Tweede Wereldoorlog.
Meer dan twee derde van Bildragen tot de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1976, nr. 4 wordt in beslag genomen door het vervolg van de studie van A. De Jonghe: De strijd Himmler-Reeder om de benoeming van een HSSPF (Höherer SS- und Polizeiführer) te Brussel (1942-1944), dat gewijd is aan De Infiltratie van de politieke kollaboratie in Vlaanderen door de SS van het begin der bezetting tot de dood van De Clercq (juni 1940 - oktober 1942).
Het eerste deel van deze studie verscheen in het vorige nummer (oktober 1974), het volgende deel zal in het volgende nummer verschijnen (in principe over een jaar). Laat ons hopen dat we dan een inhoudstafel en een personen- en zaakregister zullen toekrijgen die deze fundamentele studie bruikbaar zullen maken voor wie haar maar even wenst te raadplegen. Zoals de auteur het aanduidt krijgt de lezer hier inderdaad ‘meer dan de titel belooft omdat de vlag te klein gebleken is voor de lading’. Een lading die meerdere nieuwe en belangrijke pakketten bevat zoals de ingewikkelde strijd tussen V.N.V. en De Vlag, reeds ten tijde van Staf De Clercq, en hun peetvaders (Reeder-Himmler), van wie alleszins de eerste al eens moeilijkheden had om de gang van zijn volgelingen alleen los te laten op die objektieven die hem rendabel leken, terwijl de heren hun ‘oude-orde’ ideeën over Vlaanderen of Groot-Nederland moeilijk konden vergeten. Verrassende onthullingen ook over het politioneel optreden van von Falkenhausen, die traditioneel als een hooghartig maar gematigd en vreedzaam Duitse militair bekend staat, maar van wie wij hier vernemen dat hij als vergelding voor aanslagen van het Verzet in Noord-Frankrijk, waarbij twee Duitse militairen werden gedood en drie zwaar gewond, tussen 15 september 1941 en 30 april 1942 niet minder dan 75 gijzelaars liet terechtstellen, wat hem de ‘grootste tevredenheid’ van zijn werkgever opleverde. In november 1942 zou de reeks van 18 eksekuties in België een aanvang nemen, maar de details daarover werden weggelegd voor de volgende aflevering.
De verdienste van De Jonghe is niet alleen dat hij een massa onbekende dokumenten heeft opgespoord en ontsloten, maar dat hij al deze dokumenten kritisch doorlicht, ondermeer zoekend naar de bedoeling die de opsteller ervan heeft bezield, wat meer dan eens een heel andere interpretatie oplevert als een oppervlakkige lezing laat vermoeden. Het is tekenend voor de auteur, dat hij b.v. op pp. 61 een hele paragraaf wijdt aan de vraag of het maandblad De Vlag reeds voor de oorlog gebruikt werd door de Duitsers voor ideologische beïnvloeding, en tot de konklusie komt dat, bij gebrek aan dokumenten die dat formeel bewijzen, die vraag het voorwerp moet blijven van ‘nader wetenschappelijk onderzoek’. Misschien had hij gewoon naar de inhoud van het tijdschrift kunnen verwijzen om die vraag positief te beantwoorden,
In deze aflevering volgt het enige artikel van één van de zes vaste medewerkers van het Centrum, J. Gotovitch, die Enkele gegevens betreffende de uitroeiing van de Zigeuners uit België bijeenbracht. Een korte maar knappe studie over een nagenoeg verwaarloosd aspekt van de Endlösung. Verrassend zijn de resultaten van de opzoekingen van E. Pertz naar De Tewerkstelling van Kortrijkzanen in Duitsland (1940-1945) waaruit blijkt dat het aantal vrijwillige arbeiders altijd hoger lag dan het aantal verplicht tewerkgestelden in Duitsland. Vervolgens herneemt J.E. Miller een artikel dat hij in juli 1976 publiceerde in de Revue d'histoire de la Deuxième guerre mondiale, en spitst het toe op De Amerikaanse ekonomische oorlogsvoering. Organizatie, bronnen en bibliografie. En tenslotte leverde M.R. Schärer een kleine bijdrage over De behartiging van de Belgische belangen door Zwitserland, waarin vooral één zinnetje mij heeft getroffen: de Zwitserse gezant in Berlijn laat aan zijn regering weten dat de Duitse regering niet van plan is de eerste na-oorlogse regering Pierlot (te Brussel samengesteld op 27 september 1944) te erkennen ‘daar ze meende te weten dat de Koning de huidige regering in Brussel niet als wettelijke regering erkent’ (p. 223). Zelfs als koning Leopold zich van regering Pierlot vergist heeft blijft het een belangrijke zin, hij dateert immers van 18 oktober 1944, en zoals men weet stelde de koning tijdens de oorlog geen politieke daden...