijn best, maar kan niet beter... Calisch, present op de zitting, merkt erbij op dat ‘Van Den Abeele minder gemoedelijk van dat Fransch Vlaamsch maakt door zijn Antwerpsch-Gentschen tongval, in Den Haag niet geacclimatiseerd, den lachlust gaande houdt’...Ga naar eindnoot(28).
De Werker echter verdedigt Van Den Abeele, want ‘Van Den Abeele moest zoo veel hij kon, al lezende den franschen tekst vertalen en, dit zij in het voorbijgaan gezegd, is geen gemakkelijk werk’Ga naar eindnoot(29).
Dit typische, moderne taalincident, had in elk geval weinig invloed op de Nederlandse vrienden, want ze stemden in blok met de Belgen tegen de Marxiaanse meerderheid. Hiervoor wordt door Friedrich Engels, merkwaardigerwijze een Heel-Nederlandse politieke verklaring gegeven: ‘Die Holländer sagen, ihr Hauptgrund, weswegen sie mit der Minorität gestimmt, sei der, dasz sie die Wiedervereinigung mit Belgien wünschen und deshalb den Belgiern zu gefallen sein müssen!’Ga naar eindnoot(30).
Dat deze Heel-Nederlandse gezindheid niet eenzijdig was en beantwoordde aan een trouwens bij de Internationalisten en ook bij de Belgen logische gedachtengang, wordt op het kongres zelf bevestigd door de toespraak van Désiré Brismee, afgevaardigde van de Brusselse afdeling, op een openbare zitting van zaterdag 7 september. Op deze vergadering richtten diverse leden van het kongres zich tot een overvolle zaal om de doeleinden van de Internationale toe te lichten bij een ruimer publiek.
Brismee in zijn toespraak maakte van de gelegenheid gebruik om de revolutie van 1830 te omschrijven als een omwenteling van de bourgeoisie, ‘van diezelfde bourgeoisie, die den revolutionnairen geest der Internationale, omdat zij niet in haar belang is, tegenwerkt. De toespeling op de scheiding van Holland en België, waarbij de hoop werd uitgesproken dat beide landen weer vereenigd mochten worden (!?) wekte natuurlijk toejuiching, en de redenaar had zijn pleit gewonnen’Ga naar eindnoot(31).
De Werker bevestigt deze taal en spreekt van de ‘ongelukkige revolutie van het jaar 30, welke de Nederlanders van elkaar scheidde’ en merkt bij de toespraak van Brismee op dat zijn woorden met een donder van toejuichingen werden begroet!’Ga naar eindnoot(32).
We zijn klaarblijkelijk in een volle Heel-Nederlandse euforie bij de Internationalisten. Deze mentaliteit was trouwens voorbereid door de Nederlandse Werkerscongressen van 1870 en 1871. Ze zal nog gedeeltelijk voortleven op de kongressen der ‘autonome’ Internationale, waarop de Vlamingen doorgaans ook de Nederlandse afdelingen vertegenwoordigen.
In 1873, op het kongres van Genève (1-9 september), is Henri Van Den Abeele | |
[pagina 39]
| |
immers afgevaardigde tegelijk voor Antwerpen en voor de Nederlandse federatie, die hem verkozen had op het regionaal kongres van Amsterdam.
Op het kongres van Genève voert Van Den Abeele dan ook afwisselend het woord als afgevaardigde van Nederland of van Antwerpen. Hij konstateert in zijn mondeling verslag over de toestand in Nederland, dat het kongres van Den Haag van 1872 in Nederland betreurenswaardige gevolgen heeft gehad die gedeeltelijk werden ongedaan gemaakt dank zij de standvastigheid der vrije federaties. Hij kreeg opdracht naar het ‘autoritair’ kongres van 8 september te gaan om verzoeningsvoorstellen te doen.
Indien hij niet slaagt in zijn pogingen zullen de Nederlanders definitief breken met de Algemene Raad van de InternationaleGa naar eindnoot(33).
