Ons Erfdeel. Jaargang 21
(1978)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdNeogotische beeldhouwkunst.Ook in Vlaanderen mag de neogotische kunst zich meer en meer in een stijgende belangstelling verheugen. Er verschijnen bijdragen over het leven en het werk van Jan Bethune en geestesgenoten. Er is waardering voor de beste produkten van de neogotische school, die voor het nageslacht bewaard dienen te blijven. Tussen het koren is echter ook veel kaf waarvan het verdwijnen niemand zal verdrieten; daarbij komt dat veel neogotische gebouwen kwa konstruktie en materiaal geen hoogvliegers zijn en dikwijls nu enorme geldsommen aan onderhoud en restauratie vergen (cfr. de voorgevel van het Provinciaal Hof te Brugge of de Sint-Pieters- en Sint-Pauluskerk te Oostende).
Het neogotische kerkmobilair kreeg totnogtoe niet de aandacht die de neogotische kerken wel te beurt is gevallen. En juist in deze kunsttak zijn in de post-konciliaire jaren de meeste slachtoffers gevallen: preekstoelen en kommuniebanken die (tijdelijk?) in onbruik geraakten en zogezegd in de weg stonden, werden maar al te vlug verwijderd. Altaren, gestoelten, biechtstoelen e.d. hebben er het over het algemeen beter van afgebracht.
Van de neogotische beeldhouwkunst in hout en steen gaat dikwijls een eenvoudige bekoring uit, minder door de bezieling die er van uitstraalt, dan wel door de technische kwaliteiten die dikwijls niet onder behoeven te doen voor het vakmanschap in werken uit een verder verleden. Namen van neogotische kunstenaars-uitvoerders zijn echter in veel minder mate bekend dan die van de ontwerpers. In zijn boek over zijn vriend J. Bethune heeft J. Helbig zich dan ook bijzonder verdienstelijk gemaakt door in de inventaris van Bethunes kunstwerken ook de namen van de uitvoerders op te nemenGa naar eind(1). Studies over neogotische beeldhouwers en hun werken blijven echter zeer schaars. Meestal moeten we ons behelpen met korte bijdragen door tijdgenoten in kunsttijdschriften neergepend. De uitgave van de studie van Christine van Gerwen De neogotische beeldhouwkunst in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen is dan ook voor ons land een belangrijke gebeurtenis, in die zin dat voor het eerst een studie van dien omvang verschijnt, gewijd aan één neogotische kunsttak in één gebouw. Het boek, dat 160 blz. telt, is rijkelijk verlucht met een honderdtal foto's en enkele tekeningen. Schrijfster bestudeert in haar werk het koorgestoelte, drie retabels (Jozefretabel, 1871; Mariaretabel, 1888; Vincentiusretabel, 1897) en negen beelden. Veruit het belangrijkste werk is het koorgestoelte waaraan van 1840 tot 1883 gewerkt werd. Ontwerper is architekt F. Durlet; beeldhouwers zijn K. Geerts, J.-B. Van Wint en J.-B. De Boeck. Het gestoelte dat 72 zitplaatsen telt, is haast overdadig versierd met zesendertig taferelen in reliëf, vier beeldengroepen en tientallen beelden van heiligen, engelen en bijbelse figuren, die in het boek alle gedetailleerd beschreven worden. Ongetwijfeld vormt het Antwerpse koorgestoelte het belangrijkste neo-gotische beeldhouwwerk uit de Nederlanden.
Het zou wel interessant geweest zijn iets te vernemen over de zes maandenlange studiereis van F. Durlet naar Duitsland, nadat hij in 1839 de eerste prijs in de wedstrijd voor het koorgestoelte gewonnen had. Welke Duitse gotische koorgestoelten hebben bijgedragen tot de konceptie van het Antwerpse gestoelte? Voor wat het eigenlijke beeldhouwwerk betreft, wijst schrijfster terecht op invloed van de Zuidnederlandse en de Nederrijnse gotiek, waarbij dan in het laatste geval speciaal gedacht wordt aan Kleef en Kalkar.
Er zullen nog veel detailstudies nodig zijn vooraleer men tot een overzichtelijk beeld van de neogotische kunst in ons land zal komen. Het hier besproken werk betekent een eerste stap in die richting.
Luc Devliegher. Christine van Gerwen, De neogotische beeldhouwkunst in de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal van Antwerpen, Kluwer Technische Boeken B.V., Deventer-Antwerpen, 1977, 160 blz., ill. |
|