22 Duitse dia's.
Het laatste prozawerk van Geert van Beek (geb. 1920) dateerde van 1971. Toen publiceerde de onderschatte Noordbrabander de verhalenbundel De 1500 meter. Nu verrast de Hollandse Ruyslinck ons met de roman De dia's van Andrea. Het lezen van de nieuwe Van Beek is een van de fijnste leeservaringen van de laatste maanden geworden.
Het boek is eigenlijk een diamontage. De ‘kiekjes’ worden genomen door het meisje Andrea, die met haar vader door Duitsland reist. Zij schrijft vanuit dat land brieven aan haar vriendin. Iedere brief is dan een dia.
Het feit dat Geert van Beek Andrea laat schrijven, heeft wel een paar konsekwenties. Aan de ene kant is het boek daardoor enorm verfrissend geworden: met haar grote, naïeve kinderogen kijkt Andrea onbevangen de wereld tegemoet. In de pen van Andrea legt Van Beek een taal die eerlijk is als goud, openhartig en eenvoudig als een kinderziel. De ‘taalzatte’ Van Beek vindt een uitweg uit de taalverloedering door Andrea aan het schrijven te zetten. Van Beek, die vroeger in zijn overgevoelige kwetsbaarheid de wereld erg cynisch te lijf ging, slaagt er nu in veel poëzie en genezende humor te mengen in de dia's van Andrea. Het geliefkoosde tema van de auteur blijft de strijd tussen Eros en Tanatos, maar de lont wordt uit het kruitvat getrokken door Andrea's onschuldige hand. Aan de andere kant rijzen er toch ook wat problemen van technische aard, want - het was te verwachten - Andrea schrijft een verrukkelijk mooi proza. Zij bereikt een stijlnivo dat niet hoeft onder te doen voor Van Schendel, Van der Leeuw, De Pillecijn. Zij schrijft véél te fraai voor een meisje, dat met haar viltstift in een ruitjeschrift een dagboekje maakt en de blaadjes één voor één opstuurt naar haar vriendin, 2 dagen lang. Geert van Beek moet zich van die moeilijkheid bewust zijn geweest, want soms neemt hij zijn voorzorgen. Zo moet Andrea zichzelf een paar keer verbeteren, want zij schrijft telkens ‘akelijk’ in plaats van ‘akelig’. Bij een wat te estetiserend zinnetje voegt ze tussen haakjes toe: ‘dat is een mooi boekenzinnetje, hé!’... Terloops kan ook de vraag worden gesteld wie die prachtige titeltjes boven iedere dia bedenkt en toevoegt aan de brief. Gilliams is aan dat probleem ontkomen door Elias te benoemen tot belevend ik, terwijl hij zelf vertellend ik bleef.
Wat bij een schrijvend meisje ook wat ‘gemaakt’ overkomt, zijn de schrijfmomenten, het zich bezinnen over wat men aan het doen is, het bewust reflekteren op het kreatieve moment. Een paar voorbeelden vindt men in de dia Andrea trotseert het moeras. Andrea schrijft daar: ‘Ik schrijf dit woord zo graag op, dan heb ik de klank van het woord al wel tien keer gehoord voordat de letters op papier staan: waterlelie’. Het stukje eindigt dan met een verwijzing naar de waterlelie zelf, die in een kommetje water op het schrijftafeltje drijft. Deze uitspraak toont meteen aan dat Andrea's teksten heet van de naald worden geschreven. Er is dus geen sprake van een terugblikkend vertellen. Dat wisten we trouwens al door het ansichtkaartachtige van de dia's. Ook de dia Andrea schrijft haar eigen handschrift bevat een reflektie op het schrijven zelf. Andrea bezoekt een Duitse biblioteek waarin zich prachtige middeleeuwse handschriften met miniaturen bevinden. Ze ervaart daar dat stilte boekdelen spreekt en dat de gedachten van mensen die al eeuwen dood zijn, nog voortleven. Ze weet nu dat je ‘een erg verre en erg diepe reis’ kan maken in boeken, zonder je te verplaatsen. Andrea verlangt ernaar zo mooi te schrijven als de geduldig kopiërende monniken en ook dat haar geschriften nog zouden gelezen worden als zij al lang te paard de eeuwigheid is ingereden. De G van God zou ze in de omstrekslijnen prachtig tekenen maar vanbinnen leeg laten, want wat kan je nu in godsnaam over God zeggen? Maar van de Z zou ze het middelpunt maken van de zon en in de H zou ze haver laten bloeien met volle dikke aren. Maar wat zou ze in die prachtige kalligrafie schrijven? ‘Wóórden zou ik wel weten, losse woorden, bedoel ik, waterlelie bijvoorbeeld, en stilte, vrede en God en zonnedauw, liefde, kristal, Ingelinde, vogel en eeuwigheid en oeroude tijden, paard en Oidipoes, perzik, profeet, vals,
verdriet en glimlach en liedje en hart en citer en tonic met citroen, en bron en pijn en hondestaartje en natuurlijk: vriendin...’ Ondanks pijn en verdriet: een hymne aan het leven, een lied van vreugde, dat zo oprecht gezongen wordt door een kind. Via Andrea heeft Van Beek de verwondering om het leven opnieuw veroverd. De losse woorden van Andrea bevatten een aantal motiefwoorden, die de dia's oordeelkundig aan elkaar binden, zodat het een echte montage wordt. Het belangrijkste motief is het paard Oidipoes, dat in zes dia's een rol speelt. Met dat paard trekt Andrea de eeuwigheid in. Als haar verbeelding op hol slaat, rijdt ze, zoals de geit van Chagall, de wereld van het sprookje binnen. Vooral de tekst Andrea maakt muziek met haar benen is onwezenlijk mooi, met een bevrijdend-auten-