Op het 8e Kongres, te Bern, gehouden van 26 tot 30 oktober 1876, vertegenwoordigt opnieuw een Vlaming, César de Paepe, de Nederlandse en de Belgische federaties. Zijn verslag over de toestand in Nederland is pessimistisch voor de Internationale, omdat bijna alles er verdwenen is. Slechts enkele kleine afdelingen resteren nog, maar dit verhindert niet dat andere vormen van de arbeiders- of socialistische beweging bloeienGa naar eindnoot(34).
Van Den Abeele is verdwenen, wellicht wegens de reden die Marx opgeeft: ‘Der Lumpacius von Antwerpen... ein gewisser Van Den Abeele ist jetzt von den seinigen selbst enthüllt worden als Agent der französischen Regierung und demgemäsz aus den noch in Belgien vegetierenden Sectoren der Internationalen herausgeschmissen worden’Ga naar eindnoot(35). Daarmee zijn de Heel-Nederlandse gloriedagen in de stervende Internationale voorbij. | |
3. De Nederlandse Werkerskongressen.De Heel-Nederlandse taal van een De Paepe en een Brismee beantwoordde aan de normale aspiraties van de Vlaamse internationalisten.
Terwijl B. Bymholt reeds sprak van een eerste Nederlands-Vlaams werkerskontakt in 1869, wordt in elk geval definitief begonnen met een brede opzet in 1870, die al was voorbereid in november 1869. In een verslag van een bestuurszitting van het Antwerpse Volksverbond wordt de dringende behoefte vastgesteld aan het beleggen van een ‘Nederlandsch werkerscongres, waartoe alle werkersmaatschappijen en werklieden welke de Nederlandsche taal machtig zijn, zullen uitgenodigd worden’. Het komt erop aan dat Nederlanders of Vlamingen hun plaats in zouden nemen naast de ‘broeders’ van andere landen. De Gentse afdeling betuigde haar instemming met dit kongres dat plaats moest vinden in de lente van 1870.
Op het kongres wilde men een dagorde behandelen die de basiswerking en het doel van de Internationale zou preciseren en zich zou bekommeren om de organisatie der Nederlandse werkersbeweging.
Typisch, ook in de latere verklaringen en uiteenzettingen, is de vanzelfsprekendheid waarmee met Nederlands doorgaans Noord en Zuid wordt bedoeldGa naar eindnoot(36).
Op 6 maart 1870 verschijnt de oproep tot het kongres onder de titel ‘Het nederlandsch congres’ en wordt bepaald waar het om gaat, nl. het doen kennen van de Internationale. Een reeks Vlaamse en Nederlandse verenigingen sloten er zich bij aan. De vergaderingen zullen plaats hebben in Den Sebastiaan, te AntwerpenGa naar eindnoot(37).
Eindelijk, op 17 april 1870, meldt De Werker dat men uit alle streken van Vlaams-België en Nederland de ‘welgemeendste’ toetredingen heeft ontvangen. ‘Een nieuwe band zal de werklieden nauwer aan elkander hechten, oude vooroordelen zullen als rook verdwijnen, kortom, deze | |
[pagina 40]
| |
Oproep voor het “Nederlandsch Kongres” van 1870, in “De Werker” van 6 maart 1870, nr. 20, 2e jaar.
verbroedering van den Nederlandschen stam zal in de werkersannalen als een ware zegepraal aangeboekt worden’.
Drieëndertig verenigingen en weekbladen, w.o. negen Noordnederlandse en drie Vlaamse afdelingen buiten het Nederlandse taalgebied, nl. die van Luik en de Vlaamse sigarenmakers van Londen en Hamburg, waren toegetreden en doorgaans vertegenwoordigd door hun afgevaardigden.
Het weekblad De Werkman uit Amsterdam met de bekende socialistische militant H. Wollring en het weekblad Asmodée, ook uit Amsterdam, waren bij de deelnemers. Naast die andere bekende Nederlander H. Gerhard, zetelden ook de Vlamingen Coenen en Demeester van het Volksverbond van Antwerpen, J. De Ridder en De Greef van de Gentse afdeling, Emile Moyson, Victor Dave en Victor Arnould van de Brusselse afdelingGa naar eindnoot(38).
