deling Recensies tenslotte bestaat uit een uitvoerige bespreking van de 25 delen van Spectrum van de Nederlandse letterkunde door Peter King, die blijk geeft van een meer dan gemiddelde kennis van onze letteren, de Zuidnederlandse inkluis.
Als ik nog vermeld dat het jaarboek afsluit met twee bibliografische lijsten (Duitstalige bijdragen over Nederlandse literatuur, 1962-1971, en niet-Nederlandstalige publikaties over Nederlandse taal en letteren, 1974, met aanvullingen 1970-'73; resp. door J.A.J. Jansen en W. Gobbers/A.J. Welschen), dan beseft de lezer wat een rijke en gevarieerde inhoud Dutch Studies 1977 ons weer aanbiedt.
●
Een mooie verrassing bereikte ons uit Berlijn. Een werkgroep van de Freie Universität Berlin, bestaande uit Rolf Brockschmidt, Ute Grauerholz en Marlene Müller, heeft einde 1977 namelijk een bloemlezing hedendaagse Nederlandse literatuur uitgegeven, onder de titel Nieuwe Gronden (348 p. - DM 12 - Bij bestelling dit bedrag per postgiro overmaken aan: Postscheckamt Berlin-West 228 08-109, Hauptkasse der Freien Universität Berlin, Kennwort: Nieuwe Gronden, Haushaltstelle 119 01/1600).
De drie samenstellers zijn wat optimistisch als ze in een begeleidende brief de bundel aankondigen als een ‘representatief overzicht van moderne literatuur in Nederland en België’.
Voor een representatief overzicht ontbreken toch te veel namen en teksten die echt afgedrukt hadden moeten worden. Prof. G.-H. Arendt formuleert het korrekter in zijn Zum Geleit: ‘Die vorliegende Textsammlung ist keine Anthologie, kleine Auswahl aufgrund ästhetischer oder anderer Kriterien’. De bundel is namelijk het rezultaat van een vraag waarbij iedere bereikbare auteur werd verzocht de drie samenstellers zo mogelijk nog niet gepubliceerde, recente teksten af te staan. Van hun kant zeggen de samenstellers in hun woord vooraf dat ze als kriteria niets anders konden hanteren dan de aktualiteit en een breed spektrum van schrijvers. Het rezultaat kon dus bijna niet anders dan wat willekeurig en onvolledig zijn.
Nieuwe Gronden bevat niettemin recent werk van 29 Noord- en 18 Zuidnederlandse auteurs. Beb Vuyk vertegenwoordigt daarin Indonesië en Edgar Cairo Suriname. Een blikvanger in de bundel is Breyten Breytenbach; het is natuurlijk de vraag of de Afrikaner literatuur nog langer in één adem met de Nederlandse kan worden behandeld en, zo ja, of ze dan met die éne Breytenbach voldoende vertegenwoordigd is. Ik ben persoonlijk geneid twee keer nee te zeggen.
Een van de opgenomen teksten is De Vins essay over Nederlandse literatuur in Duitse vertaling, Vertalingen voor Neckermann?, dat intussen reeds in dit tijdschrift werd gepubliceerd (O.E., 1/78, p. 16). Veel en intens werk moeten de samenstellers ook hebben gehad met de bio- en bibliografische gegevens die ze hebben verzameld, terwijl ze beslist niet ten onrechte Claire Wasserberg danken, die ‘uns schreibmaschinendilettanten von der Mühsal des Tippens befreite’.
Dit is een prijzenswaardig initiatief van prof. Arendts studenten. Misschien was het inderdaad, zoals de samenstellers schrijven, nauwelijks te rechtvaardigen geweest, als het bij een loutere bloemlezing was gebleven. Maar het is ook de bedoeling er aan de universiteit verder mee te werken, onder meer in een door dr. D. de Vin aangezwengeld vertaalprojekt. Veel sukses verder!
●
Het was al van december 1974 dat er geen aflevering meer was verschenen van Writing in Holland and Flanders, het kwartaalblad van de Stichting voor Vertalingen te Amsterdam. In het voorjaar van 1978 kwam nu het nummer 35 uit, gewijd aan Remco Campert. Deze auteur wordt voorgesteld door Aad Nuis, waarop een keuze volgt van negen verhalen en tien gedichten, voldoende om de geheel eigen toon van Campert te illustreren. Het is voor het gespecialiseerd publiek dat met deze publikatie wordt beoogd zeer nuttig lijsten met vertaald werk van Campert bij te voegen, zodat geinteresseerden nog meer materiaal kunnen raadplegen dan het blad kan opnemen. Eén ding is me daarbij volslagen onduidelijk: waarom wordt het ondankbare werk van de vertalers niet iedere keer met een vermelding gehonoreerd? Voor het vertaalde proza wordt 13 maal nauwkeurig de vertaler of vertaalster aangeduid; alleen de Poolse Wiesława Schaitterowa wordt verzwegen. De lijst met in vertaling gepubliceerde gedichten is zelfs nog heel wat onvollediger. In een vierde van de gevallen wordt de vertaler niet vermeld. Eén ervan, de Engelse vertaling in Een boeket van 50 Nederlandse gedichten, heb ik in mijn zeer beperkte dokumentatie dadelijk teruggevonden: ze is van Ramón E. du Pre. De grote afwezige lijkt me echter James Brockway. De Campert-vertaling in The Literary Review is van zijn hand (1961), maar hij publiceerde bovendien nog vertalingen in London Magazine en The Times Literary Supplement, allebei prestigieuze bladen die in het overzicht toch niet hadden mogen ontbreken! Dit ruikt naar amateurswerk.
De 35e aflevering besluit met een reeks besprekingen van Aad Nuis, die werk voorstelt van 14 Noord- en 2 Zuidnederlandse auteurs. Dit nummer is dus nogal ‘noords’ uitgevallen.
●
Om er voor ditmaal mee op te houden wou ik nog even, een keertje te meer, de aandacht vestigen op de arbeid van prof. K. Langvik-Johannessen (Oslo).