Ons Erfdeel. Jaargang 21
(1978)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 781]
| |
Gustaaf Vermeersch als flamingant.De direkte aanleiding tot het schrijven van deze studie over Gustaaf Vermeersch als flamingantGa naar eind(1) was voor Dr. L. Buning de uitnodiging die hij kreeg van de Marnixring Zannekin-Veurne, om op 8 mei 1977 het woord te voeren op de herdenking van de honderdste verjaardag van de geboorte van de Veurnse letterkundige en Vlaamse strijder Gustaaf Vermeersch. De Marnixring Zannekin deed daarmee geen slechte keus. Tijdens de laatste jaren immers schreef Dr. Buning heel wat artikelen in het tijdschrift Wetenschappelijke tijdingen evenals in het Nationaal Biografisch Woordenboek over personen die een rol gespeeld hebben in het aktivisme, en in 1976 verscheen zijn boek over Het strijdbare leven van J.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard. Uit dit alles bleek dat hij niet alleen deze periode in de Vlaamse Beweging goed kent maar tevens op de hoogte was van het leven en het werk van Gustaaf Vermeersch. Wat Vermeersch gedaan heeft voor de kulturele en politieke verheffing van zijn Vlaamse volk was misschien in grote trekken bekend maar werd nooit uitvoerig behandeld. In de studie getiteld Gustaaf Vermeersch als flamingant heeft Dr. L. Buning op dit facet van zijn persoonlijkheid de schijnwerper gericht.
Op een heldere, kronologische wijze zet de schrijver in deze 32 blz. tellende brochure uiteen welk pionierswerk Vermeersch verricht heeft ten bate van de Vlaamse ingewekenen in Wallonië, hoe hij zich het lot van de sociaal minder bedeelden heeft aangetrokken en er iets aan heeft willen doen, op welke wijze hij sympatiseerde met de Nederduitse beweging en hoe zijn belangeloze inzet voor de verheffing van het Vlaamse volk hem uiteindelijk bracht tot het aktivisme. Zeker, Vermeersch was vooral letterkundige maar ‘aangezien leven, werk en gezindheid een in laatste instantie ondoorgrondelijke eenheid uitmaken’ (blz. 1) betrekt schrijver terecht nu en dan delen van zijn oeuvre bij zijn betoog.
Vermeersch zal er wel nimmer aan gedacht hebben ooit in Wallonië te zullen optreden als verdediger van de talrijke, daar wonende ingewekenen uit Vlaanderen, die om den brode hun streek hadden verlaten en in Wallonië in de staal- en steenkolennijverheid het zware en veelal onderbetaalde koeliewerk kwamen verrichten. Dat hij dat toch werd is te danken aan een toeval. In 1905 werd hij immers benoemd tot hoofdtreinwachter op de lijn Charleroi-Aarlen met woonplaats te Monceau-sur-Sambre. Dit na een harde en eenzame jeugd waarin hij reeds op twaalfjarige leeftijd de kost moest gaan verdienen als telegrambezorger en na jaren zelfstudie en hard labeur erin slaagde het eksamen van treinwachter te behalen. Zo kwam hij ongewild en onverwacht terecht in een streek van mijnen, terrils, fabrieken, rook en stank. Het werd voor deze man, afkomstig uit de Vlaamse Polders, een harde dobber om zich aan te passen. Hij ontdekte echter al gauw zijn duizenden volksgenoten die hier zowel sociaal-ekonomisch als kultureel het leven leidden van een onderontwikkelde minderheid. Zijn rechtvaardig gemoed kwam hiertegen in opstand. Hij zou er iets aan doen. Hij stichtte een Vlaamse Bond De Eendracht voor alle Vlamingen uit de streek van Charleroi. Na ruggespraak met Hippoliet Meert fungeert deze bond weldra als een tak van het Algemeen Nederlands Verbond (A.N.V.). Het werd een Centrum van Vlaams leven en Nederlandse kultuur. Hij was er de eerste voorzitter van. Tijdens een vergadering van De Eendracht op 15 oktober 1905 te Charleroi kreeg hij bezoek van priester Jan Bernaerts, die om zijn Vlaamsgezindheid weggepromoveerd werd tot leraar aan het kollege van La Louvière. De Vlamingen van Marchienne-au-Pont, Marcinelle, La Louviere, Gilly en andere plaatsen volgden het voorbeeld van Charleroi en organiseerden zich eveneens. Vermeersch trad hierbij meestal als raadgever op. Zijn aktie voor Vlaams onderwijs aan de Vlamingen in Wallonië liep echter met een sisser af. Tijdens het 29ste Nederlands Taal- en Letterkundig Congres te Brussel hield hij op 29 augustus 1906 een opvallend referaat over ‘De Vlamingen in het Walenland’. Op heftige toon wees hij op de verkommering van Vlaanderen en de industrialisatie van Wallonië met als rechtstreeks gevolg de massale uittocht van Vlaamse arbeiders uit eigen streek. In het vreemde Wallonië werden zij door niemand opgevangen en behoorden zij weldra tot de allerarmsten. Onverschilligheid, afkeer, minachting en haat waren er hun deel. Tamelijk bruusk kwam er een einde aan zijn aktie in Wallonië toen Vermeersch begin 1908 verplicht werd om gezondheidsredenen naar Vlaanderen terug te keren.