Het kongres had een schitterend resultaat, schrijft De Werker; het werd voorgezeten door V. Buurmans, later medestrijder in de Parijse Commune en militant van het Volksverbond. Buurmans drukt in zijn toespraak tot het kongres de hoop uit dat ‘Vlaamsch België en Holland de volksbeweging zullen zien ontwikkelen’.
Het kongres besloot de Vlaamse De Werker en de Nederlandse De Werkman, tot organen van de Internationale te maken. De ‘verbroederde Noord- en Zuid-Nederlanders’ stuurden een telegram naar een Waals kongres te La Louvière, waarin o.a. gezegd wordt dat de verbroedering tussen de Nederlandse en Vlaamse afgevaardigden volledig is. F. Coenen gaf een uiteenzetting over de evolutie van de arbeidersorganisatie en riep op tot internationalisering waarna het kongres in zijn kommissies zich bezon over de ‘weerstandsmaatschappijen’ als enig rechtmatig wapen der arbeiders tegen de willekeur der patroons en over de ‘vertegenwoordiging van den arbeid’, die erin bestaat grievenkahiers op te laten stellen, zoals in 1789, door de vertegenwoordigers der arbeiders, aangeduid door komitees, ‘Staat in de Staat’...Ga naar eindnoot(39).
Naast de mannen van de Internationale | |
[pagina 41]
| |
waren intussen ook voorstanders van een specifiek nationale arbeidersbeweging, wars van de Internationale aktief, vnl. in Nederland. Edmond Van Beveren, de Gentse militant die ook in Nederland zeer aktief zal zijn, reageert trouwens tegen dit gevaar in een oproep ‘Aan onze Nederlandsche broeders’: ‘Wij hebben ons nooit niet nationaal bekreund omdat wij het nooit noodig vonden: en hier is één punt: Onze redding kan slechts op Internationalen voet geschieden, op één en gelijken stond, en op één en gelijk gedacht. Broeders uit het Noorden, bedenkt dit wel, wij bieden U onzen Internationalen handdruk en groeten U tot later’. De oproep was ondertekend in naam van de Gentse afdeling der InternationaleGa naar eindnoot(40).
Intussen gingen de Vlaams-Nederlandse kontakten verder door. De Gentenaars organiseerden op 9 en 10 april 1871 opnieuw een ‘Nederlandsch Werkliedenkongres’, met een oproep tot ‘al de vrienden der volksbeweging van Noorden Zuid-Nederland’.
De sekretaris was Karel Deboos, een ander Gents Internationalist, die met Jan Verstegen de oproep ondertekende namens de Gentse sektie.
Het doel van de besprekingen van het kongres is de steun aan De Werkman in Noord- en aan De Werker in Zuid-Nederland, de uitbreiding van de afdelingen der Internationale in de Nederlandssprekende gewesten, het probleem der volkskeukens en kinderkribben, het oprichten van sociaal onderwijs en de religieuze problemenGa naar eindnoot(41).
Afgevaardigden waren: van Amsterdam: J.E. Koller voor de afdeling der Internationale en H. Wollring, afgevaardigde der redaktie van De Werkman; van Antwerpen: F. Coenen en Arents, afgevaardigden van de afdeling der Internationale, J. Labaer, afgevaardigde van de metaalbewerkers, en Hasaarts, afgevaardigde der sigarenmakers; van Brussel: V.F. Herreboudt, afgevaardigde van de algemene Belgische raad der Internationale, en Henri Delplancke, afgevaardigde der Brusselse afdelingen der Internationale; van Gent: Leopold Verbouwen, Jan Versteghen, Oscar Regnaert en Karel Deboos, afgevaardigden der afdeling der Internationale (de Werkersbond), Debaets en Vanpottelsberghe, afgevaardigden der kleermakers, Karel Verstraete en L. Anthunus, afgevaardigden der niet-aangesloten maatschappij der schilders, L. Dewachter, Anth. Coppens en Henri Jakobs, afgevaardigden der maatschappij Vooruit, Ed. van Beveren en Pier Poppe, afgevaardigden der aangesloten schildersverenigingen, Aug. Temmerman, afgevaardigde der maatschappij der timmerlieden; van 's-Gravenhage: C.P. Michon, afgevaardigde der afdeling der Internationale, Speijer-Klerk, afgevaardigde van de Toekomst en Ch. Rodenback, afgevaardigde van de Vrijheid; van Sint-Niklaas: R. Van Bomberghe, afgevaardigde der InternationaleGa naar eindnoot(42).
