bestuur komt tijdelijk een eind als begin 1795 de Fransen de Waal overtrekken en zich opwerpen als bevrijders. Met hun komst breekt er voor de enklaves een uitzonderlijk bewogen tijdperk aan.
Het was inderdaad maar tijdelijk dat de Fransen het in de enklaves voor het zeggen hadden. Al in april 1795 trekken, op grond van een in Bazel gesloten overeenkomst tussen beide landen, de Fransen zich terug, waarmee deze gebieden opnieuw onder Pruisisch bestuur komen te staan.
Toch was als gevolg van deze gebeurtenissen alles met betrekking tot de enklaves op iets lossere schroeven komen te staan. Dit was voor de vertegenwoordigers van het Kwartier van Nijmegen aanleiding er in Den Haag op aan te dringen dat bij een definitieve vrede tussen Pruisen en Frankrijk de enklaves aan de Bataafse Republiek zouden worden afgestaan als vergoeding voor de gebieden (Maastricht, Venlo en Staats-Vlaanderen) die de jonge staat aan Frankrijk had moeten afstaan.
De achtergrond van dit verzoek is het streven van de Bataafse Republiek de beschikking te krijgen over een sterke oostgrens. Overeenkomstig het verzoek worden een aantal eisen op tafel gelegd; men moet het echter met lede ogen aanzien dat tijdens het in 1798 en volgende jaren te Rastadt gevoerde Frans-Pruisisch overleg de Franse onderhandelaars zich daar niet veel aan gelegen laten liggen.
Eerst in 1802 komt er schot in de zaak; voor Pruisen was de inbezitneming van de in uitzicht gestelde schadeloosstelling belangrijker dan mogelijke afstand van de enklaves. Nadat er nog eindeloos heen en weer is geschoven op de bekende lange baan komt er in november 1802 eindelijk een overeenkomst uit de bus, waarbij bepaald wordt dat de enklaves Zevenaar, Huissen en Malburgen door Pruisen zullen worden afgestaan.
Toch is er toen van de feitelijke overdracht nooit iets terecht gekomen. Dat kwam omdat men het over een aantal nog af te wikkelen zaken niet eens kon worden, waaronder één die met de enklaves niets te maken had. Die had betrekking op de oplossing van de moeilijkheden rond de aan Pruisen toegewezen bezittingen van een aantal abdijen die eigendommen hadden in de Bataafse Republiek waarvan de kelnarij van Putten de belangrijkste was. Hierdoor kwamen de onderhandelingen weldra muurvast te zitten wat er ten slotte toe leidde dat ze opgeschort werden.
Als ooit een gebied een speelbal geweest is van de internationale diplomatie dan zijn het zeker deze enklaves. Onder de indruk als Pruisen was van de Franse overwinning bij Austerlitz (2-12-1805) deed het in februari 1806 afstand van het rechts van de Rijn gelegen deel van Kleef. Op zijn beurt ging Napoleon dit gebied verenigen met het eveneens pas verworven Berg; hij maakte er een hertogdom van waarover hij Muram aanstelde als landsheer. Met de vorming van deze vazalstaat hadden de enklaves een nieuwe meester gekregen. De inwoners werd het echter al gauw duidelijk dat ze van de regen (de verwaarlozing door Pruisen) in de drop (de uitbuiting door Berg) gekomen waren. Geen wonder dat met groeiend verlangen werd uitgezien naar de dag dat het gebied aan Nederland zou worden overgedragen.
Maar zover was het vooreerst nog niet. Voor het daar aan toe was, moest er nog heel wat met de enklaves heen en weer geschoven worden op de onderhandelingstafel. Toch was dank zij het Verdrag van Tilsit (7-7-1807) het klimaat bijzonder gunstig. En zo wordt men het er in november te Fontainebleau over eens dat de koning van Holland in het bezit gesteld zal worden van dié enklaves waarover men het in 1802 al eens geworden was. Echter daar geen Bergse afgevaardigden aan dit overleg hadden deelgenomen, kwam de afwikkeling opnieuw op de lange baan terecht. Eerst nadat Murat in Parijs onderhandeld heeft over een Frans-Bergs verdrag, krijgt het Koninkrijk Holland de al één en andermaal toegezegde gebieden. Op 17 maart 1808 slagen de Hollandse en Bergse onderhandelaars er in het eens te worden over een voorlopige regeling. Zo werd o.m. bepaald dat de Koning van Holland op 22 april 1808 de genoemde enklaves in bezit mocht gaan nemen. Verder is het opvallend dat in de overeenkomst met geen woord wordt gerept over andere omstreden gebieden, waaronder Wehl.
Echter met deze overgang waren de moeilijkheden nog niet uit de weg geruimd. Grenzen moesten worden afgebakend en geldelijke aangelegenheden afgewikkeld, wat aanleiding gaf tot veel gekrakeel.
Op bestuurlijk gebied trof Nederland onmiddellijk na de overdracht een aantal maatregelen die het mogelijk moesten maken dat de enklaves ingepast werden in het nieuwe geheel. Daarvan maakte ook deel uit de opzet te komen tot een nieuwe gemeentelijke herindeling. Daar het keizerlijk dekreet van 9 mei 1810 een eind maakte aan de ‘zelfstandigheid’ van het Koninkrijk Holland kon deze reorganisatie niet meer zijn beslag krijgen onder de regering van Lodewijk Napoleon.
Zodra zijn koninkrijk en een aantal aangrenzende arrondissementen (Münster en Rees) ingelijfd zijn bij Frankrijk worden er pogingen in het werk gesteld ook de gebieden die in 1808 buiten schot gebleven waren alsnog onder Gelders bestuur te brengen. Het resultaat is dat Wehl wordt ingedeeld bij het arrondissement Zutphen en Lobith bij Tiel.
Net als in het gehele gebied be-