Maar niet alleen de toestand op taalgebied interesseerde Vermeersch. Ook de sociale noden van de Vlamingen wilde hij lenigen. Zo had hij reeds een ziekenfonds gesticht bij de Vlamingen in Wallonië. Bij zijn eigen beroepsgenoten zag hij veel misstanden. De eigen vakorganisatie voor spoorwegpersoneel was de ‘Association Amicale et Mutuelle des Chefs-gardes et gardes’ die geen oog had voor de eisen van de Vlaamse spoormannen. Hij trad niet alleen uit deze Amicale maar begon meteen te ijveren voor een organisatie van Vlaamse treinwachters. Hij stelde een vlugschrift op Het treinpersoneel en de Vlaamse Taal, hield propagandatochten en werd in de voorzomer van 1909 de eerste voorzitter van een Vlaamse ver- | |
[pagina 782]
| |
eniging voor hoofdtreinwachters en treinwachters in Brussel. Hij ijverde in dezelfde zin bij de Vlaamse ambtenaren der openbare diensten.
Niettegenstaande Dr. Buning terecht beweert ‘dat er bij hem (Vermeersch) jegens de Noord-Nederlanders nu en dan sprake was van een zekere agressiviteit’ (blz. 19) toch menen wij te mogen zeggen dat Vermeersch niet afwijzend stond tegenover een aansluiting van Vlaanderen bij Nederland. Als bewijs hiervoor verwijzen wij naar een passus uit zijn brochure Een oproep tot de Vlamingen waarin hij op blz. 60 het volgende schrijft: ‘Een onafhankelijk Vlaams land met eigen lotsbestemming! Wat een heerlijke droom! En van zelf zweeft ons dan het Groot-Nederlandse ideaal voor het geestesoog. Sedert de pacificatie van Gent moesten wij verenigd gebleven zijn met het Noorden. Wat een schone toekomst hadden wij dan gehad’. Toch nam hij er een nogal kritische houding tegenover aan. Hij betichtte de noordelijke stambroeders van ‘krenterigheid, egoisme en enghartig eigenbelang; de Hollanders liet het volgens hem onverschillig of Vlaanderen tenonderging of niet’ (blz. 20). Daartegenover verdedigde hij het Nieder- of Plattdeutschtum. Hij sympatiseerde met degenen die overtuigd waren van ‘de diepe wezenseenheid in verleden, heden en toekomst kwa herkomst, taal- en kultuurbasis van alle Germaanse mensen, die woonden in de kustgebieden tussen Duinkerke en Reval’ (blz. 19). Dat bewijst Dr. Buning aan de hand van verscheidene artikelen van Vermeersch die verschenen in De Vrije Tribune, De Vlaamse Post, Dietsche stemmen. Zo schreef Vermeersch in nr. 1 van dit laatste tijdschrift in 1915 onder de titel De Nederduitse Beweging een tiental bladzijden tellend artikel waarin hij niet alleen de ontwikkeling en de huidige stand van het Platduutsch uiteenzette, maar tevens wees op het groot belang van de Nederduitse beweging voor Vlaanderen als afweermiddel tegen de ekspansie van het Hoogduits.
