knield, gevleugeld, staand, een enkele keer meer toegespitst op bijv. dialoog. Ook hierin schuilt een zekere verklaring: de kunstenaar laat de deuren open voor de eigen inbreng, de medewerkzaamheid, het recipiëren en aanvullen van de beschouwer zelf. Dit is zijn taal, zijn mededeling.
De laatste jaren werkt Robert Vandereycken graag in inoks, brons en koper, zachtere materialen, die de loop, de schokken van het gevoel voortreffelijk uitdrukken, die ook buitengewoon gevoelig zijn voor opvang en verdeling van het licht. Ook materialen als brons en koper vooral, die met hun gelen en bruinen, warmte uitstralen en een zekere sensualiteit verkondigen.
De vormen die de kunstenaar ziet of uitdenkt, ontwerpt en uitvoert, beantwoorden voortreffelijk aan de mogelijkheden en de eigenheid van deze materialen. Er is tussen stof, zin- en vormgeving een optimale eenheid ontstaan. Uit deze eenheid groeit de diversiteit, maar zij ontspringt, bij nader inzien, aan een ader die in feite naar klassieke imperatieven luistert. Want hoe ekspressionistisch de gebaren, de flarden van lichamen en ledematen, de richting van houdingen ook mogen weghaken naar ergens een raakpunt, toch lijkt Vandereycken vast te houden aan de monumentale vormen en de van binnen uit gedikteerde beheersing van de klassieke schoonheid. Maat is dus de regel bij alle uitwegen en eksperimenten. Bezonkenheid, bezinning, meditatie, rust en stilte de richtingaanwijzers. Een kunstenaar die uit de bewogenheid van zijn vormgeving, uit de onstuimigheid van zijn ekspressie uiteindelijk rust en meditatie bij zijn beschouwers kan wekken, is groot en eenmalig.
Klassieke scholing en ekspressie komen nog duidelijker naar voren in de schilderijen en tekeningen van deze kunstenaar. Hij werkte een tijdlang bij de Italiaanse beeldhouwer Marcello
Robert Vandereycken: ‘Twee figuren’ (brons).
Mascherini (1906); als schilder en tekenaar was hij bij Paul Delvaux (1897) in de leer. Hoewel de invloed van deze laatste duidelijker sporen heeft nagelaten, heeft Vandereycken toch vrij vlug een eigen instelling tegenover de schilderkunst gevonden. Hij ging namelijk de weg van het fantastische niet op; het zalvende purper en het giftige groen zijn hem vreemd. Maar ook in zijn schilderijen houdt hij van monumentaliteit. Grote figuren zoeken en vinden hun plaats in het vlak; ze bouwen het uit tot een nieuwe werkelijkheid en het zijn ook vooral mensen die deze realiteit stofferen. Grote lichamen met klassieke koppen, Griekse profielen, sfeervolle naakten, een enkel landschap, af en toe een kompositie met vooral klassieke rekwisieten: een stiereschedel, een duif, een muziekinstrument, een klown, een bloem. Op de vormgeving na een bijna renaissancistische kunstwereld, die