sche als diakronische benaderingen zal vinden. Op het historisch-sociologisch vlak zijn vooral de studies van M. De Metsenaere en I. Driesen respektievelijk over de migratie in Sint-Joostten-Node (in de 19de eeuw) en in Sint-Genesius-Rode (1945-75) van groot belang omdat zij op kleine schaal enig inzicht geven in het proces van de in- en uitwijking en de gevolgen ervan voor de taalsituatie. Zo krijgen we o.m. nuances te zien i.v.m. de aard, de grootte en het tijdstip van verfransingsgolven. Zo zou voor St.-Genesius-Rode de grootste verfransingsgolf zich situeren tussen 1950 en 1960. Er zou stagnatie zijn in de jaren zestig, maar een steekproef in 1975 wijst weer op heviger verfransing.
De bijdrage van M. Deneckere geeft enig inzicht in de manier waarop de socialisten al dan niet betrokken waren bij de Vlaamse Beweging in Brussel van 1885 tot 1914. Het blijkt duidelijk dat de Brusselse socialisten zelden taal en nationale kwestie koppelden aan hun politiek en sociaal eisenprogram. De Vlaamse kwestie is weinig aan bod gekomen bij hen omdat ze trouwens vaak geleid werden door Franstalige intellektuelen. Het zou ook interessant zijn analoge studies op te zetten betreffende de andere politieke groeperingen, ook na de periode na de Eerste Wereldoorlog. Voer voor historici dus.
De bundel bevat ook nog een algemeen teoretische bijdrage van P. Van De Craen over de Methodologische implicaties van sociolinguïstisch onderzoek, die eigenlijk meer op haar plaats was in een linguïstisch of sociolinguïstisch tijdschrift; tevens een artikel van Dr. J. Baerten over De groei van Brussel: een historische puzzle.
Door deze - noodzakelijkerwijze korte - indrukken betreffende bepaalde bijdragen hopen wij te hebben kunnen aantonen dat het Centrum inzake Brussel hoofdzakelijk twee zaken beoogt: nagaan hoe en welke faktoren de kontoeren hebben gegeven aan de huidige situatie en aantonen in welke mate de taal in Brussel sociaal gedetermineerd is - en ook hoe ze op haar beurt sociaal determineert. De studie van Louckx toont aan dat de samenstelling van het gezin belangrijk is voor de taalkeuze; het belang van school en onderwijs kent iedereen, vooral in Brussel; de kerk speelt een niet onbelangrijke rol in de taaldeterminatie in de hoofdstad; het werkmilieu verplicht vaak de arbeider of bediende, ja zelfs het kaderlid taalgewoonten aan te kweken die afwijken van zijn traditionele gewoonten; de vakverenigingen spelen ook een grote rol in de sociale integratie; de ziekenhuizen en mutualiteiten stellen de patiënten en aangeslotenen vaak voor onduldbare toestanden; de politiek heeft een hoe langer hoe grotere impakt op het gewone leven; de kulturele verenigingen en onthaalcentra zijn belangrijk, juist, maar het blijkt dat de Nederlandstaligen als zodanig daar minder behoefte aan hebben dan men verwacht; zonder dan ook te spreken over de vrijetijdsbesteding, de gemeentelijke, ministeriële, parastatale en privé-administraties, het gerecht, de politie, de pers, film, radio, reklame, enz. Al deze strukturele elementen spelen een belangrijke rol in de sociale en taalintegratie in de hoofdstad. Het zijn ingewikkelde processen die een interdisciplinaire aanpak vereisen.
Het verbaasde ons wel enigszins niets te hebben teruggevonden over het onderwijs in Brussel, en ook over sommige andere problemen, maar men moet de samenstellers krediet geven. Het Centrum is slechts één jaar oud en heeft nu reeds enkele vrij interessante deelstudies naar voren kunnen brengen. Het verdient naar onze mening ook aanbeveling dat al wie zich met de wetenschappelijke studie van het Brusselse fenomeen inlaat zich zou scharen rond de vorsers van het Centrum. Het is in de VUB gevestigd en groepeert nu reeds een aantal personen die ervaring met de plaatselijke problematiek hebben. Het zou jammer zijn dat er initiatieven werden genomen los van het Centrum, nu er een kollektief en nog openstaand initiatief op dat gebied is genomen en dat in zijn eerste publikatie reeds meer dan degelijke bevindingen naar voren heeft gebracht. Wetenschappelijk onderzoek is, vooral in deze tijden, moeilijk en duur. Waarom het dan versnipperen?
Konklusies trekken uit deze eerste studie zou voorbarig zijn, maar indien de studie voorlopig nog geen rechtstreekse suggesties inhoudt voor onze politieke België-hervormers, dan houdt ze wel enkele ondubbelzinnige aanwijzingen in ten aanzien van de Nederlandstaligen in Brussel zelf, o.m. in het artikel van Louckx, betreffende de zo veel besproken Vlaamse elite aldaar...
Het zou goed zijn dat het Centrum de ingeslagen weg verder zou volgen en pogen de belangrijkste misverstanden uit de weg te ruimen die het ‘fait bruxellois’ omfloersen. Het is alleen maar te betreuren dat een dergelijk Centrum nu pas ontstaan is... Maar indien er goed verder wordt gewerkt, dan kunnen we nog hopen dat de vorsers van het Centrum tijdig de werkelijke zwakke plekken van de Nederlandstalige gemeenschap in de Brusselse agglomeratie met de vinger kunnen wijzen. En wij durven hier voorop te stellen dat de interdisciplinaire aanpak de énige goeie is, want de taalproblematiek aldaar is slechts een gordijn dat diepere kwalen bedekt.
Drs. Alex Vanneste.
Taal en sociale integratie, Centrum voor interdisciplinair onderzoek naar de Brusselse taaltoestanden, VUB, Pleinlaan 2, 1050 Brussel.