Op het tweede kongres werd het voorstel aangenomen zo vlug mogelijk de versmelting van de Vlaamse De Werker en de Nederlandse De Werkman door te zetten en dit probleem te bespreken op een volgend kongres. In de loop van de bespreking merkte Deboos op ‘wij zijn allen Nederlanders’! Hoofdzakelijk werd aandacht gewijd aan solidariteitssteun aan de Gentenaar Deboos en aan de stakende sigarenmakers.
Zeer spoedig daarop volgde een derde kongres, op 28 en 29 mei 1871, te Amsterdam. Het werd eind april aangekondigd in een oproep van de Amsterdamse sektie van de Internationale, gericht tot alle ‘de nederlandsche taal sprekende vak- en arbeidersvereenigingen’.
De te behandelen problemen waren de vertegenwoordiging van de arbeid, de oprichting van één dagblad voor de ‘Noorden Zuid-Nederlandsche werklieden’, de | |
[pagina 42]
| |
Een tussenkomst van de Vlaming Van Den Abeele, afgevaardigde voor Nederland en Antwerpen, op het kongres der Internationale te Genève in 1873 (Verslag van het 6de kongres, Locle, 1874).
wetten op de eigendom, en het onderzoek naar de onverschilligheid der arbeiders in Noord-Nederland voor de InternationaleGa naar eindnoot(43). Opnieuw meldde men dat de uitslag alle verwachtingen overtrof.
Op een juichtoon werd er op gewezen dat ‘over eenige jaren slechts stonden de arbeiders van Noord en Zuid, door misdadige vooroordeelen en geheimnisplannen der grooten begoocheld, als vijanden tegen over elkaar’ en nu gaan ze als broeders hand in hand de grote sociale problemen tegemoet. ‘Hadden de Nederlandsche werkliedenkongressen geen ander resultaat opgeleverd dan dit, dan nog hebben zij recht op de dankbaarheid der geslachten’Ga naar eindnoot(44).
Men ziet het: Heel-Nederlands uit internationalisme, internationalisme door Heel-Nederlands zijn! De plechtige toon klinkt wel romantisch.
Er waren heel wat afgevaardigden aanwezig, w.o. niet-aangeslotenen bij de Internationale. Vijfentwintig arbeidersverenigingen waren opgekomen met 59 afgevaardigden. De Vlamingen waren aanwezig met Victor Dave (Algemene Raad der Internationale), Karel Deboos (Gentse afdeling der Internationale), Edmond van Beveren (Schildersvereniging en afdeling der Internationale te Gent), Filip Coenen (Antwerpse afdeling der Internationale). Het waren alle grote tenoren der Internationale in Vlaanderen. Deboos en Van Beveren werden trouwens in het buro verkozen, terwijl de Nederlander H. Gerhard het kongres voorzat. Men besloot tot de versmelting van alle weekbladen der Internationale in één dagblad; maar daar kwam niets van, omdat men het er niet over eens kon worden wie redakteur zou worden...
De afgehandelde agendapunten wekten grote geestdrift. Bymholt noteert o.a.: ‘Nog geraken de oud-internationalen, die het meegemaakt hebben, in vuur als ze over die gedenkwaardige pinksterdagen van 1871 spreken’Ga naar eindnoot(45).
Het is echter ook de zwanezang van de georganiseerde Heel-Nederlandse werkerspogingen.
Het ontstaan van het Algemeen Nederlands Werkliedenverbond op zuiver nationaal vlak agerend en de breuk in de Internationale in 1872, veegden op korte tijd de Nederlandse Internationalisten weg. | |
4. De Demokratische Bond van Noord- en Zuid-Nederland.De Heel-Nederlandse logika leefde echter ook in kringen die niet rechtstreeks tot de Internationale behoorden. In bredere algemeen demokratische kringen vond men éénzelfde vanzelfsprekendheid.
