klinkt als de hommage aan een Hongaars cymbaal: voortdurende tremolerende pianopartij die van begin tot eind aan het woord is, het orkest is bijzaak, het dekor is een nogal banaal achtergrondje met als meest opmerkelijke - zo men wil persoonlijke - noot, de toepassing van akkordeons.
Een zeer konsekwent werkstuk op basis van Krauzes hoogst eigenzinnige pianostijl, melancholiek melodieus, eigenlijk van grote eenvoud wat enigszins verhuld wordt door de vele tierelantijnen, door de overdadig rijke, zinderende ornamentiek.
Het Omroeporkest bracht ook nog een pianokoncert van Carlos Roque Alsina, eveneens met de komponist als solist. Alsina verkreeg vooral bekendheid door zijn aandeel in de improvisatiegroep ‘New Phonic Art’-ensemble, als pianist treedt hij regelmatig op. Zijn koncert onder de titel Approach op. 30 is de nadere uitwerking van een konkoursstuk voor slagwerk, vandaar dat er twee solisten zijn: piano en slagwerk.
Het begint veelbelovend, in de melancholieke stijl van Krauze, gekoncentreerd rond een enkel interval (A-D: de eerste letters van de solisten Alsina en Jean-Pierre Drouet), maar zoekt het daarna te veel in het spierballenwerk.
Het meest luidruchtig-opwindende deel had dirigent David Porcelijn gereserveerd voor na de pauze, voor Varèses Amériques waarin 132 musici als gekken te keer (moeten) gaan. Na een overvol deel met werken van Kodály, Krauze en Alsina was dit nauwelijks nog genietbaar.
Wat niet wegneemt dat een dergelijk werk typische ‘festival’-muziek is, organisatorisch horen dergelijke muziekstukken zeker thuis op een overkoepelend feest wat een festival toch is.
Wat ik ook heel goed kan plaatsen op een festival is een operakollage van de Grupo Accion Instrumental uit Buenos Aires: een dadaïstisch kommentaar op Wagners Ring. Om precies te zijn: een Operacollage Siegfried über all, Erfundene Szenen zu Richard Wagners Ring des Nibelungen, aangevuld met Siegfried Idyll en een gedeelte uit Debussy's Prélude à l'après-midi d'un faune.
Spelers, musici, toneelspelers (de dirigent speelt bijvoorbeeld de rol van gastheer, Hunding, Wesendonk en Gunther) komen in rok op; een fantasie, een droom begint, de beklemming die ons bevangt bij het bezichtigen van de muzikale pyramide die Wagner in 28 jaar heeft opgericht; dat is de idee van Jorge Zulueta, leider van de groep (tevens pianist, de bediende, Liszt, Loge en Mime).
Vier opera's worden tot één gemaakt, het stuk begint met Siegfrieds dood (aan de vleugel voorgedragen, terwijl het reusachtige orkest op het podium doodstil toehoort) en eindigt met Rheingold, het orkest speelt echter de delen uit de Ring in de goede volgorde. Sinds 1969 werkt Zulueta aan wat hij noemt het psychogram van elk van de scènes.
Hierbij trachten ze Wagners Ring los te maken van de noordelijke myten om ze tegen een meer universele horizon te plaatsen, daarbij leggen de veranderingen die de spelers doormaken de nadruk op de tweeslachtigheid van de diverse scènes, wat dan bij moet dragen tot de mogelijkheid tot verspringende associaties en fantasieën. Dit alles toch voornamelijk bekeken vanuit de muziek, voor Zulueta is er in de eerste plaats sprake van koncert-teater.
Aan het slot biedt men door middel van projekties een bewegend foto-album rond Wagner en tijdgenoten, met name Liszt moet het ontgelden. Dat gedeelte vond ik verreweg het meest overtuigende en dat herinnerde sterk aan wat de Argentijnen deden in hun Antheil-kollage van enkele jaren terug.
Helaas had men voor de Holland Festival-versie een soort uitgebeende ascetische versie gemaakt, veel abstrakter dan de leuk-dolle boel die het programmaboekje (eerste versie) beloofde. Wotans dromen in slow motion verduidelijkt, stilstand als in een tableau-vivant, mooie beelden vaak, steeds rond twee vleugels en een rolstoel, de voornaamste attributen.
Wanneer in de 19e scène (Siegfrieds dood en opstanding) Wotan merkt dat zijn eksperiment gedoemd is te mislukken, sluipen de toneelspelers onder de vleugel en sist Wotan Brünhilde toe: Rajemos (laten we wegkomen). De openbaring van het kolossale drama: alles is één grote oplichting, alles was en is zwendel.
Hier maakte het toneelbeeld - minder abstrakt! - opeens grote indruk en zo waren er meer momenten die je op het puntje van je stoel dwongen. Helaas, in deze abstrakte versie - voor het festival nieuw, men wist van niets - overheerste toch de verveling.
Een mislukt eksperiment?
Ten dele. En wat mij betreft: beter zo'n gewaagde poging dan een gegarandeerd sukses met een bekend teaterstuk in een risikoloze enscenering: het gebruikelijke festival-goed.
Gewaagd was ook alleszins Kagels muziekteater, met medewerking van de Opera van Keulen en het Ensemble Musique Vivante uit Parijs. Een mengeling van muziek, dans, teater en beeldende kunst in de vorm van een ballet voor niet-dansers (werkgroep van de Keulse Sporthogeschool) dat de essentie van het ballet leerde in opzettelijk gebrekkige en mislukkende bewegingen en danspassen, typisch Kageliaans: een perfekte realisatie van totale uitzichtloosheid, voorts de Recitativarie voor zingende klaveciniste op de bas van een van Chopins nokturnes met een kol-