Over jeugdliteratuur.
Ik was deze boekbespreking begonnen met een paar persoonlijke bedenkingen omtrent het gejaagde levensritme van de auteur. Na zijn plotse tragische dood zou het waanzinnig zijn, deze bedenkingen nog af te drukken, want ze waren tot hem gericht. Mij een zure les dat ik hem beter had opgebeld of zo. Zo'n plotse dood. En hij was jonger dan ik.
Bij het titelkijken dacht ik: hà! Eindelijk hét boek waarop wij allen, amateurs van jeugdlektuur, zaten te wachten; dé kijk op het verleden en het heden in deze tak, dé beoordeling en ontleding van de verschillende genres, dé boeiende auteursportretten!
Ik was er met graagte en heel veel nieuwsgierigheid aan begonnen en het eerste deel van het woord vooraf beschaamde mijn geestdrift niet, maar eens daar voorbij begon ik al over woorden, zinnen en gedachtensprongen te struikelen en het doorlezen van het hele boekdeel (wat je eerlijkheidshalve verplicht bent, wil je een ietwat oprechte bespreking maken) heeft me heel wat ongezellige en ergerlijke avonden bezorgd en mij - buiten de droge informatie over een aantal mij onbekende jeugdschrijvers - niet veel wijzer gemaakt. Misschien klinkt dit nogal hard tegenover de auteur, die in dit boek zeker een stuk zweet, heel wat van zijn enorme belezenheid op dit vlak en een berg goeie bedoelingen tegenover dit nog steeds stiefmoederlijk behandelde genre, heeft verwerkt. Mij heeft het boek als ‘literatuur in zicht’ zoals de boventitel luidt, weinig voldaan. Alleen is er geen boek ter vergelijking en hebben deze bijeengebrachte teksten, van erg verschillende kwaliteit, hun informatieve waarde.
Het eerste deel, 238 pagina's, draagt de misleidende titel genres, maar besteedt daaraan slechts 90 pagina's. De overige geven een beknopte geschiedenis van de jeugdliteratuur in Vlaanderen en elders, onderzoeken enkele tema's in de jeugdliteratuur en nemen de kritiek op jeugdliteratuur op de korrel.
Het tweede deel geeft 43 jeugdschrijversportretten (waaronder zestien vrouwen, dat is allicht de werkelijke verhouding) op een eerder eentonige, vrij gelijkvormige manier. Misschien is dat gewenst om de indruk van objektiviteit tegenover elk van hen, te verstevigen.
Vooraleer ik de inhoud van dit (hand)boek wat uitgebreider bekijk, moet ik een kriebelende wrevel kwijt: de gebruikte schrijftaal. Als je op de achterflap van het boek (en indien dit de publiciteitsruimte is voor de uitgever waarbij de auteur niks in de pap te brokken heeft, is dit zinnetje bedoeld voor de uitgever) schrijft, dat dit handboek zowel voor de jonge lezer is, op zoek naar zijn meest geliefde auteur, als voor ouders en opvoeders die hun kinderen informatie willen toespelen - maar onmiddellijk toegegeven dat Fred De Swert het volledig anders kan bedoeld hebben, - dan begrijp ik niet, waarom hij al in het woord vooraf (dat overigens wel genietbaar is, zoals ik reeds zei) woorden als: diskrepantie (3x), intrinsieke, stringente, kontinueren, pretenderen, kontroversiële, instigatie, en ik noem maar de meest storende, moet te grabbel gooien. Ik weet wel, Nederland - en Fred De Swert woonde daar sedert een tijd - is al langer dan Vlaanderen in dit ijverig gebruik van vreemde, liefst vele mogelijke verklaringen openlatende woorden, ziek, maar dit is echt geen verontschuldiging. Ik vraag me soms af: weten ze zelf nog wel precies wat het betekent, wat ze daar schrijven of grabbelen ze maar gemakshalve naar dit veel voor-geschreven en gezegde woord met het nare, gevaarlijke gevolg dat de jonge lezer, dit halfbegrepen vreemde woord, net zo halfbegrepen in zijn eigen schrijf- en spreektaal overneemt... Zielig, als je 't mij vraagt. Ik ga er niet mee door met het verder opsommen van deze snobbige woorden, waarvoor meestal een net Nederlands woord bestaat, maar ja. Ik wil de auteur wel melden dat hij in ieder geval niet zo geletterde lezers de daver op het lijf jaagt met woorden als: pregnant, abundant, verdiskonteren, geïmpregneerd, konventionele konceptie enz. En waarom de tekst verder nog moet overwoekerd zijn met ‘an sich’ en ‘sowieso’ en ‘umwelt’ is mij helemaal onduidelijk.
Dan is er de inhoud. En de wijze waarop die aan de man werd gebracht. Ik vond het een fraaie opzet te beginnen met een stukje geschiedenis en het is volgens mij alleen maar jammer, dat die niet een tikkeltje meer ruimte kreeg. Wat geboden wordt is vrij overzichtelijk, maar omwille van zijn beknoptheid (waarin dan toch weer alle namen moeten worden vernoemd) soms te veel opsommerig. Daar zitten minstens drie pagina's pure opsomming in, en verschillende verontschuldigende paragrafen, waarom het maar daarbij gebleven is.
Het tweede hoofdstuk is gewijd aan het prentenboek: een belangrijk genre dunkt me, dat werkelijk te weinig armslag kreeg. Het blijft bij een korte en weinig verhelderende indeling: het instruktieve, edukatieve, konstruktieve en artistieke prentenboek. Tenslotte ook het geïllustreerde tekstboek.
Dan komt het sprookje. Fred De Swert kennende (bij wijze van spreken) had ik daarvan toch echt wat verwacht. Er wordt wel wat geleuterd over het genre (pagina 71-72 is zowaar een tekst ten gerieve van een retraitepater) en op pagina 75 bv. blijkt de enorme namenkennis van de auteur, maar wat heb ik als argeloze lezer daaraan? Ten hoog-