Aldus richtte J. Rademacher, pseudoniem voor E.Ph. Van Der Ven, wel bekend in vrijdenkerskringen en in de arbeidersbeweging in Nederland, medewerker aan diverse tijdschriften, later regisseur van het Nederlands Operagezelschap te Amsterdam, een nieuw blad op in augustus 1872, Het Vrije Volk, Orgaan der Democratie in Noord- en Zuid-Nederland. Rademacher had laten aankondigen dat Julius Klopstok, pseudoniem voor de Gentenaar Jules De Bleye, een der redakteuren zou zijn doch deze laatste liet een bericht verschijnen dat hij geen deel zou nemen aan de redaktie van het bladGa naar eindnoot(46). De uitgever was oorspronkelijk H.H. | |
[pagina 43]
| |
Huisman te Amsterdam, later B.J. Mees te Antwerpen.
Willem Ansing, van beroep smid en aktief in de Internationale, schreef onder het pseudoniem Cycloop een brief aan de redaktie, in het nummer van 30 maart 1873, waarbij hij de gedachte uitte dat Het Vrije Volk de kiem in zich zou kunnen dragen van een bond tussen de demokraten van Noord en Zuid. Een ander inzender zag de oprichting van zo'n bond als de voortzetting der werkliedenkongressen tussen Noord en Zuid en meende dat de fout dat men daarmee niet was doorgegaan, hersteld moest worden. Dit idee vond ingang.
Reeds in Het Vrije Volk van 8 juni 1873 verscheen een uitgebreid verslag van een kongres hierover, waarop de sekties Amsterdam, Utrecht en Rotterdam der Internationale waren vertegenwoordigd met bekende namen: Gerhard, Ansing, Michon, Rademacher, allen Internationalisten. Men sprak er mekaar reeds aan met ‘partijgenoot’ en ‘burger’ (citoyen), wat nieuw was op dat ogenblik. Als uitgangspunt koos men de samenwerking met de Internationale en het principe dat een bondgenootschap zou worden opgericht tussen de demokratie van Noord- en Zuid-Nederland.
Het gaat er hem hoofdzakelijk om de sociaal-demokratische begrippen en grondbeginsels te verspreiden en aan te kweken, ten einde het volk voor te bereiden voor de federatieve republiek tussen de tegenwoordige en toekomende provinciën van Noord- en Zuid-Nederland.
Dit is radikale Heel-Nederlandse taal en laat geen twijfel bestaan omtrent de politieke banden tussen Noord en Zuid, die de stichters uiteindelijk voor ogen hadden. Ze passen volledig in het raam van de bij hen heersende ideeën over een Proudhoniaans federalisme. De Bond verklaarde onafhankelijk te zijn van alle liberale en klerikale, konservatieve en radikale partijen.
Hij zou op maatschappelijk gebied een reeks zeer radikale eisen stellen, w.o. de afschaffing der staande legers en de voorrechten verbonden aan de eigendom.
Evenredig belastingsstelsel, algemeen stemrecht, inrichting van de arbeid door de staat, verplicht en kosteloos onderwijs, ziedaar evenveel socialistisch getinte doelstellingen van deze Bond.
Op godsdienstig gebied proklameert de Bond ‘volstrekte negatie van alle priesterheerschappij en vormendienst’.
Een plan van organisatie regelde alles tot in de détails. Een inrichtingskommissie werd aangesteld waarin we naast vier Nederlanders de volgende Vlamingen vinden: voor Antwerpen, Jac. Rademacher; voor Gent: P. De Wachter; voor Oostende: C. Carreins en voor Brussel: Aug. Vandekerkhove.
Aanvankelijk waren er vijf afdelingen: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Antwerpen en Brussel.
De Bond had helaas nooit een bloeiend bestaan. Amsterdam hield het een tijdje vol, maar zoals de andere Nederlandse afdelingen, ging ook deze spoedig teniet.
Te Antwerpen bleef de zaak enkele maanden op de been, terwijl te Brussel, de afdeling klaarblijkelijk nooit behoorlijk werd georganiseerdGa naar eindnoot(47).
