Kleinkunst
Humorfestival Knokke-Heist, 1978.
Al vanaf de wintermaanden was het merkbaar: aan dit Festival werd met veel zorg en toewijding gebouwd door een ploeg hardwerkende mensen, onder kommando van Wilfried De Shepper, in wie de vroegere duivel-doetal Huib Gobert zijn ware opvolger heeft gevonden. Bij de bekendmaking van het definitieve programma van deze zoveelste aflevering van het riante humorgebeuren, fluisterden insiders mekaar in het oor: ze schijnen er bovenop aan de kust, Heist is bezig zijn tweede adem te vinden.
De vrolijke verwachtingen werden niet beschaamd! Mede dank zij de onvoorwaardelijke steun van de diverse BRT's is ‘Heist’ uit zijn asse herrezen en opnieuw gelanceerd om te fungeren als smaakmaker en trendbepaler voor het humoristisch gebeuren in Vlaanderen. Natuurlijk vielen ook dit jaar de onvermijdelijke tegenvallers en halve mislukkingen te noteren, zodat het Festival geen absolute voltreffer werd. Maar uit de kommentaren van de gespecialiseerde persmensen én van het overtalrijk opgekomen publiek bleek toch hoe groot het entoesiasme was om wat er tijdens deze dolle week op de diverse podia van de fusiegemeente te beleven viel.
Ingereden werd met de Talentenjacht. In tegenstelling tot vorige jaren maakten de finalisten er een leuke avond van. Veel minder geknoei dan voorheen, en een verdiende palm voor de jongens van Toost. Edwin Gebruers, Walter Temmerman en Ronald Van Rillaer brengen een soort beschaafd amusement; ze mogen de verdienste opeisen in een verantwoord taalgebruik en zonder echte platvloersheden een doorsnee-publiek aan het lachen te krijgen. Dat lijkt me al heel wat! Jammer dat hun nummers los van elkaar staan en geen blijk geven van enige onderliggende visie op mensen en dingen in onze wereld van nu. Het lijkt dan ook wat overtrokken als zij zichzelf tot kabaretgroep promoveren.
Als tweede voorsmaakje zond de Vlaamse televisie een zogenaamde Picnic de eter in. Voor het grootste deel bleef die steken in de goede bedoelingen en de beperkingen van een openluchtgebeuren. Ook té veel namen op de affiche, zonder vaste lijn door mekaar gegooid en rommelig geregisseerd. Drie bevestigingen toch: Bialek boeit altijd enigszins, Kris de Bruyne blijft naast zichzelf lopen, Radeis had aan weinige minuten genoeg om ruime verwachtingen te wekken.
Met / Colombaioni schoot het Humorfestival 1978 definitief uit de startblokken. Carlo en Alberto brachten oud en jong aan het gieren, zoals dat heet, maar in mijn hoekje in de nok van Scharpoord bedacht ik dat de heren op hun routine speelden. Niet alleen bleven de aangekondigde premièresketches in Italië; erger vond ik dat het geheel nogal losjes afgewerkt werd. Er zitten sporen van sleet op de oude topacts; vooral de Hamletparodie is nog slechts een schim van wat ze twee jaar geleden was. Maar wie deze (dure) klowns nooit aan het werk zag vóór die dag, verging van het lachen.
Zondagavond alreeds, en meteen de gaafste uit de reeks. Eerst dolle uitgelatenheid met Pfuri, Gorps en Kniri. Drie Zwitsers die tegen een achtergrond van uitgemolken country- en folkmelodieën uitpakken met de meest maffe muzikale gags, waarbij klanken worden geperst uit een aantal ‘instrumenten’, te gek om van te spreken. Daarna een verdienstelijke poging tot kabaret, door de ongekroonde koning van de Belgische rock: Raymond van het Groenewoud. Een onweerstaanbare présence, verrassende spielereien met de Nederlandse taal, een uitgesproken zin voor inspringen op aktuele situaties, maar helaas ook een niet helemaal afgewerkte show én enkele fouten tegen de meest elementaire goede smaak. Raymond kan het blijkbaar niet laten obskuriteiten de zaal in te slingeren. Toch een teaterbeest met mogelijkheden zó ruim, zó ruim. Als je met name vaststelt dat deze Van het Groenewoud ook een uitstekend muzikant is, wat hij in Heist niet per sé heeft willen bewijzen, dan ligt het besluit zo voor het grijpen...
De dag nadien slechts matig applaus voor Aernoud Witteveen en Chris Houtman, samen het Lagelandenkabaret. Goed maakwerk, technisch onwaarschijnlijk gevorderd voor deze leeftijd, maar zonder ziel. Na hen brak meer Zuiders geweld los met Urbanus van Anus (sic). Anderhalf uur lang de vreselijkste toestanden, gags als messen in boter, improvisatietalent als niemand voordien in dit land ten tonele voerde. Toch zit ik ermee in mijn maag... Het lijkt vechten tegen windmolens, maar ik herhaal het: welke kansen blijven hier ongebruikt! Een man bereikt per week honderden jongeren, een fanatiekere aanhang dan de zijne bestaat niet. Van deze man beweert men dat hij geïnteresseerd is in duizend en één dingen, en eerlijk begaan met wat er reilt en zeilt in onze maatschappij. En uitgerekend daarvan blijkt vrijwel niets op scène. Aan het eind van de wervelende show sta je op, alles valt ogenblikkelijk van je af. Had mijn vriend dan ongelijk toen ie stelde dat Urbanus in zekere zin een stielbederver is? Want wie nà hem een Vlaams podium beklimt, kan weer helemaal van voren af aan gaan bedelen om aandacht en interesse voor zaken die wat moeilijker liggen en meer inhoud willen aanbrengen. De diskussie blijft open...
Dinsdagavond: ronduit zwak. Justin Case mag dan al gestudeerd hebben bij Jacques Lecoq in Parijs, wat hij bracht was zo