Van meet af aan had Vermeersch oog gehad voor de achterstelling van het Vlaamse volk. Hij zelf had die aan den lijve ondervonden en eveneens kunnen vaststellen in Vlaanderen, maar vooral bij de Vlaamse inwijkelingen in Wallonië. Steeds was hij bekommerd geweest om de kulturele en sociale belangen van zijn volk. Toen plots de oorlog 1914-'18 uitbrak, wierp hij zich plotseling in het aktivisme. Zo verscheen in 1916 zijn brochure Een oproep tot het Vlaamse volk waarin hij van leer trekt tegen Frankrijk en de Belgische regering van Le Havre, handelt over de verscheidene aspekten van de oorlog en tenslotte zijn visie geeft op de beste politieke oplossing, nl. een zelfstandig Vlaanderen met of zonder tolverbond met de Midden-Europese Staten of Nederland. In De Toorts (een weekblad met ‘Dietse’ strekking) van 4 november 1916 geeft hij een entoesiast verslag van de plechtige opening van de vernederlandsste Gentse universiteit. Op 1 november werd hij tot tweede schrijver gekozen van het Eerste Nationaal Jong Vlaams Congres te Gent en ondertekende er het herziene radikaal beginselprogram. Hierbij tekent Dr. L. Buning zeer gevat aan: ‘Hij leefde in deze maanden als in een roes en voor zijn geestesoog moet hij het wenkend perspectief van een bevrijd Vlaanderen hebben gehad’. (blz. 26). Totdat in november 1918 de Duitse legers de strijd opgaven en Vermeersch naar Nederland vluchtte. Zijn gezondheid was ondermijnd door overspanning en hevige aanvallen van epilepsie. Hij leed honger en had heimwee naar Vlaanderen. Dan is hij korte tijd nadien ‘arm, ziek en met al wat hij nog bezat in een paksken op zijn rug gebonden te voet naar Vlaanderen teruggekeerd’, zo schreef zijn vriend dichter Richard de Cneudt. Hij werd aangehouden, maar na een voorarrest van drie maanden weer vrijgelaten. Uiteindelijk kreeg hij een onderkomen bij de onderwijzeres Louise Pellicaen in Aalst, waar hij op 10 december 1924 vereenzaamd stierf. Vaak en hardnekkig hoort men de bewering dat de flaminganten alleen taalstrijders waren en geen oog hadden voor de sociale nood van hun volk. Gustaaf Vermeersch is het zoveelste bewijs van het tegenovergestelde. In veel gevallen bracht taalachteruitstelling wel de eerste schok teweeg maar al vlug werd de gehele sociale achterstand onderkend. Dat was ook het geval met Vermeersch die niet alleen in zijn werken als Mannenwetten, Klosjes klosjes... e.a.m. de schandelijke uitbuiting van onderbetaalde vrouwen of mannen aan de kaak stelde, maar zich daadwerkelijk door het stichten van een ziekenfonds, een Vlaams syndikaat voor spoorbedienden, enz. heeft ingezet voor de lotsverbetering van zijn medemens.
Vermeersch was zeker geen politikus. Wat niet wil zeggen dat hij gespeend was van politiek inzicht. Dat bewijzen de vier praktische middelen om de Vlamingen in Wallonië te helpen die hij aanwees op het einde van zijn referaat tijdens het 29ste Nederlands Taal- en Letterkundig Congres in augustus 1906 te Brussel, en de drie mogelijke oplossingen aan het Vlaams vraagstuk die hij voorstelde op het einde van zijn brochure Een oproep tot de Vlamingen. Ik had gaarne gezien dat Dr. L. Buning daar nader op was ingegaan.
Wie echter ooit een boek schrijft over de letterkundige, de sociale werker en de Vlaamse strijder die Gustaaf Vermeersch was (en ik hoop hartgrondig dat dit eens gebeurt) zal zeker buiten de stu- | |
[pagina 783]
| |
dies van André Claudet, Richard de Cneudt, Louis-Paul Boon, Urbain Vandevoorde, Francis Decoster (licentiaatsverhandeling) en vooral Frans Leclair ook deze brochure van Dr. L. Buning dienen te raadplegen.
En tot slot een vraag: wanneer schrijft Dr. L. Buning eens de geschiedenis van het Vlaams aktivisme 1914-'18?
P.G. Ruysschaert. |
|