De mannen van het Anwerpse Volksverbond, afdeling der Internationale, waren niet erg te spreken over de Bond. Volgens hen was er ook niets gemeens tussen de ‘zogezegde’ demokratische Bond en de Internationale. De Bond werd gesticht, zeiden ze, door enige eerzuchtigen die beweren dat de Internationale door haar leden slecht verdedigd werd en van haar doel afgeweken was, en die zich onbeschaamd als de hervormers der maatschappij aandienden.
De Bond bleef vooral in Vlaanderen bekend | |
[pagina 44]
| |
Facsimile van het titelblad van de Geschiedenis der Arbeidersbeweging in Nederland van B. Bymholt.
Tot in 1891 gaf de auteur de parallelle evolutie der arbeidersbeweging in Nederland en België (vnl. Vlaanderen). Het werk werd in 1976 in herdruk uitgegeven door Van Gennep, Amsterdam. wegens een incident dat ontstond bij gelegenheid van de Vlaamse Landdag te Brussel, op 29 juni 1873. Op de vergadering van die Landdag vroeg August Vandekerkhove, letterkundige te Brussel, het woord en eiste hij dat twee vertegenwoordigers van de Bond zitting zouden nemen in het aktiekomitee. De Vlaamse liberale uitgever Julius Hoste, ‘sprong vooruit en met zijne grofste stem, riep hij het publiek de volgende woorden toe,’: Ik verzet mij tegen de vraag van dien spreker, omdat de demokratischen Bond van Zuid en Noord-Nederland, eene afdeling der Internationale is’. Vandekerkhove werd verwijderd en zelfs mishandeld, terwijl een ander lid van de Bond, Hendrik Kistemaeckers, die zich als flamingant betitelde, protest aantekende, tijdens een groot rumoer van de ‘papen, welke in meerderheid waren opgekomen’. Dit alles vertelde Kistemaeckers in een brief aan De WerkerGa naar eindnoot(48).
Er ontstond hierover zelfs een polemiek waarbij Vandekerkhove door een zekere E. Demourloze ervan werd beschuldigd arrivist te zijn, oud-ondervoorzitter van de liberale Veldbloem en in zijn blad Pier-la-la de stakingen aan te vallen.
Goedmoedig gaf De Werker als besluit van de polemiek te kennen: ‘De strijd voor het Vlaamsch is rechtvaardig, omdat het niet meer dan billijk is dat een volk in zijne eigen taal bestuurd worde... Men moet echter zorgen dat de Vlaamsche kwestie in geen vijandschap van rassen ontaarde’Ga naar eindnoot(49).
Ogenschijnlijk was de Heel-Nederlandse geest wel doorgedrongen tot bij de basiswerkers, want de te Londen uitgeweken Vlamingen en Nederlanders zouden er zelfs een gemeenschappelijk weekblad hebben opgericht, De Nederlander, weekblad voor Hollanders en Vlamingen dat op 5 december 1873 verscheenGa naar eindnoot(50).
Van de genoemde kommissieleden die Vlaanderen in de Bond vertegenwoordigden, zijn ons reeds bekend Rademacher en A. Vandekerkhove.
Carreins van Oostende is waarschijnlijk de Oostendse drukker en uitgever Joseph-François Carrein. Hij verkeerde er in de antikatolieke kringen van spiritisten, toen zeer in de mode; hij gaf er het demokratisch-liberale weekblad De Noordster uit en publiceerde De Rots, spiritisch maandblad. Het proza van die bladen is woest antirooms. Carreins werd in 1877 op 63-jarige leeftijd burgerlijk begravenGa naar eindnoot(51).
P. De Wachter was een Gentse militant, | |
[pagina 45]
| |
die als afgevaardigde van de maatschappij Vooruit, aanwezig was op het Nederlands Werkliedenkongres te Gent, in 1871.
Met de Bond, verdween ook Het Vrije Volk, in augustus 1873Ga naar eindnoot(52).
De geleidelijk steviger organisatie van de arbeidersbeweging, zowel in Nederland als in België en de ondergang van de Internationale geven de voorrang aan het werk op het nationale terrein, hoewel de kontakten tussen Nederlandse en Vlaamse socialisten talrijk zijn en konstant blijven. Maar dat is een andere lange geschiedenis. Van organisatorisch Heel-Nederlandse initiatieven zal echter weinig sprake meer zijn. |
|